Immersieonderwijs, vloek of zegen?
Met de kennis van het Nederlands bij allochtone jongeren is het slecht gesteld. Maar dat is niet het enige: ook de kennis van vreemde talen bij de jongeren scheert geen hoge toppen meer. Jongeren spreken ronduit slecht Frans, terwijl de kennis van het Engels heel oppervlakkig is. En Duits wordt al helemaal niet meer gesproken.
Jongeren die het secundair onderwijs verlaten, beheersen vreemde talen onvoldoende en missen daardoor kansen op de arbeidsmarkt. Onze arbeidsmarkt internationaliseert sterk. Vlotte, meertalige boys & girls pikken de jobs in en om Antwerpen en Brussel in. Onze arbeidsmarkt segmenteert: terwijl de top hagelwit is, zijn de onderste lagen veelkleurig. Jongeren met een beperkte talenkennis - of het nu Nederlands, Frans of Engels is -, zien hun arbeidskansen ernstig verminderen.
De essentie is dus: hoe kunnen we het onderwijs zo organiseren dat leerlingen als ze de school verlaten, beter hun vreemde talen beheersen dan nu het geval is? Er wordt dan meestal naar projecten in Brussel en Wallonië verwezen. In Vlaanderen gaan steeds meer stemmen op om - net als in Brussel en Wallonië - immersieonderwijs te organiseren.
Elite
Zelf heb ik een tijdlang in Wallonië in het onderwijs gewerkt. Het immersieonderwijs komt daar stilaan tot wasdom. Vooral scholen langs de taalgrens organiseren immersieonderwijs in zowel het basis- als het secundair onderwijs. Meer en meer mensen zien in dat de kennis van de Nederlandse taal heel wat professionele kansen biedt.
Een deel van de vakken in het immersieonderwijs wordt in het Nederlands of het Engels gegeven. Het is goed om zo vroeg mogelijk een vreemde taal aan te leren. In het secundair wordt vervolgens een vervolgtraject aangeboden.
Toch zijn er enkele schaduwkanten. Van de leerlingen wordt verwacht dat ze het volledige curriculum in het Nederlands verwerven. Dit is uiteraard niet evident. Immersieonderwijs is daarom veelal weggelegd voor leerlingen die goed studeren, thuis tweetalig zijn en/of prima worden ondersteund. Immersieonderwijs is dus elitair en verdiept nog meer de kloof met sociaal zwakkeren of leerlingen die meer leerzorg nodig hebben. Op de school waar ik lesgaf - een BSO-, TSO- en ASO-school met meer dan 1.500 leerlingen -, leidt dit tot een select clubje van een jonge intellectuele elite, waar steevast mee wordt uitgepakt.
Daarnaast zijn er een aantal pedagogische mankementen. Hoewel ze goed begaafd zijn, vragen deze leerlingen veel meer leerzorg, ondersteuning en begeleiding om dezelfde leerstof in een andere taal te leren. Een stuk leerstof moet dan ook grondig worden vereenvoudigd om het voor anderstalige leerlingen toegankelijk te maken. Dat leidt uiteraard tot kwaliteitsverlies. Daardoor gaan belangrijke nuances verloren.
Bomen en bos
Ook het Brusselse Nederlandstalig onderwijs - waar ik nu actief ben - staat voor grote uitdagingen. De aanwas van nieuwe leerlingen is vooral te danken aan de allochtone demografische druk in de hoofdstad en de recente regularisatiegolf. Bij heel wat anderstaligen groeit het besef dat het Vlaamse onderwijs kwalitatief beter is en dat de kennis van het Nederlands voor een flinke verhoging van de kans op werk zorgt. Terecht. Maar de grote meerderheid van de anderstalige leerlingen kampt uiteraard met een grote achterstand.
In de school waar ik lesgeef, zijn er 95 procent allochtonen. Er is veel schoolse achterstand, en deze jongeren spreken geen enkele taal naar behoren. Thuis spreken ze een andere taal dan op straat (meestal Frans) en op school (Nederlands). Tel daarbij de achtergrondcriteria - zwakke sociaal-economische situatie, anderstalige ouders… - en het plaatje is compleet.
Maar er is niet alleen een ernstige taalbarrière. Doorgaans begrijpen de ouders niet ten volle hoe een school in elkaar zit en zien ze door de bomen het bos niet. De schoolcultuur staat soms haaks op de thuiscultuur. Dat maakt het bijzonder moeilijk om snel en vlot te functioneren in de prestatieomgeving van het onderwijs.
Door de grote instroom van anderstaligen wordt het draagvlak van heel wat scholen overschreden. Om kwaliteitsvol onderwijs te kunnen bieden, moet er volgens Pascal Smet een minimumaantal Nederlandstalige leerlingen aanwezig zijn: minstens een derde. Een deel van de scholen haalt die norm absoluut niet. Daardoor worstelt een groot deel van de leerlingen met een ernstige taalachterstand en educatieve kansarmoede. De gevolgen zijn voorspelbaar: het niveau van de school daalt en leerlingen raken sterk achterop.
Ik heb zowel in Vlaanderen als in Wallonië lesgegeven; nu werk ik in een Brusselse school. Het valt me op dat een goede, doordachte beleidsvisie op taalonderwijs ontbreekt. Dat heeft vooral te maken dat de complexe maatschappelijke context waarin scholen moeten werken. De aanpak van deze problemen overstijgt hun mogelijkheden. Scholen worstelen met grote maatschappelijke problemen waarop onze politici geen antwoord hebben.
Gezien de groeiende internationalisering is taalverwerving belangrijk. Een goed doordachte, beleidsmatige aanpak over het aanleren van vreemde talen dringt zich op, zowel in Vlaanderen, Wallonië als Brussel. Laat daarover maar eens een discussie ontbranden.
door: Julien Borremans
Lees meer over: Opinie
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.