Brussel heeft nood aan intrigerende gebouwen en daar zal hij als kersverse staatssecretaris iets aan doen. De stap naar One.brussels heeft zijn lijst dan weer gered van een electorale oplawaai. En politici die met iedereen willen overeenkomen, zijn gewoon dode takken. Pascal Smet zit klaar voor een derde legislatuur in de Brusselse regering en hij heeft er zin in. “Zolang ik dingen kan veranderen doe ik verder.”
| Pascal Smet (one.brussels), Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Stedenbouw: "Mocht ik geen minister zijn, dan zou ik boeken schrijven over stadsontwikkeling en Brussel."
Wie is Pascal Smet?
- Geboren in 1967 in Haasdonk
- Studeert rechten in Antwerpen
- Verhuist begin jaren 1990 naar Brussel werkt op verschillende kabinetten en bij het commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (CVSG)
- Wordt in 2004 Brussels minister voor Mobiliteit en Openbare Werken
- Van 2006 tot 2018 in de gemeenteraad voor Brussel-Stad
- 2009: naar het Vlaams Parlement en wordt minister voor Onderwijs, Jeugd en Brussel
- Keert in 2014 terug naar de Brusselse politiek en krijgt opnieuw Mobiliteit en Openbare Werken
- Sinds juli 2019 bevoegd voor Stedenbouw en Internationale handel
Smet is net terug uit Italië en kijkt alvast uit naar zijn trip naar Singapore. Het eerste was voor vakantie, het tweede wordt zijn eerste missie als nieuwe staatssecretaris voor Buitenlandse Handel. “Maar het biedt natuurlijk de perfecte combinatie van mijn twee bevoegdheden.” Dan doelt hij op Stedenbouw, zijn eigenlijke paradepaardje in deze regering. Hij wil er groots mee uitpakken. Dat Brussel opnieuw een “smoel” moet krijgen, zal hij een paar keer herhalen. “En dat mag wat controversieel zijn.”
Hoe zou u Brussel in de markt willen zetten in het buitenland?
Pascal Smet: Veel mensen zien Brussel vandaag als een administratieve stad, boring Brussels. Maar zodra ze hier zijn, willen ze blijven. Dus is de grote uitdaging om onszelf te verkopen als een open-minded, kosmopolitische, toekomstgerichte stad. Een belangrijk diplomatiek centrum, maar tegelijkertijd een goede leefstad.
En een investeringsstad waar veel mogelijk is. Kijk maar: een paar jaar geleden wou geen enkele mobiliteitsspeler naar Brussel komen. Vandaag zijn we een van de eerste steden waar ze voor kiezen. Die mentaliteitsswitch heb ik met mijn vorige bevoegdheid van Mobiliteit al gerealiseerd, nu zullen we dat op alle domeinen kunnen doen.
Ziet u die evolutie ook in uw eigen leefwereld? U woont nog altijd in de Hopstraat in het centrum.
Smet: Ja, die buurt is enorm aan het veranderen. Achter mij komt nu de lerarenopleiding van de Erasmushogeschool en er staat een nieuw gebouw vlak bij mijn woning. Toch is het een heel gemengde buurt gebleven, hoewel ze in het hart van de stad ligt. Nu de vijf blokken (aan de Papenvest, red.) worden afgebroken, krijgen we een unieke kans om daar een stedenbouwkundig project te zetten. Die blokken zijn natuurlijk afschuwelijk, dus het is een belangrijk project voor sociale huisvesting en integratie.
Wat zijn uw persoonlijke ankerpunten in de buurt, waar u het liefst van al komt?
Smet: Ik ga vaak naar Barbeton en een beetje verder naar Gaston voor het ijs. In Strofilia kom ik ook graag, zoals in veel restaurants eigenlijk. Ik ben ook blij met de hondenweide aan de Oeverpoort. Dat is een ontmoetingsplek voor mensen die anders nooit met elkaar zouden praten. Plots doen ze dat toch door de honden. Als je een lieve hond hebt natuurlijk (lacht). Ik woon er supergraag. Ik kan alles te voet doen, met goede tramlijnen en metrolijnen.
Even over de verkiezingen. U bent dan wel de populairste Nederlandstalige politicus geworden, de partij is nog maar de vierde grootste Nederlandstalige in Brussel en zelf bent u van minister naar staatssecretaris gegaan. Steekt dat niet?
