Bouwmeester Olivier Bastin wil niet eindeloos palaveren
Waarom niet meteen in huis vallen? Daarom vragen we Olivier Bastin, de kersverse Brusselse bouwmeester, of hij de bouwmaffia stokken in de wielen wil steken, of dat hij met hen gaat samenwerken. "Ik veronderstel dat er een maffia bestaat, al ken ik ze nog niet," zegt hij. "Ik ben het gewoon mijn gedacht te zeggen. Ik ben niet blind, maar ik heb me wel altijd in de marge geplaatst van situaties die ik kon veronderstellen. Mijn loopbaan is er een geweest van deuren die zijn opengegaan en waarvan ik gebruik heb kunnen maken. Onlangs werd me voorgesteld om in belangrijke dossiers mee te beslissen, zoals Schaarbeek-Vorming en de Belliardstraat (als juryvoorzitter, red.). We verzeilden in een patstelling (voor de Belliardstraat, red.), ik werd geconfronteerd met complexe toestanden."
"Uit goede bron ken ik de manier waarop Brussel in het verleden functioneerde, en wellicht nog functioneert. Met 'regelingen' van man tot man. Ik bedoel dat spelers op de markt, zoals de grote projectontwikkelaars met hun grote realisaties, bepaalde mechanismen hebben uitgewerkt. Zij hebben het Brusselse landschap sterk gekleurd: denk aan de Europawijk, de Zuidwijk, de erfenissen van de Noordwijk. Mogelijk ontstonden die mechanismen met enig medeweten van de overheid, maar het is hun allemaal ontsnapt. Daarnaast zie ik wel dat bureaus toenadering zoeken tot die projectontwikkelaars, of het nu voor kantoorbouw is of vandaag weer meer voor diensten en woongelegenheid. Het is een business als een ander. Mijn architectenbureau L'Escaut werkte in de marge, dus op dat terrein ben ik niet thuis."
Maar morgen wordt u wel direct geconfronteerd met de Charlie De Pauws van de eenentwintigste eeuw.
Olivier Bastin: "Dat spreekt voor zich. De gewestelijke overheid heeft wel een voorzorgsmaatregel genomen die stelt dat de assistent van de opdrachtgever (de bouwmeester dus, red.) enkel gaat werken op projecten die gelinkt zijn aan het Gewest. Dat bracht me aanvankelijk erg van streek, want het beperkt je inbreng: de bouwmeester komt in amper vijf procent van de bouwprojecten in het gewest tussenbeide. SP.A heeft een interessante juridische interpellatie gedaan, over uitbreidingsmogelijkheden van de bevoegdheid, ook richting Iris-akkoorden en gemeenten, maar het antwoord van de regering is mij nog niet bekend."
"De voorzichtigheid van het Gewest heeft alles te maken met de gevoeligheden op gemeentelijk vlak én met de drukkingsmacht van de privésector. Toch ga ik me niet beperken tot het terrein van de openbare sector; ik ga ook mijn actieradius voor de toekomst van Brussel duidelijk maken voor de privésector. Ook al omdat ik goede ervaringen heb met intelligente samenwerkingen tussen de private en de openbare sector, zoals voor het Théâtre National, waar ik met mijn bureau L'Escaut aan meewerkte."
Zal Brussel nu zijn achterstand inhalen op Vlaanderen en zijn bouwmeester?
Bastin: "Vlaanderen heeft op het vlak van architectuur een grote cultuur van kwaliteit verworven. Dat valt op. De Vlaamse projectontwikkelaars en aannemers hebben begrepen dat kwaliteitsarchitectuur een goedverkopend product is. Achter hen aan lopen zal ik niet moeten doen, maar ik moet eerst duidelijke procedures bekendmaken over wat inzake kwaliteitsarchitectuur voor Brussel van toepassing gaat zijn. Ondertussen stromen hun uitnodigingen voor gesprekken al binnen. De Vlaamse bouwmeester, die ik alleen ken van jury's en een studieproject dat L'Escaut had in Boulogne-sur-Mer, moet zeker een gesprekspartner worden. Als je ziet wat voor een duidelijke architectuuridentiteit in Vlaanderen bestaat, dankzij de politieke wil van de afgelopen twintig jaar, dan kan ik die strategie alleen maar toejuichen. Al die tijd heeft het Brussels Gewest zich gepositioneerd als no man's land inzake kwaliteitsarchitectuur. Al moeten we toegeven dat het getreuzel lange tijd voortvloeide uit de onzekerheid of Brussel al dan niet de hoofdstad van Europa zou blijven. Daartegenover staat dat de Brusselse wijkcontracten een van de mooiste troeven zijn, een uniek project in Europa, op luttele voorbeelden in Nederland en Noord-Frankrijk na."
De toon is dus gezet in Brussel?
Bastin: "In 1989 maakte ik nog mee dat alles wat niet paste binnen de heropbouw van de Europese hoofdstad, uit de boot viel bij de administraties en het Gewest. Het discours richtte zich uitsluitend op 'Europa'; wijkrenovatieprojecten pasten hier niet in. Pas tussen 1995 en 2000 is er iets gaan bewegen, en pas vandaag krijgt binnen de administraties en het Gewest het ideologische discours een andere impact. Dat alles hebben we te danken aan Arau, het Atelier de Recherche et d'Action Urbaines, dat nu ook via Waals-Brabant het zuiden van het land bewust heeft gemaakt van wat er nodig is."
Hoe staat u tegenover de toenemende aanwezigheid van buitenlandse architecten op architectuurwedstrijden?
Bastin: "Het antwoord is tweeledig. Aan de ene kant vind ik die toename positief; hun aanwezigheid verrijkt het debat, ook al omdat België zo klein is. Het architecturale debat in Wallonië bijvoorbeeld wordt nu bijna gevoerd door één 'familie'. Het wordt tijd dat de tafel anders gedekt wordt, met nieuwe visies."
"In het buitenland gaan vissen om projecten te mogen realiseren is een brug te ver, maar voor wedstrijden vind ik het wel opportuun. Dat Belgische architecten daardoor minder kans maken, is een gegeven dat we moeten accepteren. Het is niet de schuld van de buitenlander dat de concurrentie bikkelhard geworden is en nog groter wordt."
En nog een stap verder is dan dat een designer in een wedstrijd vijf architecten voorbijschiet, zoals voor de vernieuwbouw van het Rijksadministratief Centrum (RAC).
Bastin: "Ik werd uitgenodigd voor het dossier en een debat; de resultaten heb ik niet gelezen. Ook ik heb gezegd: 'Arne Quinze is geen architect', maar ik kreeg als antwoord: 'Hij heeft wel architecten in zijn bureau zitten.' Eerlijk gezegd blijf ik erg voorzichtig en terughoudend tegenover de interventies die Quinze in Brussel realiseerde, zeker over zijn Cityscape bij de Guldenvlieslaan en zijn Sequence bij het Vlaams parlement. Cityscape leek plastisch gezien interessant, maar enige betekenis, enige relatie met de plek was ver zoek, en daarnaast doken er veel problemen op. Als architecten en als maatschappij kunnen we stedenbouwkundig weinig inbrengen tegenover een politieke beslissing. Onvoorstelbaar wordt het dat Quinze op basis van deze twee kleine gebarenspelen meteen enorm veel krediet krijgt om een definitief bouwproject - de gevel van het RAC - te realiseren. (Arne Quinze op 10 oktober 2009 in De Standaard: "Ik heb de Brusselse politiek helemaal mee.") Anderzijds kunnen bouwprogramma's die een directe weerslag hebben op de stad, gerust verrijkt worden door talent uit andere disciplines, van cineasten en regisseurs tot antropologen, mensen met wie ik als architect ook samengewerkt heb."
Kunnen eenduidige regels, met een snelle timing, al geen soelaas brengen?
Bastin: "Met L'Escaut hebben we genoeg afgezien bij wedstrijden die slecht geformuleerd waren, slecht beheerd en slecht verdedigd. Het heeft me intolerant gemaakt voor dit soort onaanvaardbare situaties. In mijn intentienota als kandidaat-bouwmeester heb ik gesteld dat de cel die me zou bijstaan, een referentiepunt moet zijn. Als een wedstrijd mal foutu blijkt, dan moeten de verantwoordelijken onder druk gezet kunnen worden om deze fout niet meer te maken. En de benadeelde wedstrijddeelnemers moeten hulp kunnen krijgen om de situatie recht te trekken - want alsmaar vruchteloos deelnemen aan wedstrijden kan een ware financiële aderlating betekenen."
