Analyse

Franstalig onderwijs staat in Brussel voor grote hervormingen

Stefanie Nijs
© BRUZZ
31/01/2019

| Marie-Martine Schyns (CDH), minister van leerplichtonderwijs en sociale promotie in de Franse Gemeenschap, wil de grote hervorming tegen 2027 achter de rug hebben.

Het Franstalig onderwijs heeft een kwalijke reputatie. Massaal veel zittenblijvers, burn-outs en aftandse infrastructuur zijn dagelijkse realiteit, zeker in Brussel. Maar het besef dat het anders moet, is er. Met het ‘Pacte d’Excellence’ staat een grote hervorming op stapel. “Als we niet opletten steekt het Franstalig onderwijs ons nog voorbij.”

De laatste PISA-cijfers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) liegen er niet om. Franstalige vijftienjarigen scoren voor wiskunde, wetenschappen en op leesvaardigheid systematisch onder het OESO-gemiddelde. De Vlaamse leerlingen steken boven het gemiddelde uit, maar de prestaties gaan de laatste jaren achteruit.

Nog een cijfer dat een vergelijking toelaat: in Vlaanderen behaalt 47 procent een diploma hoger onderwijs, in Franstalig België is dat maar 38 procent. Wie de Franstalige kranten erop naslaat, leest bovendien geregeld een cri de coeur uit het veld, van directeurs die de planlast moe zijn of leraren die in afbladderende gebouwen moeten werken.

Bezoek van Marie-Martine Schyns, Minister van het Franstalig Onderwijs,  aan een school in Koekelberg

| Marie-Martine Schyns, minister van leerplichtonderwijs in de Franse Gemeenschap.

Toch past hier enige nuance. Eerst en vooral krijgen de Franstalige scholen een moeilijker publiek over de vloer. “Een kwart van de leerlingen in de Franse Gemeenschap heeft een andere thuistaal. In het Vlaamse onderwijs is dat maar 12 procent,” zegt professor Onderwijskunde Dominique Lafontaine (ULiège). In Brussel spreekt Lafontaine zelfs van een gettoïsation in bepaalde scholen, met grote uitdagingen als gevolg.

“Scheer de Franstalige scholen echter niet allemaal over dezelfde kam,” waarschuwt onderwijssocioloog Dirk Jacobs (ULB). “Er zijn zeer goede scholen, ook waar veel kansarme leerlingen zitten. Bovendien is de kloof tussen kansarme en kansrijke leerlingen vergelijkbaar met het Nederlandstalig onderwijs. De Franse Gemeenschap slaagt er zelfs net iets beter in om die kloof te dichten. Het cliché van ‘het slechte Franstalige onderwijs’ is gewoon niet waar. Niet overal zijn de problemen even groot.”

"Het cliché van 'het slechte Franstalige onderwijs' is gewoon niet waar"

Dirk Jacobs, onderwijssocioloog ULB

Dat de problemen gelijklopen, beaamt de vzw Teach for Belgium. De organisatie leidt zij-instromers op tot leerkrachten in beide onderwijsgemeenschappen, onder meer in Brussel. “Binnen een grootstedelijke context zijn de verschillen helemaal niet zo groot,” zegt woordvoerder Tineke Thielman. “In beide gemeenschappen is het schrijnend hoeveel achterstand kansarme leerlingen oplopen. In beide gemeenschappen is er een groot tekort aan leraren en geeft een derde van de jonge leerkrachten er al na twee jaar de brui aan, onder meer door gebrek aan coaching.”

Vlamingen moeten dus niet te hoog van de toren blazen. Dat gezegd zijnde: er zijn wel degelijk een aantal problemen die prangender zijn aan Franstalige kant. Het zittenblijven, bijvoorbeeld. “In 2016 was 68 procent van de zeventienjarigen in Franstalige scholen in Brussel minstens één keer blijven zitten. Dat is dubbel zoveel als bij de Vlamingen en zelfs een wereldrecord,” zegt Dirk Jacobs.

“Onderzoek toont nochtans aan dat het geen positief effect heeft op de prestaties van leerlingen. En de kosten zijn enorm. Omdat leerlingen langer in het onderwijs blijven, zijn de klassen groter en zijn er meer leerkrachten nodig. Minder zittenblijven zou de Franse Gemeenschap zo’n 420 miljoen euro kunnen besparen.”