Smet: Nee, van minister naar staatssecretaris is niet relevant. Ik zit niet in de politiek voor de titel, maar om dingen te veranderen. En ik heb nu een goede bevoegdheid: Stedenbouw en alles wat met Internationale Handel te maken heeft. Eigenlijk is dat nog meer dan Mobiliteit en Openbare Werken: ik zal de vergunningen blijven afleveren, dus ik blijf de stad vormgeven.
Ik had natuurlijk gehoopt dat we met One.brussels niet de vierde, maar de tweede of eerste partij hadden kunnen worden. Het gekke is dat veel mensen ook dachten dat dat erin zat. Op het laatste moment dachten die: ‘Smet gaat het goed doen, dus steunen we toch de anderen.’ In de politiek heb je soms het momentum tegen.
"Het probleem is niet dat die steps er zijn, wel dat er te veel ruimte naar de auto gaat"
Groen heeft het wel erg goed gedaan. Wat verklaart dat verschil in stemmen?
Smet: Groen heeft meer dan wij Franstalige stemmen aangetrokken. Ecolo en Groen vormen meer één pijler en dus is er meer verschuiving. Dat is ook gebeurd met Zoé Genot (de Ecolo-politica die een omstreden flyer verdeelde over onder meer onverdoofd slachten, red.). En we hebben ook stemmen verloren aan Agora. Al ben ik ervan overtuigd: zonder de oprichting van One.brussels hadden we nu maar twee zetels gehad.
Was dat nu eigenlijk wel zo’n goed idee? U bent pas vrij laat One.brussels geworden, op gemeenteniveau was het eerst nog Change.brussels, in sommige gemeenten kwamen jullie een paar maanden eerder nog op als PS-SP.A. Is het niet meer ‘One.kakofonie’ geweest?
Smet: Nee, dat denk ik helemaal niet. We hebben goed standgehouden in moeilijke omstandigheden. Misschien hadden we wel zes maanden eerder moeten beginnen met One.brussels, want we werden nog iets te veel geassocieerd met SP.A. Anderzijds hebben we de beweging in die korte periode wel op de kaart kunnen zetten. Dat vertaalt zich ook in mijn goede bevoegdheden.
Laat ons daar even over doorgaan. Welke accenten wil u leggen in stedenbouw?
Smet: Als minister van Mobiliteit en Openbare Werken deed ik eigenlijk al aan stedenbouw. Die lijn gaan we voortzetten: meer publieke ruimte, minder plek voor de auto, meer plek voor de fiets, vergroening van de straten. Iets dat mij opvalt in vergelijking met andere steden is dat wij weinig intrigerende gebouwen hebben. Dan heb ik het niet over mooi of lelijk, want architectuur is subjectief. Het gaat over gebouwen die uitdagen, waarvan je opkijkt of die een smoel hebben. Die zullen soms wat controversieel zijn.
Waar zou er zo’n gebouw moeten komen?
Smet: We zitten nu nog in de fase van de algemene lijnen. We zullen de komende maanden met promotoren en architecten samen zitten om te kijken hoe we het ambitieniveau kunnen verhogen. Een klassiek voorbeeld van een gemiste kans is de Upsite-toren aan het kanaal. Je ziet hem vanuit alle perspectieven in de stad, maar hij is heel banaal. Met het perspectiefzicht en de skyline is niet altijd veel rekening gehouden in het verleden. Als hoofdstad van België en Europa moeten we onze gebouwen gebruiken om een fierheid rond de stad te ontwikkelen.
U heeft een meer progressieve kijk op stedenbouw, maar uw domein ligt heel dicht bij Territoriale Ontwikkeling, onder Rudi Vervoort (PS). Zijn kabinet staat nog wat dichter bij de traditionele bouwsector. Is dat geen recept voor wrijving?
Smet: Rudi heeft de planning, maar we zullen goed samenwerken en uiteindelijk worden de vergunningen door mij afgeleverd. Ik ben op dat vlak eerder optimistisch. Ik zie bij Rudi, bij de PS en de hele regering een wil om identiteit aan Brussel te geven.
