Arme kinderen grootste slachtoffer van brandwonden

Jean-Marie Binst
© Brussel Deze Week
06/02/2010
Neem kansarmoede, slechte huisvesting en de versnipperde regelgeving inzake brandbeveiliging, en je krijgt een explosieve cocktail met als grootste slachtoffer een grote groep kinderen met brandwonden, hoofdzakelijk bij allochtonen. Hoog tijd om de schrijnende toestand in Brussel en België in de kijker te plaatsen.

Eind februari wordt op de zesde verdieping de nieuwe afdeling van het brandwondencentrum van het Militair Ziekenhuis in Neder-Over-Heembeek operationeel. Met acht nieuwe bedden intensive care, veertien nieuwe bedden medium care en een laboratorium uitgerust met de nieuwste technologieën in bacteriebestrijding. Daarmee wordt het het best uitgeruste brandwondencentrum in Europa. Heet reportagemateriaal voor de media, en positief voor het imago van deze of gene politicus, ongetwijfeld. Maar wat met het taboe rond de kindpatiënten met brandwonden? Blijven zij anoniem?

De schokkende cijfers: zeventig procent van de kinderen met brandwonden komen uit een (kans)arm gezin. Die gezinnen leven doorgaans in de grote steden - voor België is dat Brussel op kop. En 85 procent van die slachtoffers heeft allochtone ouders. Maar dat wordt nergens geschreven.

Thee zetten
Zes brandwondencentra zijn er in België: in Neder-Over-Heembeek (Brussel), Gent, Antwerpen, Leuven, Luik en Loverval (Charleroi). Jaarlijks worden 450 kinderen en jongeren voor brandwondenbehandeling opgenomen; 150 daarvan krijgen intensieve zorgen, omdat hun leven in gevaar is. Kinderen tussen nul en vier jaar zijn de grootste risicogroep voor brandwonden (twintig procent), gevolgd door kinderen tussen vijf en veertien jaar (elf procent).

Dat het brandwondenprobleem nauw samenhangt met armoede, is een oud zeer. "De meeste brandwonden gebeuren in de grootstad omdat het een probleem is van kansarme gezinnen," bevestigt Martin Margodt, de voorzitter van de vzw Pinocchio .

De vzw zetelt in het Militair Ziekenhuis en komt alle zes de brandwondencentra te hulp. Waarom kansarmen? "Omdat zij in de slechtste huizen wonen, soms van huisjesmelkers, met weinig brandveiligheid. De risico's stapelen zich er op. Wonen in kleine ruimten, met veel mensen samen, doet de kans op brandletsels verhogen. Er zijn geen rookmelders. Geen thermostaatkranen. Aan de gasaansluiting wordt soms gebricoleerd met plastic buizen. Water en gas worden verkeerd aangesloten."

"Eigenaars én bewoners hebben geen notie van de risico's die ze nemen. Allochtone gemeenschappen houden er ook (vaak) andere gewoonten op na: ze koken en eten anders, bijvoorbeeld laag bij de grond. Dat valt op tijdens de ramadan: in die periode stijgt het aantal brandwondenpatiënten. De families komen 's avonds samen, doodmoe van een dag zonder eten. En al gaat het niet altijd om zware brandwonden, ook kinderen raken betrokken. Bij kinderen zijn de meeste brandwonden het gevolg van te hete vloeistoffen - theewater, frituurvet,... Er is de thee, die laag bij de grond wordt gezet en geserveerd. Koken met gasbrandertjes tussen de gasten is niet ongewoon. Ook een echt vuurtje stoken in het midden van de kamer gebeurt al eens, daar kan de brandweer van meespreken."

Hoe voorkom je zulk leed? "Wij lossen het op door de kinderen vast te binden," kreeg Margodt van een allochtoon meisje te horen tijdens een preventieles van Pinocchio in een Brusselse school. "Ik schrok niet bepaald van die uitspraak: een kwarteeuw geleden werden onze kinderen in hun eetstoel ook vastgebonden met riempjes, om ze tegen ongevallen te beschermen," relativeert Margodt. "Het ergste is dat brandwonden in de eerste plaats een sociaal probleem blijven en dat het taboe over de grootste risicogroep in stand blijft. Ik heb twintig journalisten een interview gegeven, het woord allochtonen wordt wijselijk uit hun teksten gegumd. Mogelijk wordt dit met de beste bedoeling verzwegen, uit vrees voor minder giften voor brandwondenkinderen. En uit schrik dat publiek en politiek te pas en te onpas de feiten uitspelen, terwijl het doodsimpel om een risicopopulatie gaat."

Getreuzel
Een ander heikel punt is de regelgeving over brandveiligheid: die is versnipperd over de drie gewesten, met alle gevolgen van dien voor brandweer en preventiewerkers.

Margodt luidt al jaren de alarmbel. "Er is meer hulp voor inbraakbeveiliging - onder de vorm van fiscale voordelen, bijvoorbeeld - dan voor brandbeveiliging. Nochtans, hoeveel kans op fysieke schade of op sterfte loopt iemand bij een inbraak? Vergelijk dat eens met een brand! Inbraakbeveiliging kost veel geld, terwijl een rookmelder veertig euro kost. Het decreet op de rookmelders is voor de drie gewesten in België verschillend; eenvormigheid zou al een hele stap vooruit zijn. Zeker omdat op Europees vlak de materie aan de regio's wordt gelaten. Huurwoningen in Brussel moeten een rookmelder hebben, in Vlaanderen is dat alleen verplicht als je een renovatiepremie aanvraagt."

"De horeca wordt gecontroleerd door de brandweer, privéwoningen niet. Als je weet dat kansarmen bijna altijd huren, dan zou elk huurhuis een rookmelder moeten krijgen. In een stad als Londen, waar elf miljoen mensen wonen, verdeelt en plaatst de brandweer gratis rookmelders. In België treuzelt de overheid rond het type rookmelder en de aanbestedingen. Bovendien zou Binnenlandse Zaken de verplichte plaatsing moeten koppelen aan controle. En in appartementsgebouwen moeten we gaan naar het sprinkler- of sproeiersysteem in gemeenschappelijke ruimtes. Ook daar proberen we gehoor voor te krijgen. Want we lopen ver achter op de buurlanden."

Met algemene regels kan de grote risicogroep van kansarmen geholpen worden, maar ook gerichte acties dringen zich op. Margodt: "Een van onze vragen aan federaal minister van Binnenlandse Zaken Annemie Turtelboom (Open VLD) is dat Brussel, naar analogie met Londen en andere grote steden, een eenduidig preventiebeleid kan voeren vanuit de brandweer. Al is er met de herstructurering van de brandweer hoop."

"Allochtonen opnemen in de brandweer zou al een stap vooruit zijn, om toegang te krijgen tot die gemeenschappen. Zeker nu de Moslimexecutieve met haken en ogen aan elkaar hangt, waardoor we geen gesprekspartner met langetermijndenken hebben. Brandweermannen van 55-plus, die dus minder inzetbaar zijn, zouden, zoals in Londen, rookmelders kunnen plaatsen in woningen. Zij zouden ook uitleg moeten kunnen geven over eerste zorgen bij brandwonden, zoals: 'Elke nieuwe brandwonde twintig minuten nat houden.'"

"Vandaag beperken ze zich tot preventielessen en -acties. Terwijl allochtonen nog te vaak door onwetendheid vertrouwen op (achterhaalde) culturele gewoontes, zoals tomatenschijfjes, komkommers of bloem op de wonde leggen. Middeltjes die niet helpen, net zo min als de boter uit grootmoeders tijd. Mochten we de volwassen allochtonen direct kunnen bereiken, dan zou het probleem van brandwondenkinderen snel in de kern kunnen worden aangepakt. Nu bereiken we alleen de jeugd, via de scholen. In Nederland heeft de Brandwondenstichting het grotendeels voor elkaar gekregen door via moskeeën bij de ouders te geraken, en informatiepakketten uit te delen in het Arabisch en Turks. We zijn dit project aan het kopiëren, maar die anderstalige informatie moet wel bij iedereen geraken. En ook in ons vrijwilligerswerk zitten te weinig allochtonen."

België aan de top
Een en ander hangt samen met overheidsuitgaven, en met besparingen, zoveel wordt al snel duidelijk. Inmiddels is het dweilen met de kraan open, want het aantal brandwondenslachtoffers in België overtreft ruimschoots dat van de omringende landen, grote rampen niet meegeteld. De zes Belgische brandwondencentra behandelen 1.300 mensen per jaar, tegenover 600 in Nederland (met zijn 16,5 miljoen inwoners) en 3.500 in Frankrijk (64 miljoen inwoners). Daar komen nog eens 2.500 mensen bij die zich met brandwonden in andere klinieken melden, of in totaal 7.500 via spoedopnames.

Voor de overheid hangt daar een stevig prijskaartje aan vast. Margodt: "Per dag kost een kindpatiënt op intensieve zorgen 1.600 euro. Een behandeling van een patiënt die voor zestig procent verbrand is, kost - revalidatieperiode inbegrepen - al gauw 250.000 euro aan de maatschappij. Daarvan zal de patiënt 10.000 tot 15.000 euro zelf moeten bijpassen. Welke kansarme heeft dat geld liggen? Met onze vzw Pinocchio nemen we 350.000 euro per jaar aan ziekenhuis- en revalidatiefacturen voor onze rekening. Van de tien kinderen of jongeren die met brandwonden opgenomen worden, kunnen we voor zeven tussenbeide komen: dat is een voortdurend wikken en wegen, samen met de sociale dienst. De kansarme krijgt dat geld uiteraard niet rechtstreeks, anders zou het weleens kunnen dat de factuur open blijft staan. Maar ik blijf erbij: je moet niet met de vinger naar de kansarme wijzen, ook huiseigenaren en de overheid dragen hierin een verpletterende verantwoordelijkheid. De meeste oude woningen zijn gewoon heel slecht uitgerust."

Wat doet Pinocchio?

De vzw Pinocchio steunt gehospitaliseerde kinderen en jongeren met brandwonden, onder meer bij de betaling van medische kosten, drukpakken en maskers, medicatie, transport- en verblijfskosten (voor ouders).

Voorts maakt Pinocchio de hospitalisatie van het jonge brandwondenslachtoffer draaglijker door een mooie relaxatiekamer in te richten, door de aankoop van speelgoed, boeken, pc's en tv's en het wekelijkse bezoek van een ziekenhuisclown. Ook therapeutische kuurkampen worden georganiseerd en gefinancierd.

Om het publiek te informeren richt Pinocchio informatiestandjes in en geven ze voorlichtingslessen (in scholen). Alle finan­ciële middelen komen uit giften. Meer op www.vzw-pinocchio-asbl.be

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Neder-Over-Heembeek , Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni