Het Brusselse regeerakkoord leest als een inhoudelijk verhaal dat steek houdt, met vooral groene en rode, maar ook blauwe accenten. Aan becijferde ambities ontbreekt het echter vaak. Dat kan vooral de groenen parten spelen.
Regeerakkoord: coherent stadsproject met vage contouren
De lectuur van de 132 pagina’s van het Brusselse regeerakkoord levert in het algemeen het beeld op van een samenhangend en vaak ambitieus stadsproject, met de nadruk op sociale aspecten en leefbaarheid. Op verschillende thema’s is de ambitie ook groot: 15.000 woningen aan sociale voorwaarden, een zone 30 in alle woonwijken en een verdubbeling van het fietsaandeel in het verkeer, het is niet niets.
De uitbreiding van het jongerengarantieplan naar alle werklozen belooft dan weer de werkloosheid verder in te dammen. En ook op netheidsvlak is er vooruitgang, met onder meer de invoering van statiegeld voor blikjes en plastic flessen, een belangrijke stap naar een stad met minder afval.
Wie heeft zoveel geld?
Tegelijk rijzen er ook vragen. Zoals “Wie gaat dit betalen?” Met name het plan voor de 15.000 woningen, met onder meer aankopen op de privémarkt en ambitieuze bouwplannen, belooft een dure investering te worden. De regering wil op termijn zelfs naar 15 procent woningen met sociale voorwaarden in elke gemeente. Een dure quantumsprong in een gewest waar dat er vandaag gemiddeld maar 8 procent zijn.
Een gelijkaardige bedenking geldt voor de algemene zone 30: zo’n zone is op zich een uitstekend idee, maar een goede uitvoering van dat idee vraagt grootschalige en snelle investeringen in infrastructuur, zodat bestuurders gewoon voelen dat 30 de norm is. Bij gebrek aan die aanpassingen riskeer je nog maar eens een domein waarop de regel en de praktijk verschillen in Brussel. We zijn benieuwd of die wegaanpassingen zullen lukken tegen de aangekondigde invoeringsdatum in 2021.
Waar zijn de cijfers?
Bij tal van andere thema’s is de vraag dan weer eerder “Hoe groot is de ambitie?” Als het over economie, meertaligheid, gezondheid of vaak ook mobiliteit gaat is het lang niet even duidelijk waar de regering wil landen. Het aantal parkeerplaatsen op de openbare weg moet omlaag, maar met hoeveel? Het autogebruik moet met 10 procent dalen ‘in een eerste fase’, maar hoe lang mag die dan duren? Tegen 2030 ligt de lat overigens wel hoog: het pendelverkeer met een chauffeur per auto moet tegen dan gehalveerd worden.
De socialistische bevoegdheden lijken daarbij vaak concreter uitgewerkt dan de groene. Het plan rond sociale woningen - huisvesting zit bij de PS - met cijferdoelstellingen is daar een voorbeeld van. Het akkoord herinnert daardoor wat aan het bestuursakkoord in Brussel-Stad, waar de groene nieuwkomers zich ook niet vaak vastpinnen op concrete cijfers.
Die aanpak heeft het voordeel dat er geen loze beloftes zijn, maar houdt ook risico’s in. De groenen zullen het daardoor moeilijker hebben om hun intenties in beleid te vertalen. Aan veel maatregelen zal eerst een robbertje armworstelen voorafgaan met de coalitiepartners en de administraties.
Machtspartij PS
Dat de PS de Brusselse machtsstructuren door en door kent (de partij zat tot nog toe in élke Brusselse regering), betekent ook dat de partij van Rudi Vervoort het makkelijker zal hebben om algemeen gehouden intenties in beleid te vertalen. De socialisten weten waar de geldkranen zitten en hebben mensen in alle administraties, bij de groenen is dat veel minder het geval. Het is wellicht een van de redenen waarom die vorige regeerperiode met ecologisten niet meteen veel resultaten opleverde, op de passiefnorm na.
De duidelijkste accenten zijn rood en groen en gaan vaak hand in hand. Het is meteen ook de slotzin van de inleiding van het akkoord: “Sociale en ecologische rechtvaardigheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Pas als we ze samen bestrijden, komen ze echt in zicht,” luidt het.
Toch kleurt het akkoord ook wat liberaal. Daar is – naast de aanwezigheid van Open VLD en niet te vergeten het Défi met Bernard Clerfayt – nog een andere reden voor: het Brussels Gewest moet vanaf 2025 financieel steeds meer op eigen benen staan. Brussel is daarom wel verplicht om naar meer eigen inkomsten te zoeken. De regering kijkt daarvoor uitdrukkelijk naar de Brusselse middenklasse. Dat resulteert in maatregelen als lagere registratierechten. Ook andere thema’s die de liberalen nauw aan het hart liggen als 5G en de onvoorwaardelijke bevestiging van de metro-uitbreiding zijn wel degelijk aanwezig.
De hete adem van de PVDA
Dat de thema’s sociale huisvesting en huurprijzen plots nadrukkelijk de kop op steken is overigens geen toeval. De PS, die voor de bevoegheid huisvesting koos, kromp de voorbije verkiezingen ten voordele van PTB-PVDA, die van dat onderwerp hun belangrijkste thema hadden gemaakt. Het komt er voor de socialisten op aan om de bres op links te dichten. Ook de verdere krachtdadige aanpak van de werkloosheid moet daarbij helpen.
Op het vlak van bestuur komt er een staten-generaal waar ‘zonder taboe’ de bevoegheden van onder meer de gemeenten worden bekeken. Dat is geen revolutie en al helemaal geen fusie, maar wellicht wel de enige haalbare manier om vooruitgang te boeken in die netelige kwestie. De demarche herinnert een beetje aan het mobiliteitsplan Good Move, dat gedragen wordt door de meerderheid van de mobiliteitsactoren. Ook de politieke timing voor hervormingen zit goed. Met een gelijkaardige (rood-groene) as in het Gewest én ruim de helft van de gemeenten is deze regeerperiode een uitgelezen moment om stappen vooruit te zetten.
Al bij al dus een hoopgevend akkoord dus, waarbij het vooral uitkijken is naar de concrete vertaling in beleidsdaden.
Lees meer over: Brussel , Politiek , brusselse formatie , regeerakkoord
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.