Laat ons het even over mobiliteit hebben, uw vorige bevoegdheid. U bent altijd erg gastvrij geweest voor de nieuwe vormen van mobiliteit zoals deelauto’s, deelsteps en -fietsen. Is dat niet wat doorgeschoten? Veel mensen ergeren zich aan de rondslingerende steps en Jump-fietsen.
Smet: Nee, ik ben nog altijd blij dat we die deelplatformen hebben. Ik stel alleen maar vast dat sommige mensen daar heel gemakkelijk kritiek op geven, terwijl de auto 10.000 keer vervuilender is, meer plaats inneemt en veel gevaarlijker is. Er zijn ook mensen die zich ergeren aan fietsers die niet op het fietspad rijden, dan verbieden we de fietsers toch niet? Of aan bussen, er zijn zelfs mensen die tegen de bussen zijn (fel). Soms moet je wat geduld hebben.
U vergelijkt met de auto, terwijl we zelf de telling hebben gedaan: steps blijken op dit moment vooral de voetgangers te vervangen.
Smet: Ja, maar is daar op zich iets tegen? Ik gebruik ook af en toe een step als ik moe ben. Waarom zou je iemand dat comfort willen ontzeggen?
Omdat u uiteindelijk iets toelaat dat ook een impact heeft op de openbare ruimte en op het milieu?
Smet: Maar die impact is toch miniem in vergelijking met de auto? (Opgejaagd) We hebben altijd de neiging om oorzaak en gevolg met elkaar te mengen: het probleem is niet dat die steps er zijn, het probleem is dat onze infrastructuur niet is aangepast omdat er te veel ruimte naar de auto gaat. Bredere stoepen kunnen al veel oplossen.
U stond ook eerder positief tegenover Uber. Ook daar wijzen verschillende studies uit dat Uber het autoverkeer net verhoogt in de stad. Is dat niet een beetje raar voor iemand die een stad voor mensen en voor zachte weggebruikers hoog in het vaandel draagt?
Smet: Nee, omdat Uber een tussenstap is in de richting van geen privéauto meer hebben. Er komt een moment dat er alleen nog shared vehicles in de stad zullen zijn. En ja, nu zitten we in een overgangsfase en zullen sommige mensen die auto’s iets meer gebruiken, maar anderzijds zal het ook veel mensen tegenhouden om een eigen auto te kopen.
Is die overgangsfase naar automatische deelmobiliteit geen verre luchtspiegeling?
Smet: (haalt schouders op) Wat noem je ver? Sommige mensen zeggen tien à vijftien jaar. Geloofde u twintig jaar geleden dat we vanuit Amerika naar België zouden kunnen bellen en je moeder je gezicht zou kunnen zien? (Op dreef) Het is geen kwestie van óf dat er gaat komen. Mijn standpunt is altijd geweest: je kan het niet tegenhouden, dus moet je zelf voorwaarden opleggen. Dat is ook het grote probleem geweest met Uber en taxi’s. Men had dat veel sneller moeten reglementeren.
"Ik stel alleen maar vast dat sommige mensen heel gemakkelijk kritiek op geven op deelplatformen, terwijl de auto 10.000 keer vervuilender is, meer plaats inneemt en veel gevaarlijker is."
Een idee dat al meegaat sinds 2003 is het openluchtzwembad. Eerst goedgekeurd, daarna afgeschoten door uw opvolgers. We zijn nu vijftien jaar verder: komt het er ooit nog van?
Smet: Het probleem was toen dat het een symbooldossier was geworden, het werd te veel met mij geassocieerd. Ik was ‘the new kid on the block’, vol vuur en stootte op een vastgeroeste politiek. Maar ondertussen staan de neuzen in dezelfde richting. Er is met Pool is Cool een burgerinitiatief op til en we hebben een zin in het regeerakkoord laten opnemen. Het momentum is er bijna opnieuw.
Was het openluchtzwembad niet typerend voor uw manier van politiek bedrijven? U kunt mensen warm maken voor een idee, maar lijkt tegelijk de politieke en burgerbondgenootschappen te verwaarlozen, waardoor die mooie ideeën dan maar moeizaam vorderen.
