Dansende knietjes en lachende snoetjes, maar ook veel natte pampers, onbedaarlijk gehuil en uitgeputte begeleidsters. Onze reporter verbleef een week in een Brusselse crèche en zag hoe een erg mooi beroep alsmaar meer bedreigd wordt door een gebrek aan respect en investeringen. “Tot mijn zestigste hou ik dit niet vol.”
| Het werk in de crèche bestaat niet alleen uit eten geven en met de kinderen spelen. Van de begeleidsters wordt ook verwacht dat ze de taal, de verstandelijke, zintuiglijke, motorische, sociale en emotionele ontwikkeling stimuleren. 'Maar het aantal personeelsleden groeit niet mee.”
Kaka.” Maandagochtend, het is nog geen acht uur en begeleidster Binta Bah (43) van crèche De Ketjes – op een steenworp van shoppingcenter City 2 in Brussel-Stad – ruikt even aan een pamper. Bah staat samen met haar collega's een aantal uurtjes in voor een zestiental baby'tjes van maximaal achttien maanden oud. Daarna moet ze naar school voor haar opleiding.
“Van de vijf collega's die voor deze groep staan, hebben slechts twee het diploma al,” zegt Catherine Declerck (43), die al twintig jaar als kinderverzorgster werkt voor De Ketjes. “Dat leidt ertoe dat drie van ons regelmatig weg zijn om les te volgen,” vertelt ze, terwijl ze achtereenvolgens kleine Alexander en Margot soep geeft en tegelijkertijd Ada rechtop houdt in haar stoeltje. “Dat maakt dat we op het einde van de dag – en zeker tegen het einde van de week – erg moe zijn.”
Dat de begeleidsters 's avonds als een blok in slaap vallen, hoeft niet te verbazen. De vele kindjes kruipen zonder ophouden van de ene hoek in het lokaal naar de andere – op zoek naar avontuur. Terwijl de ene begeleidster pampers staat te verversen, de andere snot aan het wegvegen is en nog een andere een ouder ontvangt, probeert Amadou de speelhoek te beklimmen. “Je moet ogen op je rug hebben,” zegt Sarah Tielemans (19), die sinds augustus voor De Ketjes werkt. “Ik ben zo moe dat ik 's avonds ruzie maak met mijn vriend. Vroeger had ik energie om een serie te bekijken, nu val ik meteen in slaap.”
Een van de redenen voor de vermoeidheid is de hoge begeleider-kindratio in de kinderopvang. Vandaag mag in ons land één kinderbegeleider voor acht of negen baby's en peuters tegelijk zorgen. Het is een van de slechtste scores van heel Europa. In Frankrijk, Polen, Zweden en Denemarken is de ratio één per vijf kinderen, in Griekenland en Finland één op vier en in Groot-Brittannië één op drie. De Ketjes heeft een erkenning voor 83 voltijdse kindjes, maar omdat er ook een aantal deeltijds komen, zijn er altijd tussen de 100 en 120 ingeschreven. Ze worden verdeeld over een zestal groepen.
“Wij zijn er nochtans jaren in geslaagd om een ratio van ongeveer een begeleider per vijf kinderen aan te houden,” vertelt Britt Stuckens (58), pedagogisch leidinggevende bij De Ketjes. We spreken haar telefonisch, want Stuckens werd geveld door corona. “Wij konden ons team doorgaans aanvullen met bijvoorbeeld mensen die in opleiding zijn of via Actiris een geco-statuut hebben. Maar sinds dit voorjaar verwatert dat sterk en zitten we rond één op negen. Volgende week wordt bijvoorbeeld een ramp. Een van onze begeleidsters moet in allerijl naar Pakistan omdat haar moeder zwaar ziek is. Twee andere begeleidsters zijn zwanger. We kregen te horen dat drie andere verzorgsters niet meer terugkeren na hun zwangerschapsverlof. Nog iemand anders vertrekt naar Duitsland om een winkel te openen omdat haar lichaam het niet meer aankan.”De situatie zal Stuckens op het eind van de week tot een moeilijke beslissing dwingen: maandag gaat één groep dicht, voor minstens één dag. De ouders moeten in allerijl op zoek naar een oplossing.
"Sinds januari had ik al zes verschillende collega's"
Het is dinsdagmiddag en begeleidster Kelly Therese (32) start het middagritueel op voor de zeventien peutertjes in haar groep. Ze gaat meermaals door de knieën om de lage bankjes en stoeltjes klaar te zetten. De kindjes die niet meteen zelf komen – onder wie twee ketjes met het syndroom van Down – draagt ze naar tafel.
