Onder de duizenden Oekraïense vluchtelingen bevinden zich ook veel kinderen, die sinds vorige week druppelsgewijs de weg vinden naar de schoolbanken. In de veelgeplaagde Brusselse scholen mag dat dan extra druk veroorzaken, het Nederlandstalige onderwijs weet ook hoe je met anderstalige nieuwkomers omgaat. En de hulpvaardigheid, die is groot. “De kinderen vechten bijna om de nieuwkomers te mogen helpen.”
| Artem (7) vond de zwemles het leukst: “Of ik al vrienden heb? Jazeker: Walid.” Hij en zijn broer Bogdan (10) krijgen hulp van de Oekraïense Olha. Zij is leerkracht en vertaalt waar nodig.
De schoolpoort van de Comenius basisschool in Koekelberg, 8.30 uur. Op het trottoir wachten de broers Alexander (8) en Nikola (6) samen met hun moeder en grootmoeder op het begin van hun tweede schooldag in België. Die begint enkele minuten later, wanneer juf Alisson met een brede glimlach de poort opent en de broers begroet met een klinkende high five. De ogen van de twee jongens lichten op.
Op naar de klas, waar de jongens zonder poespas afscheid nemen van moeder en grootmoeder. De schooldag begint er met een 'zachte landing'. De 24 kinderen kunnen eerst wat tekenen of bouwen en straks volgt nog een verhaaltje, voor het schoolse werk begint. De broers – zelfde haarsnit, zelfde schoenen, zelfde hemdstijl – tekenen alle twee een huis van een verdieping of vijf. Of het hun huis is, vraagt de juf met behulp van een sprekende vertaalapp. Schuchtere knikjes.
“Het belangrijkste is nu dat ze zich welkom en op hun gemak voelen, anders komt het toch niet tot leren,” zegt Alisson. “Dat is ook de reden waarom we de broers bij elkaar houden in het eerste leerjaar.”
“Een positieve houding tegenover de thuistaal is belangrijk”
Toch wordt er vanaf dag één ook al kennis opgedaan. Zo hing de juf veertig Nederlandse basiswoorden met bijhorende illustraties op de klasdeur. Dat gebeurde volgens de go4ty-methode die het gemeenschapsonderwijs GO! ontwikkelde voor anderstalige instappers. “Als ik bijvoorbeeld naar 'mama' en 'huis' wijs, weten ze dat het tijd is om met hun moeder naar huis te gaan.”
Terwijl de andere leerlingen in kleine groepjes speloefeningen doen, gaan de nieuwkomers aan de slag met een 'sprekende muur'. Wie op een illustratie met een bijhorende uitdrukking of woord drukt, krijgt meteen ook de gesproken versie te horen. Twee medeleerlingen zijn er ondertussen komen bijzitten en doen ook een duit in het zakje. Dat gaat zo: als Alexander op de uitdrukking 'Ik wil niet' drukt (geïllustreerd door een STOP-bord), weerklinkt niet enkel de uitdrukking, maar geeft klasgenoot Cyril ook een theatrale versie ten beste van een kind dat ergens ab-so-luut niet moet van weten. Lachende gezichten bij de Oekraïners.
“De kinderen hebben hen met open armen ontvangen,” vertelt Alisson. “Al was het op de eerste dag gisteren misschien wel wat veel, toen leek het wel een dierentuin.”
Warm onthaal
Als het gisteren een dierentuin was, zijn we vandaag in het circus, waarbij Alisson en haar collega-zorgleerkracht zoveel mogelijk borden tegelijk in de lucht houden: de broers krijgen regelmatig individuele aandacht, maar ook de andere groepjes vragen om begeleiding. “Ons werk is plots nog een stuk pittiger geworden,” geeft Alisson toe. “Deze klas heeft al verschillende kinderen met extra zorgnoden en nu gaat een deel van die zorguren naar de nieuwkomers.” De zorgjuf is er ondertussen komen bijstaan. “We zouden echt meer ondersteuning kunnen gebruiken, kan dat ook in het artikel?”
Terwijl we door het lokaal lopen, merken we dat de klas amper kinderen met moedertaal Nederlands telt. De kleine groepjes die zelfstandig werken, spreken daardoor vaak Frans. Een extra obstakel voor een Oekraïense nieuwkomer, geeft Alisson toe. “Maar we konden het ook niet over ons hart krijgen om ze daarom te weigeren.”