Smet: Ik denk dat u tien jaar bent blijven hangen. Toen klopte dat. Maar kijk eens wie er vandaag het meeste geld krijgt in de begroting? Ik. Wie heeft het meest kunnen realiseren? Ik! Dat zeggen anderen ook, Vervoort bijvoorbeeld in interviews. Dat doe je toch met bondgenootschappen? Vijftien jaar geleden was dat wel een probleem. Maar toen moest je hier een bulldozer zijn. In een stad als Brussel met zoveel bevoegdheidslagen, met zoveel mensen die neen willen zeggen, moet je regelmatig doorzetten.
De Guldenvlieslaan, waar de handelaars een eigen bouwvergunning indienen, dat is niet vijftien jaar geleden, maar vandaag.
Smet: De handelaars waren toch ook tegen de voetgangerszone? Er was een heel participatief project voor de Guldenvlieslaan, maar plots begint een parkeerbedrijf mensen te verzamelen. Zij hebben dat recht, maar ik herinner me een vergadering op het stadhuis met de handelaaars en burgemeester Close, die heel goed verliep. Over bondgenootschappen gesproken.
Merkt u minder protest dan vroeger?
Smet: Absoluut. Kijk naar tramlijn 9 in Jette. Eerst was iedereen tegen, vandaag zit iedereen dolgelukkig in die tram. De voetgangerszone, de Generaal Jacqueslaan, de Rooseveltlaan de Oude Graanmarkt, als ik daar nu kom, krijg ik soms letterlijk kussen van mensen. Wie met iedereen wil overeenkomen, is een dode tak. Politiek betekent opkomen voor je ideeën en doorzetten.
Op welk project uit uw vorige legislaturen bent u het meest trots?
Smet: Het mooiste zijn de autovrije pleinen: Fernand Cocq, Flagey, Rogier, het Spiegelplein, de Oude Graanmarkt, het station van Jette. Dat samen met de mentaliteitswijziging die ik heb teweeggebracht. Als iemand als Jan Gehl (de bekende Deense architect en stedenbouwkundige, red.) mij publiek feliciteert, dat is geen snulleke, hé!
Waar hebt u persoonlijk spijt van?
Smet: Het openluchtzwembad waar we het al over hadden. Ik had daar harder moeten doorzetten, maar heb toen te veel op de goede trouw van de andere politici gerekend. Hadden we het dossier een jaar eerder gelanceerd, dan was de bouw al begonnen.
Binnen de VGC blijft u bevoegd voor Cultuur en Jeugd. Ondertussen komen er stemmen uit Vlaanderen om meer op dat budget toe te zien. Hoe wil u daarmee omgaan?
Smet: Ik denk dat men in Vlaanderen nog steeds niet helemaal doorheeft dat het grootste deel van het VGC-budget van het Brussels Gewest komt. Ik wil geen gevecht met Vlaanderen, dat is voor niemand goed. Maar er wordt een permanente boksmatch met Brussel georganiseerd, waarbij men zelden praat over wat goed gaat - tenzij het folklore is. We zitten in een negatieve frame.
Hoe verander je die frame?
Smet: Door te tonen dat het niet klopt. Wij kunnen wel besturen. De tunnels hebben we in twee jaar aangepakt, er zijn meer fietspaden, Brussel wordt een aangenamere stad.
"Er wordt een permanente boksmatch met Brussel georganiseerd, waarbij men zelden praat over wat goed gaat - tenzij het folklore is"
En dan hebt u nog de brandweer onder uw hoede, misschien wel de minst gewilde bevoegdheid door perikelen met taalkaders en benoemingen. Wat wil u doen?
Smet: Ha, ik ben de eerste politicus die bevoegd wou zijn voor de brandweer in de geschiedenis van Brussel! Ik wil een nieuwe brandweerkazerne bouwen en betere werkomstandigheden. Die mensen verdienen respect. Er zit een stuk manager in mij. Dat brandweerdossier sleept nu al zolang aan, ik wil dat deze legislatuur oplossen. Zo zit ik in elkaar. Ik doe verder met politiek zolang ik dingen kan veranderen.
Het is duidelijk dat uw nieuwe bevoegdheden u bevallen. Was u minister gebleven als dat niet zo was?
Smet: Ik kon dan naar het parlement. Daar zou ik af en toe eens goed mikken. Voor de rest zou ik boeken schrijven over stadsontwikkeling en Brussel.
Lees meer over: Brussel , Politiek , Stedenbouw , Pascal Smet , one.brussels , staatssecretaris
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.