Het beroep van kinderverzorger is niet enkel mentaal, maar ook fysiek zwaar. “Ik stond voordien in het onderwijs, in de naschoolse opvang. In de crèche werk ik nog maar sinds maart, maar ik voel het nu al in mijn rug. Mijn collega is nog maar 21 en moet nu al naar de chiropractor,” vertelt ze.
Na de middag worden de kindjes naar hun dutje begeleid. Fatoumata Diallo (38) leidt alles in goede banen. “Zelf werk ik hier al twaalf jaar, maar ik merk dat het werk sinds kort intensiever is geworden. Soms hebben we 22 peutertjes en vallen er collega's ziek. Dan wordt het zoeken. Ik doe mijn beroep echt graag, maar ik zie me hier hoogstens tot mijn vijfenveertigste werken. Het is immers te zwaar, mijn rugpijn is al een hele poos geleden begonnen.”
Na een halfuurtje liggen alle kindjes in bed, maar niet iedereen denkt een dutje nodig te hebben. Sommige peutertjes blijven wriemelen en geluidjes voortbrengen. Diallo houdt de wacht aan de deur met een zaklamp. “Je weet nooit wat er kan gebeuren. Ooit heeft er een kindje epilepsie in zijn slaap gekregen. Gelukkig hadden we dat gezien.”
“Sinds januari vorig jaar heb ik al zes verschillende collega's gehad. Dat is niet eenvoudig, want ik moet hen telkens opnieuw opleiden. Ik probeer zoveel mogelijk stagiaires aan te nemen in de hoop dat ze blijven. Maar van alle stagiaires van vorig jaar, is niemand gebleven. Ze vonden het allemaal te zwaar en kozen ervoor verder te studeren. Het negatieve beeld over de crèches leidt er ook toe dat minder mensen willen solliciteren of stage lopen.”
"Na mijn burn-out werkte ik een tijd met oordopjes in"
Woensdag, 12 uur. Alle peutertjes van de groep van Fatoumata Diallo zitten keurig aan tafel. Diallo helpt een van de kindjes met het syndroom van Down bij het eten – het meisje zit voor het eerst op een normaal stoeltje en doet het goed. Andere kindjes krijgen washandjes om hun mondje te poetsen. Bij een drietal peutertjes belandt het washandje al gauw óp hun hoofd. Bij een jongetje verdwijnt het washandje in de mond: “Kijk, een pannenkoek.”
“Ik kan vrij goed om met lawaai,” zegt Dudu Tasarcan (48), terwijl ze een verdieping hoger een baby'tje wiegt dat onbedaarlijk huilt. Het duurt amper een paar seconden vooraleer drie andere baby'tjes ook beginnen te schreeuwen alsof hun leven ervan afhangt. De begeleidsters weten niet waar eerst getroost. Een aantal baby'tjes wordt in een wiegstoel voor een spiegel geplaatst. “Het is alsof ik een muurtje rond me bouw wanneer het lawaai begint. Ik ben daar heel geduldig in.”
Er wordt een liedje van K3 opgezet om enkele kindjes te entertainen. Kleine Bob voelt de danskriebels opkomen. Meteen ontpopt het hoekje rond de cd-speler zich tot een mini-discotheek. “Als ik nog leef – want je weet nooit met corona – zie ik het mezelf nog een aantal jaren doen,” vertelt ze, terwijl ze vervolgens twee baby'tjes simultaan te eten geeft. “Maar niet tot mijn zestigste. Dan moet ik eten geven vanuit mijn rolstoel. Je zou me nogal zien bibberen. Ik begrijp niet dat ze dit nog niet tot een zwaar beroep hebben uitgeroepen.”
Niet iedereen blijft het lawaai even goed verdragen. Griet Viaene (47) werkt sinds 2004 voor De Ketjes, maar houdt zich sinds januari hoofdzakelijk met administratie bezig. “Ik kreeg veel rugproblemen, maar ook een burn-out,” vertelt ze wanneer we haar ontmoeten aan het onthaal. “Ik ben drie maanden thuis geweest, heb vervolgens drie jaar halftijds gewerkt. In die periode gebruikte ik oordopjes om het geluid te dempen. Vandaag spring ik nog binnen wanneer mijn hulp nodig is, maar voltijds zou ik het niet meer kunnen.”
"Goed personeel vinden, daar lig ik wakker van"
“Wat doet de leeuw? Grrrrrr.” Het is woensdagavond en Rama Diallo (33) vindt eindelijk wat tijd om de kindjes wat dierengeluiden aan te leren. Drie kindjes kijken Diallo gebiologeerd aan. Twee andere vinden het ballenbad leuker. “Ik werk hier al elf jaar, maar de werkkwaliteit is gedaald. Meer kindjes en minder personeel: dat maakt dat we vooral bezig zijn met luiers verversen en eten geven. Veel meer kunnen we niet. Ouders denken soms dat wij niets willen doen met de kinderen, maar beseffen niet dat we met te weinig zijn.”
“We moeten ook veel aandacht besteden aan de ontwikkeling van de kindjes,” zegt Griet Viaene. Van de begeleidsters wordt verwacht dat ze niet enkel de taal, maar ook de verstandelijke, zintuiglijke, motorische, sociale en emotionele ontwikkeling stimuleren. “Het pedagogische is erbij gekomen en er wordt meer van ons verwacht. Maar het aantal personeelsleden groeit niet mee.”
Dat merkt ook Catherine Declerck van de babygroep op de eerste verdieping. “Ik hoop dat we meer jonge mensen kunnen aantrekken om bijvoorbeeld ook aan de fijne motoriek van de kindjes te werken.” Ze toont hoe ze met kastanjes en lege rolletjes keukenpapier oefeningetjes doet. “Maar dit kunnen we enkel wanneer het rustig is. Dat is nog zelden. Het wordt eerder stilaan bandwerk.”
Personeel is een heikel punt, zegt ook Ann De Moor (59), directrice van De Ketjes. Ook zij herstelt thuis van corona en is pas sinds december terug van een burn-out. “Goed opgeleid personeel vinden, is iets wat me 's nachts wakker houdt. “Als iemand me vorig jaar had gezegd dat ik met jobstudenten zou moeten werken, zou ik zeggen: je ijlt. Wij hebben op dit moment zes openstaande vacatures. Maar voor veel mensen uit Vlaanderen is Brussel de 'verboden city'. Bovendien moet de opleiding misschien herdacht worden, zeker nu het pedagogische zo belangrijk is. Kinderverzorging valt nu onder het beroepsonderwijs. Veel van die mensen doen het heel goed, maar komen met een erg laag zelfbeeld naar hier. Het vergt tijd en energie om hen de nodige duimpjes en pluimpjes te geven.”
“Mensen lijken maar niet te beseffen hoe belangrijk dit werk is,” zegt Griet Viaene. “Als de crèches sluiten, ligt de economie plat. Dat willen we uiteraard niet, want we voelen ons verantwoordelijk. De ouders staan al achter ons, maar de bazen moeten nog volgen.”
"Ouders die hun dankbaarheid tonen, dat doet veel"
Tussen 16 en 18 uur komen de meeste ouders hun kindjes ophalen. Een ouder heeft cadeautjes mee voor Rama Diallo en haar collega's. “Omdat het Dag van de Kinderverzorger is en omdat ik weet dat jullie het niet altijd makkelijk hebben met mijn kindje,” horen we de moeder zeggen. “Dat doet echt deugd,” zegt Rama Diallo achteraf. “Het respect voor ons beroep is gedaald. Ze hoeven ons geen cadeautjes te geven, maar het doet veel als ze hun dankbaarheid tonen.”
Op donderdagvoormiddag horen we Niru Kunwar (21) hetzelfde zeggen. Kunwar is bezig met het uitscheppen van de yoghurtjes. “Veel mensen denken dat het enkel gaat om pampers verversen. Ik zeg het niet graag, maar zelfs mijn ouders denken zo. In mijn cultuur – de Nepalese – bestaan geen crèches. Ze begrijpen niet goed waarom ik dit doe. Maar ik wist al van op school dat ik met kindjes wou werken. Ze geven zoveel liefde. We missen ze echt als ze de groep verlaten.”
“Er moet meer respect komen,” vindt ook directrice Ann De Moor. “We zeggen allemaal dat die eerste duizend dagen voor een kind zo belangrijk zijn: dan moet de overheid maar kijken waar ze kan besparen en moet ze vervolgens investeren in minder werkdruk, en een betere opleiding, verloning en pensioenregeling. Niemand houdt dit tot zijn 67ste vol. Er moet erkend worden dat dit een mooi beroep is en dat wij uiterst belangrijk zijn voor de maatschappij.”
In de babygroep op de eerste verdieping ligt Catherine Declerck intussen op de speelmat, bedolven onder de kindjes die haar liefdevol aankijken. Ze hebben net gegeten en zingen een slaapliedje om het middagdutje aan te kondigen. Dan zal het hopelijk eventjes stiller zijn. Voor een uurtje of twee.
Lees meer over: Brussel-Stad , Onderwijs , Gezondheid , crèche , kinderdagverblijf , De Ketjes , zwaar beroep , kinderen , peuters
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.