Alexander en Nikola zijn maar twee van de vele Oekraïense kinderen die deze dagen en weken in het Brusselse onderwijs instromen. Maar hoe doe je dat, een plotse golf aan kinderen opvangen die de schooltaal niet machtig zijn en dan nog eens uit een oorlogsgebied komen?
Dat een warm onthaal op de eerste plaats komt, daarover zijn zowat alle deskundigen die we spreken het eens. “Het kan daarbij helpen om de strakke grens te laten vervagen tussen de wereld binnen en buiten de school,” zegt Esli Struys, die zich aan de VUB toelegt op meertalig onderwijs en lessen Nederlands voor anderstaligen. “Laat ouders of familie bijvoorbeeld meegaan in de klas, gebruik ze als tolk, zeker de eerste dagen. Als jonge kinderen vertrouwen voelen tussen de ouder en de leerkrachten, is dat veel waard.”
Dat warme welkom betekent best ook dat het Oekraïens een plaats krijgt in de klas, vindt Struys. “Een positieve houding tegenover de thuistaal is belangrijk. Je kan de taal bijvoorbeeld toelaten tijdens de voorbereiding van opdrachten, je kan de nieuwkomers ook een korte les Oekraïens laten voorbereiden voor de andere leerlingen. Dat betekent niet dat je de taal de hele tijd gebruikt. Maar je vermijdt wel best dat de kinderen hun identiteit moeten afleggen als ze de schoolpoort binnenstappen. En taal maakt deel uit van die identiteit.”
In theorie kan je je ook afvragen of de nieuwkomers nu wel Nederlands moeten leren. “Voor een korte periode zou onderwijs in het Oekraïens of Engels misschien nuttiger zijn,” denkt Struys. Die bedenking stoot echter op minstens twee obstakels, beseft de professor: hoelang de kinderen hier naar school zullen gaan, is vandaag helemaal niet duidelijk. En het aanbod aan lessen in het Oekraïens of Engels is vandaag beperkt in Nederlandstalige scholen. “De Franse Gemeenschap heeft bijvoorbeeld een beter uitgebouwd netwerk van immersiescholen, vaak voor Nederlands, maar ook het Engels.”
Buddy
De lagere school van het Sint-Jan Berchmanscollege, 10 uur. De zevenjarige Artem is ijverig wiskunde-oefeningen aan het verbeteren als we het eerste leerjaar binnenstappen. Een leeftijdsgenootje komt regelmatig kijken of de nieuwkomer – die vandaag een traditioneel Oekraïens hemd aantrok – het goed stelt. “Dat is Walid, die zich de eerste dag spontaan als buddy heeft aangeboden,” legt juf Elissa uit.
Voor Artem en zijn broer Bogdan (10) is het de vierde dag op een Belgische school. Samen met hun moeder verblijven ze bij een tante, die ook twee kinderen op de school heeft, waardoor de kinderen meteen op verschillende brugfiguren kunnen terugvallen. Hun vader is van beroep politieman en werd zoals al veel collega's in het Oekraïense leger ingelijfd.
Aan gebrek aan belangstelling voor Artems taal is hier alvast geen gebrek. “Hij leert de klas elke dag een nieuw woordje Oekraïens en zij hem dan een nieuw woord Nederlands,” legt Elissa uit. “Dobre (goed) gebruiken de leerlingen nu al heel vaak.” Dankzij de vertaling van Olha, een Oekraïense leerkracht die al drie jaar in België verblijft, kunnen we hier ook even met Artem en Bogdan praten. “Het bevalt me super, Ik voel me hier welkom,” vertelt Bogdan met een overtuigende glimlach. “De speelplaats vind ik nog het leukst, die is ook veel groter dan in mijn school thuis.” De speelplaats, legt Olha uit, is dan ook de plaats waar ze gewoon voetbal kunnen spelen net als de andere kinderen, zonder taalbarrière.
Ook Artem blijkt het best naar zijn zin te hebben. “Het leukst vond ik de zwemles. Ik heb ook een wat gekke klas, die om een of andere reden Oekraïens probeert te leren. En of ik al vrienden heb? Jazeker: Walid!”
De tante en neefjes zijn niet de enige ankerpunten van de broers op school. Sint-Jan Berchmans zocht en vond een tussenpersoon in de figuur van Olha. “We verwachten nog veel meer Oekraïense kinderen en dan leek zo'n brugfiguur ons belangrijk,” legt directeur Hilde Gryseels uit. Olha komt een paar uur per dag naar de school om zowel de kinderen als de leerkrachten te begeleiden en te vertalen.
“Deze kinderen hebben nog geluk gehad, omdat ze vrij vroeg konden vluchten,” legt Olha uit, die ons begeleidt tijdens het bezoek. “Ze hebben geen oorlogsgeweld of vluchtelingendrama's gezien. Maar de scholen moeten beseffen dat er binnenkort ook kinderen komen met meer trauma's. Dan wordt het des te belangrijker dat de klas in de eerste plaats een plek is waar ze zich veilig voelen, waar ze vooral kind kunnen zijn en spelen.”
“Het is belangrijk om te weten wat de nieuwkomers al kunnen en hoe hun onderwijs in elkaar zit. Dan kan een school daarop inspelen”
Artem en Bogdan mogen dan geen wapengekletter meegemaakt hebben, helemaal gerust waren ze de eerste dag niet. “Bogdan vroeg me de eerste dag of er hier echt geen bommen waren,” vertelt pedagogisch directeur Celien Heyvaert. “Bleek dat er een gasexplosie was in de buurt, waar wij niet eens op gelet hadden. Op dag twee hadden we dan een onaangekondigd brandalarm gepland, maar dat hebben we de broers toch maar vooraf verteld.”
De rol van een persoon als Olha kan erg belangrijk zijn, vindt Laura Emery (VUB/UGent), die onderzoek doet naar de integratie van anderstalige nieuwkomers in het onderwijs. “Het is belangrijk om te weten wat de nieuwkomers al kunnen en hoe hun onderwijs in elkaar zit. Dan kan een school daarop inspelen.”
Dat de Oekraïense nieuwkomers in een klascontext terechtkomen waar met Nederlands en Frans (met veel leerlingen) meteen twee nieuwe talen opduiken, vindt Emery dan weer geen punt. “Kinderen zijn in staat om verschillende talen tegelijk te leren en Brusselse scholen hebben daar ook expertise rond. Het zal misschien wat langer duren en je zult ze ook wat zien mixen tussen de talen, maar erg is dat niet.”
In principe heeft het Nederlandstalige onderwijs een aparte aanpak voor nieuwkomers, in de vorm 'Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers' (OKAN). Vaak gebeurt dat in aparte klassen. Maar die zitten dikwijls eivol, waardoor de meeste Oekraïners vandaag wel naar het reguliere onderwijs moeten. “Misschien is dat ook helemaal niet zo slecht,” bedenkt Emery. “Een of twee jaar in zo'n aparte klas heeft niet altijd zo'n positief resultaat.”
Kettinkjes voor nieuwkomers
Het Imelda-instituut in Molenbeek. 12 uur. Daniela (10) heeft net een pracht van een tekening gemaakt en is nu overgestapt op schrijfoefeningen, geen sinecure voor een kind dat enkel het Cyrillische alfabet kent.
Net als in de vorige scholen die we bezochten, kampt ook Imelda met personeelstekort, een algemeen euvel in het Brusselse Nederlandstalige onderwijs. Toch werd er plaatsgemaakt voor Daniela en haar jongere broer. “We kunnen die mensen toch niet weigeren?” vraagt juf Tania van het vierde leerjaar.
Tania toont zich ook aangedaan door de reacties van de leerlingen én ouders. “De eerste dag hadden de kinderen spontaan kettinkjes en bordjes met zinnen in het Oekraïens voorbereid. Ze vechten bijna om de nieuwelingen te mogen helpen. En toen bleek dat het Oekraïense gezin hier met niets was aangekomen, stonden de ouders hier de volgende dag met zakken vol kleren en speelgoed, ook gezinnen die het thuis moeilijk hebben. Echt pakkend.”
Lees meer over: Brussel-Stad , Onderwijs , conflict oekraïne rusland , Sint-Jan Berchmanscollege , solidariteit , Imelda-instituut in Molenbeek , Comeniusschool , Oekraïne , Oekraïense vluchtelingen
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.