Kristiaan Borret, bouwmeester sinds januari, werkt naarstig aan zijn oriëntatienota, maar staat nu al met zijn voeten middenin de Brusselse stedenbouw. “Parken aanleggen in de stad is het meest fundamentele wat je kan doen.”
Bouwmeester Kristiaan Borret: ‘Mooi of lelijk, daar gaat het niet over’
We spreken Borret in het restaurant Bistro du Canal. Dat kan geen toeval zijn. Het kanaal is het belangrijkste werkterrein van de Brusselse regering voor de komende tien jaar. De bouwmeester kan daar niet omheen. “Stadsontwikkeling langs de waterkant is op zich niet zo interessant. Andere steden hebben het jaren voor ons al gedaan. Het is gentrificatie en opwaardering door nieuwe woningen te bouwen. Dat hebben we eerder al gezien. Dat willen we expliciet niet doen in Brussel. De ambitie is om de blue collar en de lofts, de bedrijvigheid en het wonen, met elkaar te verzoenen. Dat is wél vernieuwend.”
U schrijft momenteel uw oriëntatienota. Kan u al een tip van de sluier lichten?
Kristiaan Borret: “Als Antwerps stadsbouwmeester (2006-2014) kon ik bij wijze van spreken over elke bouwvergunning mijn zeg doen. Hier in Brussel, waar de schaal dubbel zo groot is maar daarentegen minder centraal bestuur, moet ik een selectie maken. Waarop zet ik in? Thematisch, territoriaal, organisatorisch. En met welke partners?”
“Anderzijds: vanuit mijn Antwerpse ervaring ben ik nogal totaal ingesteld. Ik wil niet te veel laten vallen. Kwaliteit zit soms in kleine projecten. Die kleinere projecten moeten ook bijdragen tot de grote stedenbouwkundige ambitie.”
Als bouwmeester geeft u advies, zit u mee aan tafel bij beslissingen. De argumentatie is belangrijk. Hanteert u daarin een bepaalde filosofie?
Borret: “Architecturale kwaliteit gaat niet alleen over mooi of lelijk. Het gaat over integrale opvatting. Een goed werkend plan is even belangrijk voor de architectuur van een stad als een mooie façade.”
“Het gaat verder ook over levenskwaliteit. Is er genoeg daglicht? Voldoende uitzicht? Willen de mensen die er wonen, er ook blijven wonen?”
U bent dus niet de politie van de smaak?
Borret: “Neen. Dat heb ik altijd geweigerd. Je wordt wel af en toe in die rol geduwd. Het is een handige manier om een discussie te beslechten: we zullen aan de bouwmeester vragen of iets mooi of lelijk is. Maar daar gaat het dus niet om. Kwaliteit gaat over meer. Zo is ruimtelijke samenhang van belang. Aan het Bécodok, waar nu heel wat ontwikkelingen aan de gang zijn (zie BDW van 16 april, SVG/LV) gaat het niet alleen over de individuele projecten, maar het is de vraag ook of ze bij elkaar passen.”
En? Passen ze bij elkaar?
Borret: “Nog niet (lacht). Het is wel mijn bezorgdheid. Ik zie in Brussel veel fragmentering, saucissonering.“
En hoe komt dat?
Borret: “In Antwerpen is één baas. Er is één administratie die de vergunningen aflevert. Hier zijn negentien gemeenten, een gewest, én Beliris. Daarbij komt dat er binnen het gewest ook nog eens een fragmentatie heerst. Vandaar mijn ambitie om op korte termijn minstens binnen dat gewest met één stem te spreken. Daar zetten we nu vol op in.”
“Dat heeft meer met governance te maken, dan met architectuur. Maar het is wel broodnodig. Ik voel binnen de ploeg van minister-president Rudi Vervoort hiervoor alvast veel politieke wil.”
Heeft het gebrek aan samenhang ook niet te maken met de dominantie van de vrije markt? Het lijkt er soms op dat de privépromotor in Brussel bepaalt hoe de stad eruitziet.
Borret: “De promotoren profiteren van de fragmentering. Ze gaan shoppen. Dat versterkt hun positie. Maar ik ben ook niet tegen de privé. De privé bouwt de stad. De promotoren zijn onze partner. Ze investeren veel geld. We moeten blij zijn dat ze dat doen. Laten we ze dan ook efficiënt bedienen. En liefst met een gecoördineerd standpunt van het kabinet stedenbouw, de administratie vergunningen en de bouwmeester.”