Digitalisering is nog zo’n euvel en dat valt ook leerkracht Marie De Wit op. Via Teach for Belgium geeft ze Nederlands in een Franstalige school in Schaarbeek, na eerdere les­opdrachten in het Gentse. “Omdat er niet overal internet is, zijn bepaalde werkvormen onmogelijk. Interactieve borden zijn in Vlaanderen wijdverspreid, maar hier staat dat nog in de kinderschoenen. Hetzelfde voor het digitale agenda­systeem Smartschool. Nochtans is de financiering voor beide gemeenschappen vrijwel gelijk.”

"Er is te weinig discipline. Ik kwam vroeger altijd te laat, niemand die er wat over zei"

Sabir Serroukh, leerling tweedekansonderwijs

Huzarenstukje

Na decennia van kritiek is de Franstalige politiek nu in actie geschoten. Al sinds 2012 wordt een copernicaanse onderwijshervorming op poten gezet, het zogeheten Pacte d’Excellence. “Er is een heel diepgaande en eerlijke analyse geweest van de problemen in het onderwijs,” vertelt Jacobs. “Met vrijwel alle spelers uit het veld: lerarenvakbonden, academici, onderwijsnetten enzovoort. Het resultaat is een ambitieus hervormingsplan waar alle partners zich achter scharen, een huzarenstukje.”

Een van de belangrijkste punten van het Pact is de tronc commun, waarbij de keuze tussen algemene of beroeps-technische richtingen wordt uitgesteld tot 15 jaar. Een plan dat in Vlaanderen ook op tafel kwam en er vervolgens weer werd afgeveegd. In de Scandinavische en Angelsaksische landen bestaat het al. In zo’n systeem worden leerlingen breed gevormd, met zowel theoretische als praktische vakken. Bedoeling is dat ze daarna bewuster kunnen kiezen voor een algemene of technische studierichting. Nu is ook in Franstalig België het technisch en beroepsonderwijs vaak tweede keuze.

Daarmee kiest Franstalig België voor de weg vooruit, meent Jacobs. “Werkgeversorganisaties schreeuwen om technisch personeel. De geplande herwaardering van beroeps- en technisch onderwijs kan daar een antwoord op zijn. Als we niet opletten, steekt het Franstalig onderwijs het Vlaamse nog voorbij.”

Met het nieuwe systeem wil het Pacte d’Excellence ook het zittenblijven aanpakken. “Bedoeling is om sneller bij te springen wanneer een leerling het moeilijk heeft, in plaats van op het einde van het jaar te beslissen hem niet te laten overgaan of naar het technisch onderwijs door te verwijzen. In verschillende andere landen, zoals Finland, geeft dat goede resultaten,” zegt Lafontaine.

“Als we het zittenblijven al konden halveren, zou dat zes procent van het totale onderwijs­budget uitsparen, geld dat we dan beter kunnen investeren in nieuwe gebouwen of digitalisering,” aldus Lafontaine.

Onderwijs in Brussel

Nog een nieuwigheid: scholen zullen zichzelf moeten analyseren en pijnpunten identificeren, om er daarna concrete doelen tegenover te stellen. Bijvoorbeeld minder zittenblijvers, meer samenwerking tussen leerkrachten of een aan­genamer schoolklimaat. Een soort contract, waarop ze dan later geëvalueerd kunnen worden. Jacobs vindt dat een goede zaak, maar niet iedereen is even positief. “Dat dat een positief effect heeft, is nog niet aangetoond,” zegt Lafontaine. “Maar het past in de tijdsgeest van transparant overheidsmanagement.”

Ook de leerkrachten staan sceptisch tegenover die ‘schoolcontracten’. “Ze geven ons nog meer administratief werk, terwijl we er nu al onder gebukt gaan. Om vervolgens weer beoordeeld te worden door een wereldvreemde inspecteur die geen idee heeft van onze dagelijkse realiteit,” zegt Anthony Debrabanter, leerkracht in het vijfde leerjaar in Elsene. Een lerares uit een secun­daire school in Sint-Joost-ten-Node deelt die argwaan. “Zittenblijven tegengaan klinkt allemaal heel mooi, maar hoe gaan we die extra remediëring aanpakken? We krijgen erg weinig informatie daarover. Niemand van mijn collega’s heeft een idee wat er staat te gebeuren.”

‘Geef ons vertrouwen’

En de leerlingen? Die hebben heus wel door wat er misloopt. “Voor de les informatica zitten we met vier aan één computer. In deze tijden kan dat toch niet meer?” zegt een laatstejaarsleerling in het Athénée Charles Janssens in Elsene. Ook aan het hele watervalsysteem moet dringend iets veranderen, vindt ze. “Leerkrachten gaan daar op heel verschillende manieren mee om. Sommigen zijn erg gemotiveerd en doen er alles aan om je voort te helpen. Anderen laten je ploeteren, om je vervolgens je jaar te laten overdoen of naar een technische richting te sturen.”

Sabir Serroukh (19) is zo’n jongere die door zittenblijven en het watervalsysteem ontmoedigd raakte. “Ik ben twee keer blijven zitten, eerst in het tweede leerjaar. Ik was nochtans op alles geslaagd, weliswaar niet met topscores. Maar ze hadden mij perfect kunnen laten overgaan, met de boodschap om extra moeite te doen.”

Bezoek van Marie-Martine Schyns, Minister van het Franstalig Onderwijs,  aan een school in Koekelberg

| Bezoek van Marie-Martine Schyns (CDH), minister van leerplichtonderwijs en sociale promotie in de Franse Gemeenschap, aan een school in Koekelberg.

In het middelbaar moest Serroukh nog eens blijven zitten. Na een reeks schoolveranderingen belandde hij, tegen zijn wil, in het beroepsonderwijs. “Ik ben gestopt met school. Ik zat in mijn zevende jaar Bedrijfsbeheer, maar de klas was te luidruchtig. Ik kon er gewoon geen les volgen. Nu volg ik lessen in het tweedekansonderwijs en hoop ik op die manier mijn diploma te halen.”

Er moet iets aan de lesmethodes veranderen, vindt Serroukh. “Er is te weinig discipline. Ik kwam vroeger altijd te laat, niemand die er wat van zei. En wat is het nut van aldoor ‘Silence’ te schreeuwen naar de leerlingen? Praat met hen, creëer vertrouwen. We spenderen zoveel tijd op school. Help ons om onze identiteit op te bouwen, te ontdekken wie we zijn. Zeker jongeren uit moeilijke wijken kunnen het zelden ergens anders.”

Hoever staat het Pacte d’Excellence?

Marie-Martine Schyns (links, CDH), Minister van het Franstalig Onderwijs

| Marie-Martine Schyns (CDH), Minister van Leerplichtonderwijs en sociale promotie in de Franse Gemeenschap (links, naast Rudy Demotte, minister-president van de Franse Gemeenschapsregering.)

De grote hervormingen werden eind 2014 afgetrapt onder toenmalig minister van Onderwijs Joëlle Milquet (CDH), en lopen nu verder onder Marie-­Martine Schyns (CDH). De eerste stappen van het Pacte d’Excellence zijn al gezet. Zo zijn er in het kleuteronderwijs duizend extra leerkrachten en zorgverleners aangeworven.

Andere veranderingen moeten nog gestemd worden. Het gemeenschapsonderwijs moet onafhankelijk worden van het ministerie, zoals in Vlaanderen al het geval is. Met name de MR is het niet eens met de manier waarop die autonomisering doorgevoerd wordt.

De tronc commun, die de studiekeuze uitstelt tot 15 jaar, is wel al goedgekeurd. “Die nieuwe indeling wordt geleidelijk aan ingezet vanaf 2020, te beginnen bij de kinderen tussen 5 en 8 jaar. Hoe verder die generatie opschuift, hoe verder we de tronc commun zullen uitbouwen. Tegen 2027 moet die hervorming rond zijn,” klinkt het op het kabinet-Schyns.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel , Onderwijs , excellentiepact , Franstalig onderwijs , Marie-Martine Schyns

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni