'Luxemburg als meertalig voorbeeld'
Onlangs had ik het geluk aanwezig te zijn op een vergadering van experts over meertaligheid in het Belgische onderwijs. Elke aanwezige deelde de enthousiaste overtuiging dat meer dan één taal leren een kans is voor elk kind.
Op cognitief vlak gaat het aanleren van een nieuwe taal nooit ten koste van het beter worden in de eerste taal, integendeel, het stimuleert de intelligentie. De experts waren het er ook over eens dat het beleid deze boodschap niet oppikt en dat het niet duidelijk is waarop men wacht.
Waarom wil ik hier een spreekbuis zijn voor de conclusies van deze vergadering? Behalve mijn eigen levensverhaal heeft ook mijn werk als schoolpsycholoog me ervan overtuigd dat het onmogelijk is om te werken aan het welzijn en de toekomst van kinderen zonder rekening te houden met het taalvraagstuk.
Het Groothertogdom Luxemburg was bij de eersten in Europa die resoluut kozen voor meertalig onderwijs. In 1912 werd een wet van kracht die het onderwijs in het Duits, Frans en Luxemburgs verplicht maakte. In alle openbare scholen leren de kinderen lezen en schrijven in het Duits, en in het tweede leerjaar begint het aanleren van het Frans. Tot het eind van de middelbare school blijft de onderwijstaal gemengd: de lessen worden in het Frans of in het Duits gegeven volgens de opties die de leerling gekozen heeft. De voertaal is het Luxemburgs. Sommigen hebben het over meertaligheid als moedertaal van de Luxemburgers. Het succes van hele generaties studenten, van de economie van het land en van de sociale cohesie is te danken aan de Luxemburgse beleidsmakers, die pioniers in meertaligheid waren.
Ondertussen is de Luxemburgse samenleving veranderd: bijna de helft van de leerlingen heeft niet langer het Luxemburgs als moedertaal. Tegelijk tonen de cijfers over schoolse achterstand en schooluitval dat veel (en niet alleen allochtone) kinderen niet langer baat hebben bij het systeem. De kritiek luidt dat de school zich niet voldoende aanpast aan haar populatie en dat ze eist dat leerlingen de drie talen beheersen zoals hun moedertaal. Ondanks haar gelijkekansenbeleid lijkt de school zo de (vooral sociale) ongelijkheid te bestendigen. De hervormingen die nu doorgevoerd worden, willen de mogelijkheden van elk kind beter tot hun recht laten komen door diversificatie van de methodieken en van het didactisch materiaal.
Toegepast op de Brusselse situatie wil ik stelling nemen tegen de huidige dualiteit: liever dan te debatteren over de dreiging die uitgaat van de ene of de andere taal en over het taalkundige kamp waartoe men behoort, wil ik inspanningen steunen die erop gericht zijn te komen tot meertaligheid als linguïstische vaardigheid.
Iemand die meertalig is, kan verschillende talen in verschillende situaties gebruiken; voor hem of haar is taalvaardigheid een hulp bij het aanleren van nieuwe talen; hij of zij staat open voor de cultuur van de ander. De meertaligheid van kinderen ontwikkelen betekent dat je aandacht hebt voor het taalprofiel van elk kind en dat je het aanbod op school afstemt op zijn taalbehoeften.
Ondanks de beperkte middelen blijf ik optimistisch, omdat de grote verscheidenheid aan educatieve modellen een antwoord kan bieden op de bestaande diversiteit in en tussen de scholen, vooral in Brussel. Kleine stappen op maat kunnen nu al helpen, zonder veel kosten, om tegemoet te komen aan de noden van de kinderen. Misschien lenen lagere scholen met een zeer heterogene populatie zich daar nog beter toe dan andere.
Waarom bijvoorbeeld geen wekelijks Babel-uurtje organiseren waarin alle talen welkom zijn? Een tijdbesparende methode bestaat erin de tweede taal als instructietaal te gebruiken: turnen in het Frans? De kinderen voor bepaalde lessen groeperen volgens moedertaal? De kinderen de mogelijkheid laten een andere taal dan de instructietaal te gebruiken?
Anderen zweren dan weer bij het gelijktijdig gebruik van didactisch materiaal in verschillende talen door leerlingen van dezelfde klas: Google in het Turks? Ouders inschakelen om kinderen kennis te laten maken met verschillende talen en culturen? Vormingen door Foyer in Molenbeek aanbieden aan leerkrachten en ouders? Al deze mogelijkheden hebben met elkaar gemeen dat de een van de ander leert, maar ook dat het kind soms vaardiger is dan de volwassene en dat de leerkracht niet altijd weet wat zijn leerling doet. Dat we het erover eens moeten zijn dat vele wegen kunnen leiden tot een vergelijkbaar resultaat. Dat we ervoor kiezen samen te leven in diversiteit.
En hoe staat het intussen met de kinderen? Die ontwikkelen hun meertaligheid alleen, als een 'grote mens', voor de computer, op stage en op straat, overal - behalve op school...
Claire Russon is schoolpsychologe bij het Luxemburgse ministerie van Onderwijs en Beroepsvorming. Ze richtte mee het project Think:child op.
Op donderdag 24 maart (20-22 uur) is er een debatavond over meertaligheid op school, geleid door Anne Brumagne (BDW) en georganiseerd door de ouderraad van basisschool Sint-Joris. Naast Claire Russon nemen deel: Willem De Hertogh en Kaatje De Smet (Sint-Joris), Paul De Ridder (N-VA), Sven Gatz (Open VLD), Hilde De Smedt (integratiecentrum Foyer) en Dirk Moors (adjunct-kabinetschef Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet). In de Villerszaal van Sint-Joris, Cellebroersstraat 16, 1000 Brussel. Gratis toegang.
Lees meer over: Opinie
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.