U bent goede vertrouwd met de situatie in Vlaanderen, waar een andere politieke cultuur heerst, met een sterke administratie en minder rechtstreekse politieke invloed. Sommige Franstalige politici zagen in u een Vlaams importproduct, met de nodige scepsis tot gevolg.
Borret: “Binnen de Brusselse regering ervaar ik die scepsis niet. Integendeel, er is een bepaalde fascinatie voor die Vlaamse manier van werken. En voor de rest: ik woon al twintig jaar in Brussel. Toegegeven: ik ben altijd een omgekeerde pendelaar geweest. Mijn beroepsleven heeft zich nooit in Brussel afgespeeld.”
Waarom bent u desondanks in Brussel blijven wonen?
Borret: “Omdat ik Antwerpen een goede stad vind om te werken (lacht). Neen, ik hou van Brussel. Het is een grote stad. Ik hou van de meertaligheid, de blik op de wereld, van de ruwe kantjes ook. De redenen waarom nog steeds veel jonge mensen voor Brussel kiezen, denk ik.”
Even terug naar het kanaalplan. De Brusselse regering wil in de ateliers van de Citroëngarage woningen bouwen. Dat lijkt ons geen evidentie.
Borret: “De Citroëngarage is een markant gebouw. Voor- en achterkant. De overheid heeft ervoor gezorgd dat het in eigen handen komt. Nu moeten we nadenken over de invulling. De overheid mag hier niet optreden als een privépromotor: we hebben een gebouw, we moeten het nu laten renderen, dus laten we er maar appartementen bouwen.”
“We willen in de kanaalzone de blue collar niet verjagen. De bedrijfjes en de ateliers hebben er hun bestaansreden.”
“Dat is een moeilijke oefening. Want het eerste wat je doorgaans doet als je appartementen bouwt is de bedrijven wegjagen zodat ze geen overlast meer kunnen vormen.”
“Maar wat leren we uit de stadsvernieuwing in Vlaanderen? Elke brownfield is een spetterende woonwijk geworden, in de pakhuizen zijn lofts gebouwd. Het gevolg is dat er geen plaats meer is voor de loodgieter die een hangar nodig heeft voor zijn wisselstukken, of voor de parketteur zijn houtopslag.”
“Zij moeten noodgedwongen verhuizen naar de kmo-terreinen, terwijl de werven in de stad gelegen zijn.”
“Het kanaalplan wil dat vermijden. Architecten zullen moeten nadenken over hoe we bedrijvigheid en wonen kunnen combineren. In de negentiende eeuw was dat vanzelfsprekend: de bronsgieterij in Molenbeek, met de woningen errond. De romantiek errond hebben we niet nodig, want levenskwaliteit was er toen niet, maar we moeten wel nadenken over een nieuwe architectuurtypologie.”
“Ik noem het microzonering: een gloednieuwe woonwijk op Thurn & Taxis, en daarnaast een kmo-zone. Daartussen een straat die de bemiddelende derde vormt. Wonen en werken zijn eigen aan de stad. Die dualiteit moeten we opnieuw aanvaarden.”
De bewoners riskeren wel te gaan klagen...
Borret: “Er is een zekere tolerantie nodig in de stad. Er zijn ook bewoners die klagen over het teveel aan hippe terrassen. Cru gesteld: of we van de kanaalwijk nu een tweede Dansaertstraat maken, met tal van terrassen en winkels die open zijn op zondag, of één met nijverheid, en bestelwagens om zes uur ‘s morgens: in beide gevallen zullen er bewoners klagen.”
“Maar er zijn wel oplossingen denkbaar. De industrie die er komt, moet een stedelijke gedaante krijgen. De hele recyclagesector kan er bijvoorbeeld een plaats krijgen. Dat is de achterkant van de stad, maar die hoort wel bij de stad.”
“Een ander voorbeeld: de betoncentrale van Holcim in Parijs. Die staat op de kaaien. Overdag is het een en al bedrijvigheid. ‘s Avonds wordt de centrale dichtgeklapt en kan je langs het water flaneren. Dat is een goed stedelijke gebruik van een industriële functie.”
Burgemeester Mayeur vindt het jammer dat het nieuw museum voor hedendaagse kunst niet aan de Ninoofsepoort komt. Daar is het meer nodig.
Borret: “Dat is een lange discussie. Aan Sainctelette (waar het museum nu zal komen), is al een hele ontwikkeling aan de gang. Het museum is er een verrijking maar geen pionier. Maar de politieke beslissing is genomen. Die discussie is dus beslecht.”
“Maar intussen moet er wel iets aan de Ninoofsepoort gebeuren. Een heleboel projecten dienen zich aan. Er komt een park, woningen. De tram krijgt een ander tracé. Een park is het meest fundamentele wat je in een stad kan doen. Ik wik mijn woorden: een park aanleggen is een historisch moment. Gebouwen komen en gaan. Een park in een stad is er voor de eeuwigheid.”
“In het dossier van de Ninoofsepoort ligt de lat niet hoog genoeg. De maat van het park is nu het gevolg van de inplanting van de woningen. Dat kan beter. Het park moet reiken van de Kleine Ring tot aan het kanaal. Dat veronderstelt een andere inplanting, met name van het gebouw met sociale woningen.”
Er gaat veel aandacht naar het kanaal, maar in Antwerpen had u ook ideeën over de meer residentiële naoorlogse wijken. Ook Brussel heeft een tweede kroon. Daar horen we u niet over.
Borret: “Over het kanaal is al veel nagedacht en geschreven. Er bestaat een duidelijke visie en nu gaan we over tot de actie. Maar de bevolkingsgroei zal je natuurlijk niet alleen in de kanaalzone oplossen. Daarom is het nodig om een visie te ontwikkelen over hoe de stadsvernieuwing kan beginnen van de twintigste-eeuwse gordel.”
Misschien is het kanaal gewoon een boeiender verhaal voor een stedenbouwkundige dan de slaapsteden in de rand van de stad.
Borret: “Helemaal niet. Het is vernieuwender om rond de twintigste-eeuwse gordel te werken. Voor waterfrontontwikkeling zijn de recepten bekend. Voor de rand van de stad zijn we nog zoekende. Ook daar is verdichting nodig, zelfs al is dat een moeilijke boodschap voor wie er nu woont.”
“Aan de andere kant is er ook een opportuniteit. Verschillende wijken zijn er uitgeleefd en zijn aan herwaardering toe. De sociale woningbouw kan daar een voortrekkersrol in spelen. Kijk maar naar de renovatie van de Modelwijk aan de Heizel.”
“Er zal ook gesproken moeten worden met Vlaanderen, want de problematieken van de wijken in Kraainem en Woluwe zijn erg vergelijkbaar. Als je dat echt goed wil doen, moet je dat over de gewestgrenzen heen doen.”
Er is al pril overleg tussen Vlaanderen en Brussel, maar levert dat iets op?
Borret: “Niet veel. Maar als de problemen acuter worden, zal de dialoog urgenter worden. Kijk naar de asfaltcentrale, waar Vilvoorde tegen protesteert, of het nationaal stadion op parking C, waar Grimbergen niet zo blij mee is. Of het metrostation aan het stadion dat op Vlaams grondgebied komt. Tien jaar geleden waren die conflicten er minder omdat er minder aan de grenzen werd gebouwd. Vandaag zijn die er wel. Vlaanderen en Brussel worden zo gedwongen om met elkaar te spreken.”
-----------------------------------------
Wie is Kristiaan Borret?
- Geboren in Gent, 1966.
- Burgerlijk Ingenieur-Architect (1990) en Filosofie (1993) aan de KU Leuven en Politieke Wetenschappen aan de UCL (1991)
- Master in Stedenbouw aan de Universiteit van Catalonië (1995).
- Verbonden aan de vakgroep Architectuur en Stedenbouw van de Universiteit Gent (1996)
- Hoofd Ruimtelijke Planning bij Technum (2002-2006)
- Stadsbouwmeester Antwerpen (2006-2014)
- Tweejaarlijkse Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Architectuur en Vormgeving (2013).
- Decaan van de faculteit Ontwerpwetenschappen van de Universiteit Antwerpen (2014).
- Woont in Vorst.
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.