Herman Mennekens: 'Lof der tweetaligheid (of waarom Coluche mijn vriend is)'

© Brussel Deze Week
07/12/2012
"Ik moet u iets bekennen," zegt Herman Mennekens. "Als ik mijn leefwereld tot maatstaf mag verheffen – een uiterst riskante oefening –, dan behoor ik tot een uitstervende soort. Een niche die al gauw van platte belgitude kan worden verdacht. Een subcultuur zonder opvolgers: de tweetalige, Nederlandstalige Brusselaars. U schrikt? Geef me dan even de tijd om het uit te leggen."

Mijn ouders waren flaminganten. Mijn ouders waren belgicisten. Het waren perfect tweetalige Brusselse Belgen, die op hun rechten als Vlamingen - ja, Vlamingen zoals Will Tura ze ooit bezong - in de hoofdstad stonden. En die even doorleefd het toneelwerk van Victor Hugo konden smaken als Herman Teirlincks oeuvre. Royalisten met de journal parlé op de RTBf als achtergrondgeluid.

Thuis keken we naar de BRT - mijn vader was ambtenaar van het Huis van Vertrouwen - en nadien 'zapten' we (het begrip was nog niet uitgevonden en de afstandsbediening, helaas, evenmin). We keken op RTL naar in het Frans gedubde Amerikaanse reeksen als Chips en The Love Boat, en naar policiers (gelukkig in de originele versie) met Alain Delon op het Franse Antenne 2. De gendarmes van Louis de Funès leerden me Saint-Tropez kennen, Belmondo de schoonheid van de Franse vrouw. Ik droomde toen al van de eeuwig mooie Emmanuelle Béart. Mijn eerste citytrip was naar Parijs, mijn rolmodellen uit de Franse cinema achterna.

Even intens genoot ik van uitstapjes naar Antwerpen en Amsterdam. Op zoek naar sporen van Willem Elsschot, van de Beeldenstormers en van Vincent van Gogh, het hoofd vol gewaagde deuntjes van Doe Maar.
Dat was mijn jeugd. Mijn opvoeding. Dat waren mijn ouders: zelfbewuste Brusselaars. Fijnbesnaarde liberalen die het niet zo konden vinden in het Davidsfonds-Vlaanderen van hun jeugd. Cultuurflaminganten, met een evidente belangstelling voor al wat zich afspeelde in Franstalig België en in Frankrijk.

Dankzij hen werd ik tweetalig. Taalkundig en, bovenal, cultureel. De hele comedy-rage die Vlaanderen vandaag bereikt, was er al meer dan twee (!) decennia geleden in Nederland en Frankrijk. En ik was van de partij. Urbanus, dat was in mijn ogen onze eerste komiek van eigen, Brabantse bodem. Maar ik was toen al veel langer in de ban van Les Inconnus en Raymond Devos.

De welpjes
Waarom vertel ik dit? Omdat ik iets vaststel. Als Brusselaar. Als tweetalige levensgenieter. Ik ben inmiddels namelijk vader. Van twee fantastische zonen, acht en elf jaar. Intelligent en nieuwsgierig. Kinderen van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Maar o zo plat eentalig. Unisono Nederlandstalig. 'Wij spreken Vlaams.' Geen Frans. Ondanks mijn tv-avonden met Les Bronzés. Ondanks onze lieve, Franstalige buren. Ondanks de Frans- en anderstalige vriendjes en klasgenootjes. Ondanks prille kinderliefdes. Zelfs l'amour is nu forever en niet langer pour toujours... Want Frans, dat is uit den boze, op de speelplaats, in de klas én buiten de schoolmuren.
Geen probleem? Inderdaad. De Frans- en anderstalige vriendjes schakelen wel vlot over op een vloeiend, neokosmopolitisch Ne­derlands. De regels zijn immers de regels: ten huize Mennekens spreekt men blijkbaar enkel Nederlands. Andere klanken, zeker Romaanse, zijn uit den boze...

