Robert Delathouwer is naar eigen zeggen een van de laatste dinosaurussen van de Vlaams-Brusselse socialisten. Begin januari gaf hij zijn schepenambt door aan zijn opvolger Dirk Lagast. Maar Delathouwer doorzwom meerdere watertjes in zijn rijkgevulde politieke leven. Hij blikt eigenzinnig terug. “Het is bijna revolutionair, maar ik ben dus vóór de Brusselse gemeenten.”
Robert Delathouwer: 'Socialisme gaat over werk, werk, werk'
Delathouwer huist tegenwoordig in het Leuvens provinciegebouw. Hij heeft een doorkijkkantoor zoals zijn collega’s. Aan de muur hangen affiches van ‘t Brussels Volkstejoeter. Scherper kan de tegenstelling niet zijn.
Delathouwer: “In deze wereld leeft de heilige overtuiging dat alles een nieuwe naam moet hebben. Sommigen zijn bang om socialist te zijn. Terwijl ik vind dat het Charter van Quaregnon uit de negentiende eeuw nog altijd actueel is. Mits lichte aanpassing dan.”
In januari stopte Robert Delathouwer als Koekelbergs schepen, na 27 jaar dienst voor de Vlaamse socialisten. Delathouwer was van 1999 tot 2003 Brussels staatssecretaris voor Mobiliteit, en tijdens de jaren 1990 afwisselend Brussels en federaal parlementslid. Hij bekleedde tevens verschillende bestuursfuncties, zoals voorzitter van de vervoersmaatschappij MIVB. Delathouwer is criminoloog van opleiding en was tevens lid van de comités P en I.
In 2004 moest hij een stap opzij zetten ten gunste van Pascal Smet, na een bitse interne ruzie in de Brusselse SP.A.
Van zichzelf vindt hij dat hij vaak te vroeg gelijk heeft gehad: “Maar ik had niet de macht, zoals Sint-Joosts burgemeester Guy Cudell (PS), die én het gemengd onderwijs heeft mogelijk gemaakt in zijn gemeente, en de eerste Brusselse vrouwelijke politieagente heeft aangenomen.”
Het oordeel over het Brussels gewest is streng: “We teren in Brussel nog te veel op de ideeën van de regering-Picqué I tussen de jaren 1989-1995. Dat was het eerste en meteen ook het laatste visionaire project voor Brussel.”
We leggen Delathouwer enkele thema’s en namen voor waar hij liefst ongezouten zijn mening over kan geven.
> PHILIPPE MOUREAUX
“Philippe Moureaux is een schitterend man. Ik ben na mijn legerdienst op het kabinet van Moureaux (PS) begonnen, hij was toen minister van Binnenlandse Zaken. Dat was in 1980. Ik was de eerste criminoloog op Binnenlandse Zaken, en Moureaux was meteen mijn eerste kabinetservaring. Moureaux was het alter ego van de socialistische federatie in Brussel.”
“Bij Moureaux weet je waar je aan toe bent. Hij komt voor zijn mening uit, hij steekt die mening nooit onder stoelen of banken. Men noemt hem doctrinair en dat klopt, maar ik beschouw dat niet noodzakelijk als negatief. En, Moureaux kent zijn geschiedenis en kent als geen ander de historische analyse van het marxisme. Een analyse die in de negentiende eeuw juist was, en die volgens ons nog altijd juist is als je de tegenstellingen in de wereld wilt verklaren.”
“Natuurlijk ben ik meermaals in aanvaring gekomen met Philippe Moureaux. Een anekdote: hij was zo doctrinair dat hij in de jaren 1990, toen de eerste migrantenrellen in Brussel een feit waren, Koekelberg geen integratieproject gunde. Toenmalig burgemeester Jacques Pivin was van de MR, en dus rechts, en Moureaux gunde hem dat niet. Moureaux heeft toen vanuit de federale regering zo’n integratieproject – een idee van nota bene PS’er Charles Picqué – tegengehouden. Ik heb me daar zwaar tegen verzet.”
> DE OUDE GARDE
Robert Delathouwer is de laatste van een generatie Vlaams-Brusselse socialisten. Rufin Grijp, Robert Garcia en Michiel Vandenbussche zijn overleden. Delathouwer: “Alle drie kameraden die er niet meer zijn, en dat is confronterend. Dit gezegd zijnde, socialisten blijven hun leven lang socialist. Neem voormalig staatssecretaris Lydia De Pauw: op leeftijd, maar die dame verdedigt nog altijd de socialistische waarden. Het is ook niet omdat je als socialist een uitvoerend mandaat bekleedt dat je niet militant meer moet zijn. Vandaar dat ik altijd het verschil maak tussen een carrière en een parcours. Net zoals in andere partijen zijn er vandaag veel mensen die bij de partij komen om carrière te maken. Je stapt dan af van de strijd die eigen is aan een politieke partij. In een democratie moet je je plaats opeisen, tussen de mensen zitten en mensen hun vertrouwen winnen. Je legt een parcours af namens de mensen die in jou geloven. In een democratie moet je er tegen kunnen dat je er af en toe niet bij bent, dat je oppositie moet voeren of dat je partij het minder goed doet dan verwacht. Dat spoort niet met carrière maken.”
“Mensen als Garcia, Vandenbussche en Grijp waren zo: die gingen ergens voor. Vandenbussche was socialist en flamingant, Grijp was een populist en Garcia was de Brusselaar met de zware stem, de Barry White van de SP. Wij waren alle vier anders, maar deden dingen samen in de wetenschap dat het ooit gedaan kon zijn, dat we niet meer verkozen zouden worden.”
“Dat kan je niet vergelijken met een Patrick Janssens, die op het moment dat Bart De Wever (N-VA) de verkiezingen won in Antwerpen weg was. Dat begrijp ik niet goed. Hij deed goed werk in Antwerpen, maar ik vraag me wel af of hij dat als socialist heeft gedaan, of gewoon voor zichzelf.”
> DE WISSEL VAN DE MACHT
In 2004 moest Delathouwer een stap opzij zetten voor Pascal Smet. Toenmalig voorzitter Steve Stevaert wou orde op zaken stellen in Brussel. Delathouwer: “Wat er met Stevaert is gebeurd, is zeer droevig. Het was Stevaert die me op een bepaald moment gevraagd heeft om een stap opzij te zetten omdat er te veel problemen waren binnen de partij. Hij heeft voor verjonging gezorgd, en dat was nodig. Over die periode spreek ik echter niet graag, want het is niet plezant als er bij je thuis ingebroken wordt en als je dreigbrieven met een kogel krijgt.”
> DE BURGEMEESTERS
De familie Pivin zwaait al sinds 1980 de plak in Koekelberg. Eerst vader Jacques, daarna zoon Philippe. Delathouwer: “Twee totaal verschillende soorten politici. Vader Pivin was een autodidact, en ademde Koekelberg. Jacques Pivin kende zijn dossiers en ging er honderd procent voor, hij ging constant bij de administratie zijn dossiers bepleiten. Hij was rechts, maar rechtdoorzee en correct. Hoe had ik anders als Vlaamse socialist in de meerderheid kunnen zitten bij een rechtse francofone burgemeester? Ik kon me veel permitteren in het schepencollege. Ik heb geleerd om compromissen te sluiten, maar toch op tijd en stond mijn stem te laten horen en het schepencollege ook niet altijd te volgen. Voor de jonge Vlaamse schepenen heb ik daarom een goede raad: wees niet bang om je stem te laten horen. Wees collegiaal, maar leg uit waarom je het ook wel eens niet eens bent en verdedig je mening consequent. Want als je jezelf niet kan verdedigen tegenover anderen, dan moet je ook niet met eigen projecten op de proppen komen. Zo ging het alleszins tussen mij en Jacques Pivin.”
“Philippe Pivin is een ander type politicus: een advocaat en een politiek beest. Zoon Pivin heeft een beter politiek inzicht dan zijn vader; hij heeft ook een parlementszitje geambieerd.”
