Bill Smith: 'Niets of niemand krijgt me hier weg'
Toen hij hier 43 jaar geleden voor het eerst voet aan de grond zette, had Bill Smith nochtans het liefst van al onmiddellijk een ticketje retour genomen.
"Na mijn studie aan Yale ben ik beginnen werken voor Deloitte, een Amerikaans bedrijf dat zijn internationale belangen wilde uitbreiden. Na vijf jaar kreeg ik de kans voor hen naar het buitenland te gaan. Oorspronkelijk zou het Caracas, Venezuela worden, het werd Brussel, België. Een contract van drie jaar als revisor. 156 weken, 1.096 dagen. Dagen die ik nauwgezet begon af te vinken, zo groot was mijn hekel aan mijn nieuwe omgeving. Na zowat tweehonderd dagen ben ik gestopt met streepjes zetten: mijn Frans was al snel verbeterd, mijn werk bleek een boeiende uitdaging. En daarbovenop bevond ik me temidden van de Europese geschiedenis, die me al in de middelbare school enorm boeide."
"Het zal ook wel te maken hebben met mijn roots: mijn grootvader langs vaders kant is in 1919 vanuit Schotland naar de States geëmigreerd. Een van de eerste dingen die ik hier dan ook gedaan heb, is met mijn vrouw en drie kinderen een rondreis maken door dat weergaloos mooie land."
Kadavers
Voelde Bill Smith zich na een tijd als een vis in het water in Brussel, voor zijn eega lagen de kaarten heel anders: zij is na drie jaar met de kinderen weer naar de Verenigde Staten vertrokken. "Ik ben gebleven. Toen Deloitte me voorstelde een pizzaketen aan de Amerikaanse Westkust door te lichten, heb ik dan ook resoluut geweigerd, ik heb mijn ontslag ingediend en ben met mijn kersverse Belgische vriendin op vakantie naar Corsica getrokken. Na een maand kreeg ik een telefoontje van een vriend in Brussel met de gouden tip voor een baan als consultant bij het toenmalige Touche, Ross and Co. Nooit heb ik het me beklaagd: mijn vriendin is mijn vrouw geworden, Brussel werd mijn Brussel."
Er volgde een rijke carrière, waarin Smith onder meer voor de Wallenberg Group het Eurocard-systeem in Nederland en België heeft opgezet. Verder heeft hij nog tien jaar gewerkt voor ChampionSparkPlugs en is hij onder meer nog vicepresident voor Europa voor Crown Cork & Seal geweest. "Uiteindelijk ben ik voor eigen rekening gaan werken. Zo heb ik de economische teloorgang van het Waals Gewest op de eerste rij meegemaakt: als waarnemend directeur-generaal heb ik noodgedwongen het licht uitgedaan bij Forges de Clabecq. Ze hadden mij gekozen omdat geen enkele Belgische manager bereid was de vakbonden daar het hoofd te bieden. Ik heb nog veel andere opdrachten voor het Gewest uitgevoerd. Een stipte, correcte betaler, maar links en rechts vielen er wel lijken uit de kast. In die tijd kon zowat elk Waals bedrijf van enige omvang in nood een beroep doen op de overheid. Zo had de Waalse overheid op een bepaald moment een aandeel in maar liefst 126 bedrijven, waarvan er maar één dividend uitkeerde. Eén. Van die 126 heb ik er toch tien de deuren doen sluiten omdat hun toestand uitzichtloos was."
Regen en sneeuw
Decor van ons gesprek: Salon 58, de resto-bar in het paviljoen van Comptoir Tuilier, een geesteskind van André Waterkeyn, de ontwerper van het Atomium. "Mijn kantine noem ik het hier. Het eten is meer dan deftig, de rijke geschiedenis van het gebouw is een surplus. Zeker voor mijn vrouw, die nog hostess is geweest op de Expo; de zomer van 1958 noemt ze nog altijd een van de hoogtepunten van haar leven."
"Na een leven lang luchthavens gezien te hebben volstaat Brussel nu voor mij. Ik denk niet dat er een Europees land is dat ik niet voor mijn werk heb bezocht. Australië, Azië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Amerika, ik ben overal geweest. Been there, done that, het is genoeg geweest. Al zweren we nog steeds bij een vakantie zo nu en dan op een zonnige bestemming in Europa. Het weer, weet je wel. Maar tegelijkertijd is het weer een van de redenen waarom ik gebleven ben. Ik ben opgegroeid in Torrington, Connecticut. De Snowbelt. Elke winter metershoge sneeuw - en als er nu één ding is wat ik haat, dan is het wel sneeuw. En met sneeuw heb ik hier in al die jaren weinig of geen problemen gehad, de voorbije winter niet te na gesproken."
"Valt het voor mij al bij al nog mee met dat weer, voor mijn vrouw - een Waalse met Vlaamse roots - blijft het een marteling. Maar ik heb het haar voor eens en voor altijd duidelijk gezegd: 'Hon, ik ben al eens geëmigreerd en ik ga het niet nog eens doen. J'y suis, j'y reste.' Niemand krijgt mij hier weg, ze zullen mij hier begraven. Opvallend ook: een buitenlander, al is hij hier al 43 jaar zoals ik, zal België altijd meer appreciëren dan de Belgen zelf. Ik ben overal in het land geweest. Je kunt mij nergens droppen zonder dat ik weet waar ik ben. Ik ben ook al veertien jaar Belgisch staatsburger, ik volg het politieke reilen en zeilen op de voet, ik hou van dit land."
Bier
Herinneringen genoeg heeft Smith aan al zijn jaren in België. Daarvan blijven de vroegste de scherpste. "Mijn kennismaking met het Belgische bier bijvoorbeeld. Ik was hier twee dagen, ik logeerde in Hôtel de la Concorde. De barman, Léon, was een oorlogsveteraan uit de Ardennen. Toen ik hem de eerste avond vroeg welk bier hij me zou aanraden, luidde het antwoord: 'Orval.' In zijn ogen het beste bier ter wereld. 'U zult de smaak misschien niet appreciëren, maar neem er dan een tweede en desnoods een derde.' En gelijk had hij: bij de derde Orval was ik verkocht. De volgende avond in de bar. 'Léon, een Orval alsjeblieft.' Hij keek me aan en zei: 'Uw opvoeding is nog maar net begonnen.' En zo heb ik kennisgemaakt met Duvel. Hemels. Dat was toen; Duvel heeft nu aan charme ingeboet omdat het gepasteuriseerd wordt voor export. Zelfs Orval is niet meer hetzelfde. Wat ik nog wel heel graag drink, is blonde Chimay. Ook gepasteuriseerd, maar op de ene of andere manier hebben ze de oorspronkelijke smaak weten te behouden. Chimay heeft daarenboven ook het enige bruine bier waarvan ik kan genieten."
"Ja, dat Belgische bier... Ik ben er al dikwijls door mijn schoonfamilie van beschuldigd dat ik niet hier ben gebleven voor mijn vrouw, maar voor het bier."
Kruiswoordraadsel
Een bierkenner is Smith, maar hij is een nog grotere kenner van Brussel. "Ik ben met mijn wandelingen door de Brusselse gemeenten begonnen omdat ik hier al zo lang woonde en het gevoel had ondanks al die jaren in Brussel erg weinig te begrijpen van de fysionomie van het geheel en van de bevolking."
"Ik wandel altijd in de namiddag. Gewoonlijk twee, drie uur aan een stuk. Veertig, vijftig hectare. Ik ben begonnen in Jette, vervolgens kwamen Ganshoren, Sint-Agatha-Berchem, Molenbeek, Anderlecht, Vorst, en zo naar het zuiden toe. Ergens midden volgend jaar zou ik rond moeten zijn. Ik kom overal. Op mooie plekken, minder mooie, lelijke. Veilige, minder veilige. Ik doe het gewoonweg graag, en mijn vrouw is gelukkig dat ik iets anders om handen heb dan thuis zitten en kruiswoordraadsels oplossen."
"Brussel, it eats into you. Ga op de Grote Markt een terrasje doen, kijk de hele middag je ogen uit en je hebt nog maar een fractie gezien van wat er te zien valt. Het patrimonium ontdekken is een belevenis. En dan nog eens het groen: Brussel is de groenste stedelijke ruimte in Europa, al valt het bij een eerste kennismaking niet op. Er zijn welgeteld 163 vierkante kilometers, bijna één zevende daarvan bestaat uit groen. Formidabel."
"Ik heb er altijd een punt van gemaakt me niet op te sluiten binnen het kringetje van Amerikaanse ons-kent-ons, al ben ik in de jaren 1980 een tijdje vicevoorzitter van The American Club of Brussels geweest. Maar ik ben ook twintig jaar lang vicevoorzitter geweest van de atletiekvereniging Royal Excelsior Sports Club, heb veel Vlaamse en Franstalige vrienden. En daarbij word ik geholpen door mijn kennis van het Frans - sterk wat woordenschat betreft, zwak in respect voor de grammatica - en van het Nederlands, dat ik na mijn pensioen beter ben gaan beheersen."
Lees meer over: Laken , Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.