“Het FDF is terug van nooit weggeweest.” Dat zegt voorzitter François De Smet, naar aanleiding van het vernieuwde communautaire programma van Défi, zoals het FDF vandaag heet. In dat programma wordt de Nederlandstalige Brusselaar als vanouds als een hinderlijk element gezien in de Latijnse stad die Brussel behoort te zijn. Om daar korte metten mee te maken, wil Défi af van de gegarandeerde Nederlandstalige vertegenwoordiging in het Brussels parlement, wil het naar een minimum van één Nederlandstalige minister in plaats van twee, roert het zich tegen de Nederlandstalige schepenen en wil de partij het Frans als belangrijkste taal van het gewest herbevestigen, met een versoepeling van de taalwetgeving en bijhorende garanties voor Vlamingen daarbovenop.
In de Vlaamse Rand wil Défi net het omgekeerde. Daar moeten de inwoners zich per referendum kunnen uitspreken voor een aansluiting bij het Brussels Gewest, en moeten de Franstaligen zich in hun eigen taal in de gemeenteraad kunnen uitdrukken. Anders gezegd: in de Vlaamse Rand krijgen Franstaligen alle rechten, in het officieel tweetalige Brussel zijn rechten voor Nederlandstaligen overbodig.
De context van dit alles? Een zwalpend Défi, dat federaal amper nog twee Kamerleden overheeft, in Brussel van twaalf naar tien parlementsleden is gegaan, het in de meest recente peiling nóg iets minder goed doet en inhoudelijk op de sukkel is. Het links-liberale verhaal slaat immers niet echt aan en ook als behoeder van de seculiere staat wil het niet zo goed lukken, met begin deze maand nog een bocht rond onverdoofd slachten.
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.