> DE MIVB
“Ik was de eerste voorzitter van de MIVB die naar buiten trad. Ik had met toenmalig minister van Verkeer Jean-Louis Thys (PSC) een goede verstandhouding en speelde nooit cavalier seul bij de MIVB. Alles wat Thys voorstelde was visionair; het huidige openbare vervoer in Brussel is door hem bedacht. Hij had alleen niet graag dat je hem Jef Le Tram noemde, want hij was bang om daarmee kiezers te verliezen. Ten onrechte: met de tram kon je kiezers winnen, maar dat zag hij niet.”
“Thys stond tezamen met Etienne Schouppe aan de wieg van het Gewestelijk Expressnet in 1992. Ik herinner me nog het congres waarop het GEN werd voorgesteld: dat was pas een colloquium over openbaar vervoer. We zijn er nu nog altijd mee bezig.”
> SOCIALISME
“Socialisme gaat over werk, werk en nog eens werk. Tegenwoordig moeten politieke partijen over alles een mening hebben, maar ik denk dat sommige thema’s de core business van één partij zijn. Gelijke kansen? Nee, werk voorzien voor de mensen is wat het socialisme moet uitademen.”
> DE BRUSSELSE 19
“Ik vind dat een eigenaardig standpunt van mijn partij: de Brusselse gemeenten moeten fuseren. Wel, ik heb daar een andere mening over, en dat is tegenwoordig vreemd als Brusselse Vlaming.”
“Ik ben voorstander van een herschikking van bevoegdheden. Maar de massale werkloosheid in Brussel oplossen, dat zal alleen maar lukken als je er ook het lokale politieke niveau met zijn kmo’s bij betrekt. Op het gewestelijke niveau kan je nooit een verfijnd overzicht hebben van wat er in een bepaalde wijk of gemeente aan vacatures is. Niet omdat Actiris slecht werk levert, maar omdat het gewestniveau te ver van de mens staat. Als je de politiek uit het niets moet uittekenen, dan begin je idealiter op een zo laag mogelijk niveau, bij de gewone mensen. Want daar kunnen mensen voor hun democratische basisnoden terecht. En ik weet wel dat men zegt dat het in Londen en Parijs niet zo is, en toch werkt, maar dat zijn steden in landen met een totaal andere geschiedenis dan België.”
“De burger moet in Brussel wel beter bediend worden, daar ga ik volledig mee akkoord. Maar dat heeft te maken met een slechte bevoegdheidsverdeling tussen het lokale én gewestelijke niveau. Neem bijvoorbeeld het Elisabethpark in Koekelberg: het gewest is daar verantwoordelijk voor de verkeersstromen, maar denkt in de eerste plaats aan de pendelaar. Het gewest denk vanuit een gewestlogica waarbij vlotte doorstroming het belangrijkste is. Maar daar wonen dus ook mensen hé!”
“Laten we de gemeenten behouden en bekijken wat we op lokaal vlak doen, en wat op gewestelijk. Ik denk ook dat je OCMW en gemeente gerust kan samenvoegen, zoals dat in Vlaanderen al het gewest is. Want je hebt binnen een gemeente recht op een uitkering, of je hebt er geen recht op. Een fusie van de twee zorgt voor een sociaal debat in de gemeenteraad wanneer de begroting wordt besproken. Nu zijn dat twee afzonderlijke begrotingen en blijft de OCMW-begroting flou. Het is democratischer om de gemeenteraad mee inzage te geven in het OCMW.”
“En het argument dat de Vlamingen meer macht zullen hebben in een sterk gewest waarbinnen de gemeenten zijn gefuseerd? Ik denk dat de Vlamingen net meer macht hebben als ze niet alleen moeten vertrouwen op de zeventien Vlaams-Brusselse parlementsleden, maar ook op hun Vlaamse schepenen. Op voorwaarde dat ze af en toe samenkomen in de conferentie van Vlaamse schepenen, en opnieuw meer van zich afbijten, ook met een Vlaamse reflex.”
Lees meer over: Koekelberg , Politiek
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.