Het huidige Brusselse onderwijslandschap is gestoeld op een duale onderwijsstructuur tussen de Nederlands- en Franstalige gemeenschap. Leerkracht Julien Borremans pleit ervoor de grenzen tussen de beide gemeenschappen te doen vervagen, want hij ziet andere socioculturele realiteit en een almaar groeiende vraag naar tweetaligheid.
Julien Borremans over het nut van meertaligheid in onderwijs
Een tijd geleden beweerde Didier Gosuin (FDF) in een interview: “In Brussel regeert de stilstand. Veel Franstalige politici weigeren in belangrijke mate hun ogen te openen voor de problemen eigen aan Brussel. (…) Meer dan zeventig procent van de leerlingen die in Brussel technisch onderwijs volgen, stopt vroegtijdig. (...) Vandaag de dag is dat een rechtstreeks ticketje richting werkloosheid. En de partijen aan de macht schuiven hun falen telkens op anderen af, in de eerste plaats op de Vlamingen. Maar ik zeg ondubbelzinnig: het is absoluut de fout van de Franstaligen.” Dat deze woorden van een FDF’er komen, spreekt tot de verbeelding en wijst erop dat in Brussel stilaan het besef groeit dat de eenentwintigste-eeuwse problemen niet met negentiende-eeuwse structuren en denkbeelden kunnen worden aangepakt.
Linguïstisch carcan
Onderwijs en opleiding zijn in Brussel nog steeds van een bedenkelijk niveau. De Franstalige politici hebben te lang deze situatie gedoogd. Talenkennis is nooit een prioriteit geweest. Er is een generatie van jongeren opgegroeid die slecht is opgeleid, vaak geen diploma heeft en eentalig is. Het gevolg is dat een derde van de Brusselaars onder de armoedegrens leeft en dat de helft van de Brusselse arbeidsplaatsen door werknemers van buiten het gewest wordt ingevuld.
Ook de N-VA heeft begrepen dat het Nederlandstalig onderwijs niet langer de ‘vernederlandsingsmachine’ van Brussel kan zijn. De opdracht van het Nederlandstalig onderwijs kan niet langer het uitdragen van de Vlaamse cultuur en het tegengaan van de verdere verfransing van Brussel zijn. De Vlaams-nationale partij beseft dat het Nederlandstalig onderwijs veel meer in het lokale socioculturele leven moet worden ingebed en dat het als opdracht heeft om goed opgeleide, meertalige studenten af te leveren. Stilaan beseffen de Brusselse N-VA’ers dat de monolinguïstische en monoculturele agenda van het Nederlandstalig onderwijs zich in een spanningsverhouding tot de sociale en politieke realiteit bevindt. Maar voorlopig is men niet bereid om daar de logische conclusies uit te trekken, want een drastische herdenking van het onderwijssysteem stuit onmiddellijk op een aantal historisch gegroeide gevoeligheden en een uitgebalanceerde regelgeving. Het is absurd om in Brussel nog langer aan de taalwetten van begin jaren 1960 vast te houden. Deze taalwetten waren toen nodig om het politieke landschap te pacificeren. Intussen zijn we in een totaal andere maatschappelijke constellatie terechtgekomen, waardoor deze wetten het Nederlandstalig onderwijs in Brussel in een linguïstisch carcan opsluiten.
Het huidig onderwijsbeleid is gestoeld op een duale onderwijsstructuur tussen de Nederlands- en Franstalige gemeenschap. Het doet er alles aan om de grenzen tussen de twee gemeenschappen te behouden. Het historisch gegroeide wantrouwen tussen deze twee gemeenschappen heeft dit systeem dan ook gekneed en gestalte gegeven, met alle gevolgen van dien. Op die manier zijn we al jaren in een contradictorische situatie beland: enerzijds is er een groeiende vraag naar tweetaligheid. Anderzijds is er een duale structuur die de twee gemeenschappen in hun eigen keurslijf opsluiten.
Sloop die muren
Onderwijs vormt voor veel jongeren geen wissel op de toekomst. “Integreren in Brussel gaat dus niet over een competitie tussen twee taalgemeenschappen, maar is eerder een aanpassing aan een aspect van hun dagelijkse leefomgeving naast de eigen gemeenschap.” Nieuwkomers gebruiken nu eenmaal verschillende talen in verschillende situaties. Het huidige aanbod in het Brussels onderwijs biedt daar onvoldoende een antwoord op. In het Nederlandstalig onderwijs bijvoorbeeld spreekt ongeveer een kwart thuis enkel Nederlands. Dat is ongeveer evenveel als het aandeel dat thuis homogeen anderstalig is. Een ander kwart spreekt thuis enkel Frans en de laatste groep heeft een taalgemengde thuisomgeving. Een aanzienlijke groep van de anderstalige leerlingen eindigt nog steeds in de beroepsopleiding, enkel en alleen omwille van hun beperkte kennis van het Nederlands. Daardoor gaat uiteraard een belangrijk sociaal en economisch potentieel verloren. Hoewel er in Brussel 700.000 arbeidsplaatsen zijn, is meer dan 20 procent van de beroepsactieve bevolking werkloos. Bij jongeren is dat zelfs 35 procent.
Er is haast geboden. Brussel zal de komende jaren met een bevolkingsexplosie zonder weerga worden geconfronteerd. Er moet dus dringend een volledige nieuwe visie op onderwijs en opleiding komen, waarbij kwaliteit en innovatie de hoekstenen vormen. De Nederlandstalige en Frantalige gemeenschap moeten de linguïstische muur slopen en vergaand samenwerken. Luckas Vander Taelen schreef onlangs: “De Franse en de Vlaamse gemeenschap hebben belang bij een vergaande samenwerking om een sociale explosie op korte termijn te vermijden. De Brusselse jongeren verdienen een perspectief dat verder reikt dan de zekerheid van een levenslange uitkering.”
Julien Borremans
Leerkracht Nederlandstalig onderwijs
Lees meer over: Opinie
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.