Mijn lieve zonen: twee hardvochtige flaminganten...!? Geen taal, geen snoep op feestjes? Dat kan toch nooit de bedoeling geweest zijn van mijn, van hún Vlaamse voorvaderen? Van Jan Frans Willems of August Vermeylen? IJverden zij net niet voor een vorm van vrijheid van taalgebruik, waardoor ook het Nederlands de plaats kon verwerven die het als volwaardige moedertaal van miljoenen landgenoten verdiende? Zo is het mij toch bijgebracht. En zo wil ik als petit flamingant worden begrepen. Niet zoals mijn twee Vlaamse welpjes in huis.

Er is meer. Mijn kinderen kennen en kunnen amper Frans. Ondanks Franse les op school vanaf het eerste leerjaar. Ondanks een stevige meerderheid aan Frans- en anderstaligen op school. Ondanks aanmoedigingen van de Papa. Maar Frans spreken, dat is not done. Dat is fout. Dat is de taal die welhaast verboden wordt op school (waar heb ik dit nog gehoord?).

Tja. Daar heb ik het pas écht moeilijk mee. Omdat ik houd van de Franse taal en de Franstalige cultuur. Omdat grote delen van mijn (en dus ook van hun) familie Franstalig zijn (geworden). Omdat ik een Brusselaar ben. En een cultuurflamingant. Die gelooft in een (hoofd)stedelijke omgeving waar Frans- en Nederlandstaligen in vrijheid en gelijkheid samen het beste van hun stad en van hun leven kunnen maken. Pathetisch? Wellicht een beetje. Et pourquoi pas?

Maar hoe zit dat dan met mijn kinderen? Where did I go wrong? Waarom 'haten' ze Frans? Waarom lopen mijn knullen weg van Les Snuls? Een aanzet tot verklaring. En een oproep aan het beleid.

De imaginaire leefwereld van mijn kinderen is Engelstalig. Met andere woorden: alles behalve Franstalig. Nintendo, Wii, internet. Alles is Engels en het Engels is everywhere. We brengen avonden door (nu ja, veelal mijn echtgenote...) met het vertalen van Engelse instructies van eindeloze Nintendo-spelletjes. De avonturen van iconen als Pokémon en Mario Bros op alle mogelijke levels zijn ons overbekend. Thuis wordt er meegezongen met Justin Bieber en Hannah Montana. Het Engels blijkt 'hot' en heeft in de leefwereld van mijn kinderen een status die het Frans niet heeft. Engels, dat is de bevrijdende poort naar de wereld van Harry Potter en Toy Story. Hoe sneller je dat Engelstalige jargon doorgrondt en beheerst, hoe cooler je beleving en je status in de wereld van de schoolvriendjes.

Is dat 'erg'? Geenszins. Het Engels is nu eenmaal dé wereldtaal bij uitstek. Hoe jonger geleerd, hoe beter. Dat heb ik aan de tong mogen ervaren. Mijn Frans is vloeiend, mijn (later aangeleerde) Belgo-Engels is er eentje met camembert-haar op. Maar het Frans is nu eenmaal wel onze omgevingstaal. Le français is niet meer noodzakelijk de enige omgangstaal, maar toch nog steeds de meest aanwezige lingua franca van het merendeel van de Brusselaars, van welke origine ook.

Vandaar mijn envoi. Mijn bede aan bevoegde excellenties. Vriend Guy Vanhengel, minister Pascal Smet, zoek en vind een formule die onze Nederlandstalige kinderen perfect tweetalig maakt én die ertoe leidt dat ze vlekkeloos Engels leren. Laten we gaan voor het Frans als boeiende, tweede landstaal en het Engels als even onmisbare wereldtaal (en niet louter dat Anglo-technische subtaaltje uit spelletjes en ander vertier).

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een officieel tweetalige regio, met een belangrijke plaats voor het Engels. Moge het tweetalig blijven. En mogen onze kinderen dan ook tweetalig blijven. Om meertalig te worden.

Herman Mennekens is vader van de Jetse Nederlandstalige ketjes Niels en Noa, gewezen kabinetschef van Brussels minister Guy Vanhengel en oud-lid van het Brussels parlement (2009-2011)

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Jette , Opinie

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni