Grondwetspecialist Paul Van Orshoven over de taalwetgeving
Naar goede 'traditie' lekte twee weken geleden het taalrapport van de Brusselse vicegouverneur uit. Naar even goede 'traditie' bleek dat de taalwetgeving in de hoofdstad nog altijd regelmatig met voeten wordt getreden. Een wetgeving die volgens Paul Van Orshoven, naast grondwetspecialist ook decaan van de rechtsfaculteit aan de K.U.Leuven, niet los te koppelen valt van het verhaal van de Vlaamse Beweging.
"Onze staatshervorming is het resultaat van de verschillende fasen die de Vlaamse Beweging in de loop van bijna honderd tachtig jaar België doorlopen heeft. Het hele verhaal is begonnen als een emancipatiebeweging om het Nederlands op gelijke hoogte te hijsen met het Frans, als onderwijstaal, bestuurstaal en gerechtstaal, kortom, als taal voor officieel gebruik, bij gebrek waaraan Vlamingen slechts tweederangsburgers waren. Die politiek heeft dan haar beslag gekregen in de taalwetgeving, uiteindelijk in het vastleggen van de taalgrens."
"Maar toen - in de jaren 1960 - wilden de Vlamingen zelfbestuur, omdat ze het beu waren in de unitair-Belgische context telkens weer de medewerking van de Franstaligen nodig te hebben om hun legitieme verzuchtingen te realiseren, waarmee de Franstaligen zich in feite niet te bemoeien hadden. Zo zijn de faciliteiten de prijs die betaald is voor de taalwetgeving. Terwijl men het in Vlaanderen niet correct vond dat men een prijs moest betalen. De oplossing: die wetgeving zelf maken - en daarvoor moest je dus autonoom worden, dus defederaliseren. Dat vereiste óók de instemming van de Franstaligen, maar toen hebben de Vlaamse en de Waalse Beweging elkaar gevonden. De Waalse Beweging wou immers ook autonomie, weliswaar niet op sociaal-cultureel, maar op sociaal-economisch vlak. Dat heeft geleid tot de herverdeling van de wetgevende macht over de gemeenschappen en de gewesten. De hele Belgische geschiedenis is doordesemd van dit probleem van tweetaligheid. Het was nu eenmaal ons lot met één land schrijlings op de Europese taalgrens te liggen."
Het FDF zegt het; andere, voornamelijk Franstalige, partijen fluisteren het: de taalwetgeving is door de feiten achterhaald. Wat vindt u daar als jurist van?
Paul Van Orshoven: "De taalwetgeving is oud, maar dat wil niet zeggen dat ze verouderd is. Er staan in het Burgerlijk Wetboek honderden artikelen die dateren van 1804 waarvan niemand vindt dat ze verouderd zijn. Verouderd wil zeggen: 'niet meer aangepast aan de omstandigheden'. Waarop de Franstaligen doelen, is de Brusselse tweetaligheidsregel, die neerkomt op de verplichte tweetaligheid van de ambtenaar. Waarom dat verouderd zou zijn, is mij een raadsel. Tenzij de Franstaligen bedoelen: we vinden geen Franstaligen die Nederlands kennen. Merkwaardig, want als men bijvoorbeeld op zoek gaat naar tweetalige vrederechters in Brussel, dan zijn er altijd Franstaligen genoeg die staan te springen. Waarom? Omdat dat een interessante baan is. En daardoor vind je altijd wel iemand die niet alleen een tweetaligheidsexamen wil afleggen, maar er ook nog voor zal slagen."
"Nu, ouderwets is die regel zeker niet. De tweetaligheid van de ambtenaar moet vermijden dat de kleinste taalgroep gemarginaliseerd wordt. Bij tweetaligheid van de dienst wordt aan de minderheid maar een beperkte dienst verzekerd. Die moet dan bij manier van spreken wachten tot le Flamand de service aanwezig is."
Is het doel van de taalwetgeving het gelijkheidsbeginsel toe te passen of minderheden te beschermen?
Van Orshoven: "Die twee kunnen niet los van elkaar worden bekeken. De geschiedenis leert ons dat als je iemand niet in zijn eigen taal bestuurt, onderwijst en berecht, je hem herleidt tot een tweederangsburger. Iemand zijn eigen taal laten gebruiken is een kwestie van emancipatie. De taalwetgeving is begonnen als een zuivere toepassing van het gelijkheidsbeginsel, namelijk gelijkheid tussen het Nederlands en het Frans. Dat was een sociale bescherming, tegen de hogere, verfranste burgerij. Dat is pas later in Brussel een vorm van minderhedenbescherming geworden, want aanvankelijk waren de Vlamingen hier veruit in de meerderheid."
Franstaligen en Nederlandstaligen geven met de regelmaat van een klok een verschillende interpretatie aan de federale taalwetten, terwijl ze die samen geschreven hebben. Hoe komt dat?
Van Orshoven: "Een goed voorbeeld zijn de faciliteiten. De Vlamingen hebben in 1963 gezegd: 'De faciliteiten zijn uitdovend .' Dat kun je moeilijk interpreteren als: 'Na een tijdje valt die regeling weg', want dat staat niet in de wet. Om een wettelijke regeling als zodanig 'uit te doven', moet je de wet aanpassen of afschaffen, en dat gebeurt niet, zeker niet sedert de faciliteiten 'vergrendeld' zijn in de grondwet. En de Franstaligen houden het daarbij."
"Toch zit er een vorm van uitdovendheid in de faciliteiten. Een dergelijk systeem moet verschillen van pure tweetaligheid. Faciliteiten - of de mogelijkheid om in een andere taal dan die van het eentalige gebied bediend te worden - zijn een uitzondering, en die uitzondering moet dus aangevraagd worden. En dan kom je in de interpretatiefase terecht: wanneer moet je die faciliteiten aanvragen? Een keer voor altijd? Dat is precies wat gebeurt in een tweetalig gebied, en dat kan het dus niet zijn. Maar als je die wettekst combineert met het gegeven dat er een verschil moet zijn tussen faciliteiten en tweetaligheid, dan kun je niet anders dan aannemen dat het iedere keer opnieuw gevraagd moet worden. En voor wie gaandeweg de streektaal aanleert, zijn de faciliteiten dan uitdovend in de zin dat hij ze niet meer nodig heeft."
In het Brussels Gewest moet je een taalbrevet hebben om aan de slag te kunnen als ambtenaar bij de gemeenten. Dat geldt niet voor de contractuelen bij de gemeenten, vinden de Franstaligen.
Van Orshoven: "Je kunt in Brussel niet aangeworven worden zonder een minimale kennis van de tweede landstaal. Eerlijk gezegd: ik zie niet in wat er daaraan te interpreteren valt. Dat ambtenaren een examen moeten afleggen om hun kennis van de andere taal te bewijzen, daar valt ook niet over te discussiëren. De Raad van State heeft duidelijk gezegd dat iedereen die een openbaar ambt uitoefent, een taalbrevet moet hebben. De Raad heeft daaraan toegevoegd dat onder openbaar ambt eveneens moet worden verstaan: ook iedereen die onder een contractuele regeling valt. Overigens, waarom zou deze regel uitsluitend gelden voor de statutaire ambtenaren, en niet voor de contractuelen? Dat zou discriminatie zijn. Als we voor een ambtenaar staan, dan moet die ons te woord kunnen staan. Is dat een contractueel, dan wordt er feestelijk over ons heen gekeken. Dat is een schoolvoorbeeld van een niet-verantwoorde ongelijke behandeling. En de interpretatie die een onderscheid maakt tussen statutairen en contractuelen, is dus ongrondwettig, want strijdig met het gelijkheidsprincipe. Dat mag elke rechter ter zijde schuiven."
Brussels minister-president Charles Picqué (PS) zegt dat een elementaire kennis van de tweede landstaal volstaat. Een toenemende moeilijkheidsgraad per niveau kan niet.
Van Orshoven: "In de wet staat dat het examen aangepast moet zijn aan de functie, dus aan de taken die een ambtenaar uitoefent. De aard van die functie valt niet noodzakelijk samen met het niveau op de ladder, en misschien bedoelt meneer Picqué dat. Maar dat er een examen moet zijn waarvan de moeilijkheidsgraad varieert naargelang van de functie, kun je niet ontkennen."
Wat dan met de continuïteit van de dienst, het argument van de Franstaligen om de taalwet niet te respecteren?
Van Orshoven: "Dat is een dooddoener en het mag nooit een excuus zijn om stil te zitten. Eenzelfde argument als 'het algemeen belang' laten voorgaan op de taalwetgeving. Het blijft een discriminerende redenering."
Het Europese kaderverdrag voor de bescherming van de minderheden is nog altijd niet geratificeerd. Openen de Vlamingen de doos van Pandora als ze dat wel doen?
Van Orshoven: "Ik denk het niet, maar sommige Franstaligen interpreteren dit verdrag zo dat heel Vlaanderen faciliteitengebied wordt, onder het mom van minderhedenbescherming. Dat staat uiteraard haaks op de taalwetgeving. Die zegt: 'In Vlaanderen is de officiële taal het Nederlands.' Thuis spreek je wat je wilt, maar in bestuur, rechtspraak en onderwijs is de voertaal Nederlands."
"Anderen zijn van mening dat het verdrag bijvoorbeeld betrekking heeft op de historische Europese minderheden zoals de Roma, de Joden, andersgeaarden enzovoorts. Dan heeft dat verdrag met de communautaire kwestie niets te maken. Maar die hele discussie is voldoende om te zeggen: we beginnen er niet aan, want de miserie is niet te overzien. Na de ratificatie zullen er aan de lopende band procedures aanhangig worden gemaakt. De rechters zullen na verloop van tijd waarschijnlijk wel zeggen dat die verregaande interpretatie uit de lucht is gegrepen. Maar een verstandig man begint er niet aan. Je haalt een splijtzwam niet vrijwillig in huis."
Kan Vlaanderen de ratificatie eeuwig uitstellen?
Van Orshoven: "Politiek gezien is dat problematisch omdat ze ons in het buitenland niet goed begrijpen. Daar denkt men: waarom dat verdrag niet ratificeren? En als we het uitleggen, dan vraagt men zich af: waarom mag iedereen niet gewoon zijn eigen taal spreken? Wat dan gemakkelijk opschuift naar: waarom mag de overheid een persoon niet in zijn eigen taal bedienen? Maar wij weten: als dat kan, dan schuift de taalgrens altijd maar verder op. En dan worden de Vlamingen opnieuw weggedrumd."
Wie is Paul Van Orshoven?
- Geboren op 14 mei 1951
- Advocaat aan de balie van Brussel
- Decaan van de rechtsfaculteit van de K.U.Leuven en gewoon hoogleraar Recht
- Een van de ondertekenaars van het vierde Lentemanifest, dat onder andere pleit voor meer bevoegdheden voor de deelstaten.
Lees meer over: Politiek
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.