"Enige juridische slagkracht hebben we dus nodig. Zonder te vergeten dat de architecten de eindverantwoordelijkheid dragen. Wijkcomités en bewoners vergeten dat soms. Over de vorm van het skatepark van Recyclart op het Ursulinenplein bijvoorbeeld viel niet te discussiëren, dat was de verantwoordelijkheid van de architect, hoezeer ik ook achter participatieve inbreng sta. Maar bewoners zijn geen tekenaars, de politici hebben er geen kaas van gegeten, en technici hebben geen notie van ruimte en de invulling daarvan in een stedenbouwkundige context. Daarom zal ik als bouwmeester eerst werk maken van een referentiekader."
Uw referentie is uw eigen curriculum. Gaat u opnieuw het sociale, wijk- en jeugdgerichte naar voren schuiven?
Bastin: "Doorgaans vereenzelvigt men mij met iets anders, zoals het Théâtre National. Maar het is waar, ik heb een hele periode op behoeftes van één wijk ingespeeld, zoals met het Al Andalous-huis in Vorst, het Huis van de Kinderen in Anderlecht, Théâtre Marni, het kleine park van Lakenveld en het skatepark, maar ook de Circusschool en het Zwart Paard-project, de atelierwoningen voor kunstenaars."
"Vandaag behoort dat tot het verleden. Brussel heeft nu ook andere noden. Het internationale ontwikkelingsplan, waarmee ik het tussen haakjes niet volledig eens ben, heeft belangrijke uitdagingen voor Brussel naar voren geschoven. Er is bijvoorbeeld Schaarbeek-Vorming en de relatie met de kanaalzone: dat zijn materies die om dringende opvolging vragen."
Eén dossier: Schaarbeek-Vorming. Wat gaat u morgen doen?
Bastin: "Paal en perk stellen aan het uitstelgedrag. Er is genoeg goede materie ontwikkeld. Ik steigerde toen ik hoorde dat er gepingpongd werd om de inplanting van het stadion. 'O, de terreinen zijn vervuild en de gesprekken met de NMBS lopen moeilijk, we gaan het stadion naar de andere kant zwieren.' Wie begrijpt nu zo'n beslissing, als al die elementen al in de voorstudie van de wedstrijd stonden? Een beetje later schuift Guy Vanhengel (toen nog Brussels minister, red.) een ander rapport op tafel. Goed, ik wil wel begrijpen dat het stadion er niet meer past, maar waarom blijven treuzelen met de rest? En vorige week hoor ik het kabinet weer opperen dat de versie mét stadion herbekeken gaat worden. Willen ze de architecten schizofreen maken? Elke beslissing wordt met andere denksporen alsmaar uitgesteld. Het hangslot moet eraf."
Is een politiek van omslachtigheid en voortdurend compromissen sluiten niet eigen aan Brussel?
Bastin: "Ik heb niets tegen compromissen, maar er moet wel een methodiek achter zitten. De klok moet ingesteld worden. Het heeft geen zin om eindeloos te palaveren. Pas op, ik vind discussie broodnodig. Mijn vader, een dialectoloog, heeft in Afrika samengewerkt met de Bantoes. Hij heeft zich er geschikt naar de collectiviteit en het in groep palaveren over standpunten - tot de tijd om is en de tovenaar de knoop doorhakt en een voorstel selecteert, waarna iedereen tevreden is. Die wijsheid, dat ritueel, dat werkt perfect. Zo'n methode zou bijvoorbeeld ook het Rogierplein ten goede komen. Dan kan toch al over één deel zichtbaar resultaat voor de burger worden geboekt."
Dan hebt u een denktank nodig. Met de grote Brusselse architecten Samyn, Jaspers en Jacqmain?
Bastin: (trekt grote ogen) "Jamais de ma vie. Komaan, ieder zijn metier. Voor stadsontwikkeling verwacht ik andere tekeningen. Ook al moet ik cavalier seul spelen, het spel zal eerlijk gespeeld worden. Mijn grote geluk is dat ik heel klein kan beginnen, dat ik dus geen reden en geen macht heb om op tafel te kloppen. Ik leg een blanco blad voor me, ik heb niets te verliezen. En de politici zullen met die sérieux geconfronteerd worden."
De zeven keuzen van de bouwmeester
- liever wijsheid dan jeugd
- liever onder de grond werken dan een wijk platleggen
- liever duurzaam dan origineel
- liever cavalier seul dan lobbyboy
- liever soberheid dan pronk
- liever moderniteit dan respect voor het verleden (deze keuzeverplichting was voor Bastin
als kiezen tussen pest en cholera) - liever 1 miljoen euro overheidshonoraria voor architecten dan een blanco cheque van de bank, die alles beslist
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.