Philippe Baeyens, verzamelaar van lambikstoempers
'W at Fort Knox is voor goud, is mijn huis voor lambikstoempers," aldus Philippe Baeyens. De Brusselaar, die ook de oprichter is van de gidsenorganisatie De Babbelbus/Bus Bavard, beschikt over de relativerende humor die bij andere verzamelaars wel eens ver te zoeken is, maar is toch blij dat we bij hem langskomen. "Voor iemand die ze al twintig jaar verzamelt, blijft het frustrerend dat bijna niemand in lambikstoempers geïnteresseerd lijkt te zijn. Alleen het Schaarbeekse biermuseum, café La Bécasse, het café van theater Toone en brouwerij Cantillon hebben nog een kleine verzameling. Een vriend uit de buurt heeft er ook een stuk of twintig. Twee jaar geleden hebben we met ons twee het eerste congres van lambikstoemperverzamelaars gehouden in mijn keuken."
Strikt genomen zou een 'lambikstoemper' eigenlijk 'geuzestoemper' moeten heten. Het instrument werd namelijk gebruikt om in een glas ambachtelijke geuze (dat is een op fles nagistende vermenging van lambikbieren van verschillende ouderdom, red.) een suikerklontje te verbrokkelen en om te roeren, zodat het zure bier een wat zoetere smaak kreeg. Misschien werden ze ook wel eens gebruikt voor bruine en roodbruine bieren als Rodenbach en Liefmans, maar eigenlijk is de lambikstoemper een typisch instrument uit Brussel en het Pajottenland, de streek van de geuze.
Dat het nu een vergeten instrument is, heeft enerzijds te maken met het feit dat zich industriële geuzebieren ontwikkelden, die in de brouwerij al werden aangezoet. Anderzijds willen de overgebleven ambachtelijke brouwers, zoals Cantillon, hun bier niet meer 'verknoeien', nu de consument aangeeft dat hij zijn smakenpalet wil uitbreiden of in naam van de traditie best eens wil verzaken aan die eeuwige zoetigheid.
Eigen classificatie
Baeyens heeft zelf nog net de laatste dagen van de lambikstoemper meegemaakt. "Toen ik De Babbelbus in 1983 oprichtte, waren we een van de eerste gidsenverenigingen die ook activiteiten rond bier organiseerden. Daarbij serveerden we ook geuze van Cantillon, die voor veel buitenlanders te zuur was. Britten kunnen daar nog het best tegen, omdat ze ook de zure cider kennen. Duitsers hebben er meer problemen mee. We kregen zelfs eens een klachtenbrief omdat we slecht bier zouden hebben geserveerd. We hebben dus ook stoempers gebruikt om te verzoeten, en sindsdien koop ik op rommelmarkten elke stoemper die ik vind. De meeste heb ik voor minder dan twee euro gekocht, want zelfs de verkopers beschouwen ze als oud ijzer."
Baeyens heeft ondertussen 95 soorten verzameld. Van verschillende types heeft hij meerdere exemplaren. Voorlopig hangen ze op een houten plaat en liggen ze in blikken dozen. De classificatie maakte hij zelf, op basis van de vorm van dit nochtans eenvoudige voorwerp. Bovenaan zit een ring die open kan zijn bij de jonge exemplaren, of gesloten bij de oudere. Dan komt het staafje dat verschillende lengtes kan hebben, van 15 tot 22 cm. Meestal is het staafje cilindrisch, maar soms is het ook gedraaid, en heel af en toe staat het keurmerk van de smid of de gieterij erop. Op het staafje zitten soms ook knobbeltjes of 'korrels', maar of die een andere dan een decoratieve functie hebben, is onbekend. De voet van de lambikstoemper tenslotte, kan plat en rond zijn of iets dikker en hoekig.
Literatuur over de lambikstoemper bestaat er nauwelijks, maar Baeyens heeft wel weten te achterhalen dat dit soort 'bestek' al bestond voor het in en rond Brussel een functie kreeg bij het bierverbruik. "Er bestaan ook stoempers die bovenaan in plaats van een ring een lepel hebben. Die dienden oorspronkelijk om oplosbare medicijnen in een glas water eerst te verbrijzelen met de stoemper, en dan om te roeren met de lepel. Iets gelijkaardigs werd ook gebruikt om 's nachts op het nachtkastje drankjes te bereiden. In een catalogus van een Franse fabrikant uit 1900 vind je zo'n instrument, dat een 'pilon a sucre' (suikerstoemper) genoemd werd. Ten derde werden ook voor de bereiding van cocktails zulke instrumenten gebruikt."
Voor bier zouden de stoempers na de Eerste Wereldoorlog voor het eerst verschenen zijn, denkt Baeyens. "Omdat de stocks geuze toen leeg waren, en de nieuwe geuze die op de markt kwam nog met zeer jonge en dus zure lambiek gemaakt was. De firma Eternum uit Gembloux heeft als laatste Belgisch bedrijf stoempers gemaakt tot ongeveer 1985. Daarna overheerste de zoete geuze van Belle-Vue de markt zodanig, dat er geen stoempers meer nodig waren."
"De stoempers werden trouwens ook veel gestolen. De brouwers gaven ze aan de cafébazen, maar veel klanten namen ze mee. Brouwer Jean-Pierre Van Roy zegt dat er in de jaren zestig zelfs even plastic stoempers uit Italië werden gebruikt."
Baeyens heeft zijn oor al te luisteren gelegd bij de Pajotse biervereniging De Lambikstoempers, bij de federatie van ambachtelijke lambikbrouwers Horal, en bij het museum voor industrieel erfgoed La Fonderie, maar er hangt nog veel mysterie rond het Brusselse biererfgoed in het algemeen en de lambikstoempers in het bijzonder.
Al wie meer informatie heeft over lambikstoempers en het gebruik ervan, kan Philippe Baeyens contacteren via 0472/472.219 of philstoemper@gmail.com.
Lees meer over: Watermaal-Bosvoorde
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.