Een fietstocht langs slechte wegen, velden én de hoofdstad

Christophe Degreef
© Brussel Deze Week
11/06/2010
Het is een symbool. Een symbool dat dit land nog bij elkaar houdt, volgens sommigen. Anderen zien het dan weer als de laatste hindernis naar de opheffing, een anachronistisch gezwel dat weg moet. Brussel-Halle-Vilvoorde is niet zomaar een kiesarrondissement. Het is de plaats waar nog restanten van oud-België terug te vinden zijn. Maar evengoed restanten die getuigen van een prille scheiding. BDW fietste rond Brussel, soms langs Halle en Vilvoorde, keek en noteerde.

V roeger, voor de grenzen kwamen, kon de stad nog uitwaaieren en platteland opslokken. Later kwamen er (gewilde) grenzen en bemerkten bewoners dat de scheiding der geesten zich had ingezet. Brussel en Vlaanderen raakten los van elkaar, hoewel ze officieel nog steeds vasthingen. Een schizofrene spreidstand.

Het moet zichtbaar zijn waar stad en rand vroeger verweven waren. En het moet ook zichtbaar zijn waar de scheiding zich voltrok, en zelfs voltooide. Maar evengoed waar er zich een nieuwe band aandient. Een fiets, een notitieboekje en wat voedsel, en we gaan op zoek.

Fonderies Bruxelloises
Tussen Schaarbeek en Vilvoorde loopt een weg, die nu eens de Vilvoordselaan, dan weer de Schaarbeeklei heet. Officieel hebben we met de N1 te maken, de weg van Brussel naar de Nederlandse grens. Een steenweg die hier dwars door industrieel gebied loopt.

'Fonderies Bruxelloises' staat er onderweg, net op de grens tussen Brussel en Vilvoorde. Kachels waren vroeger blijkbaar erg Belgisch, en Vilvoorde werd toen nog ge­woon als een verlengstuk - 'voorstad' ligt gevoelig - van Brussel beschouwd. Nu is het industriegebied tussen
de twee steden vervallen, en wacht het op nieuwe plannen.

In Vilvoorde ligt een breed fietspad, het eerste echte. Onderweg moest het nog op een dunne strook betonplaten, het fietsen, met links razend verkeer en rechts slecht geparkeerde auto's. Een algemene kwaal, maar meer daarover later. De Vilvoordse Grote Markt is erg rustig, het lentezonnetje verlicht het stadhuis, en een dame van Oost-Europese origine praat in het Nederlands tegen haar vriendinnen. Een Afrikaanse winkel. En een gemengde bevolking.

Verderop, in Strombeek-Bever, komt de scheiding sterker in beeld: links ligt de hoofdstad, rechts de gemeente Grimbergen, waar de straatnaambordjes geel zijn en er alleen Vlaamse leeuwtjes op de bordjes staan. In het midden ligt de Romeinsesteenweg, met langs Vlaamse kant slecht asfalt en langs Brusselse kant barslecht asfalt. De grens ligt - letterlijk - in het midden.

In Wemmel, onze eerste faciliteitengemeente, zien we de eerste beelden van een strijd: op de Maalbeeklaan is de Franse vertaling weg gespoten. Voorts gebeurt er niet veel in Wemmel. Het begint als Brussel en eindigt op het platteland. Achter een heuvel begint Hamme, en is Brussel in geen velden of wegen meer te bekennen. Of toch: op een verlaten veldweg willen twee oudere Franstalige dames van geen wijken weten wanneer we komen aanfietsen. Voorts is de lucht zoet en zoemt en geurt het platteland alsof het de stad achter de horizon wil overtreffen.

Raakvlak
De schatkist der clichés: café In den Ouden Belg in Relegem is potdicht. Even verderop maait een tractor het gras van voetbalclub Toekomst Relegem. En plots zijn we in Zellik, waar we op de brug over de Pontbeek (een laan, geen beek) in de verte de Brusselse torens zien glimmen. Even verderop, op de E40, wil het meeste verkeer de Ring op. Enkelingen kiezen Brussel en Koekelberg.

Op het dorpsplein van Groot-Bijgaarden is het druk: verkeer komt en gaat. Wat opvalt, is dat tal van Vlaamse dorpen rond de stad hun best hebben gedaan om hun wegen en pleinen kleinschalig te houden. Waardoor doorgaand verkeer voor veel overlast zorgt. De stad is nochtans vlakbij. Maar het lijkt of ze niet al te dicht mag komen. Tenzij in en rond de grote bedrijventerreinen van de Rand. Daar is de stad een pluspunt. Het is de twijfel tussen dorp en voorstad willen zijn.

Langs Dilbeek gaat het naar Neerpede, Anderlecht. Het Erasmusziekenhuis ligt bijna op de grens tussen Brussel en Vlaanderen, en de scheidslijn is ook hier duidelijk: ziekenhuis enerzijds, beek en veld anderzijds.

Negenmanneke in Sint-Pieters-Leeuw is de rust zelve, en Zuun en Drogenbos zijn verlaten en misschien wel een beetje verloederd, op dit raakvlak.

Het kanaal naar Halle en Charleroi over zitten we in Ruisbroek. Tijd voor een pak friet op het dorpsplein, naast de spoorlijn waar de Eurostar naar Londen snelt. Tweetalige opschriften. "De verdeling is 60-40," vertelt de tweetalige frietkotbaas over zijn klandizie. Het Nederlands is nog nipt in de meerderheid. "Ik moet een commerce runnen, dus ik kan niet kiezen. De stad is hier al een tijdje gearriveerd. Ruisbroek is gekleurd." Hij snijdt nog zelf aardappelen tot friet. Vinden zijn klanten leuk. "Weet je, als mens begrijp ik dat wel, dat je je moet aanpassen aan de streek," vertelt hij. "Als ik in Mons ga wonen, ga ik toch ook niet eisen dat ik in het Nederlands terechtkan."

Hij vertelt over Brussel, waar hij vroeger gewoond heeft. "Jonge mensen vinden dat cool, in Brussel wonen. Ik vond dat ook. Tot ik er woonde en het aan den lijve ondervond: lawaai, drukte. Nu woon ik in Sint-Pieters-Leeuw, en nu komt dat allemaal deze kant uit."

De weg naar Beersel? "Tweemaal links. Maar pas op voor de zware bergop , hé."

Kabouterdans
Een hevige kuitenbijter, inderdaad. Aan het begin van de helling lezen we een bord, omrand met de Belgische driekleur: 'Hoffelij k en gastvrij, fier een Vlaamse gemeente te zijn, willen wij open staan voor alle culturen. Iedereen is hier welkom maar wij vragen aan allen die met ons leven, met ons onze taal, het Nederlands, te spreken en onze cultuur te eerbiedigen. Samen bewaren wij alzo het karakter van onze streek.'

Boven in Beersel gaat het plots weer naar beneden, richting Linkebeek.

Linkebeek is woest. Razend verkeer, hellingen en een rommelige ruimtelijke planning. Even na de spoorlijn raken we de weg kwijt. De spoorlijn, die ingepast moet worden in het Gewestelijk Expresnet, het voorstadsnet dat de gemeente probeert tegen te houden.

Het lijkt wel of bezuiden Brussel, waar corridors gepland worden, mobiliteit echt een vies woord is: de slechtste fietspaden van de streek - zo er al zijn -, veel sluipverkeer, en villawijken tot vervelens toe. We draaien rondjes, raken het spoor bijster en komen na een uur op dezelfde plek uit. Een woeste automobilist heeft geen geduld en claxonneert, zoeft voorbij en steekt zijn middelvinger op.

Sakkerend gaat het naar Sint-Genesius-Rode. Daar rusten we uit op het kerkplein. Het is een komen en gaan van campagnecampers. Vlaams Belang. Filip De Winter stapt uit een auto. Een grote motorhome met 'Vlamingen 1st' komt aanrijden. Binnenin wordt luid de Kabouterdans afgespeeld.

Na een halfuurtje vertrekt het konvooi weer. Later lezen we dat er campagne gevoerd is aan de grens met Ukkel. Overigens: totnogtoe overheersen rondom Brussel affiches van CD&V en Open VLD.

Nijdige natie
Via de Zoniënlaan bereiken we het gelijknamige woud. Ondertussen komt de spits op gang, en zijn fietsers personae non gratae op de grotere wegen. Het woud ademt en is een verademing, tot we aan de andere kant in Groenendaal op een drukke tweevaksbaan aankomen, midden in het woud.

In Hoeilaart brengt het Nerocafé soelaas. Op het terras vertelt een bevallige jonge­dame over communautaire perikelen: ze zegt dat Franstaligen echt geen Nederlands verstaan, en dat ze dat luid kenbaar maken met: "En français s'il vous plaît." Er spreekt ergernis uit de manier waarop ze het vertelt.

Al klimmend naar Jezus-Eik bedenken we dat minstens de helft van Brussel-Halle-Vilvoorde in een SUV rondrijdt. De rijkdom spat van de streek. In Jezus-Eik is de spits al aangezwollen tot een stomp: lange slierten banen zich een weg door de smalle straatjes, door smalle baantjes in het Zoniënwoud.

Via de Tervurenlaan en Wezembeek-Oppem banen we ons een weg naar Kraainem. Opnieuw villawijken, eindeloos. De paradox: tijdens de laatste stads- en mobiliteitsplanning op grote schaal, in de jaren 1960, werd de stad massaal ontvlucht. Nu wil men, zonder grootse planning, opnieuw bij de stad horen. Kraainem maakt plaats voor het aan het oog onttrokken Sint-Stevens-Woluwe, een dorpje naast erg grote, erg drukke wegen. Uiteindelijk zijn we opnieuw in Schaarbeek.

Wat opvalt: automobilisten gaan ronduit knullig, soms agressief, om met het wegverkeer. Overal. Tijdens de lange files die we voorbijreden, keek de natie collectief sip en nijdig, elkaar weinig gunnend. Over de taalgrenzen heen. In mooie, vaak erg dure wagens. Bericht aan de bewindvoerders: mobiliteit is een van de meest prangende thema's rond de hoofdstad. Binnen tien jaar staan we stil. Het is maar dat u het weet. Wanneer dit arrondissement, dit symbool, uit elkaar zou vallen, wordt dat probleem er niet minder prangend op.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Politiek

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni