Christa Reniers, juwelenontwerpster: ‘Neem de scherpe kantjes erbij’
S tapje bij stapje vond Christa Reniers de weg naar Brussel. Hetzelfde kan gezegd worden van waar ze het best in is: juwelen ontwerpen. "Dingen maken met boetseerklei, knutselen, dat heb ik altijd graag gedaan. Maar weten wat ik later wilde worden? Nee. Mijn vader was onderwijzer en ik dacht: tja, misschien toch regentaat proberen. Maar al gauw voelde ik dat lesgeven me niet zou liggen. Toen gekozen voor kunstgeschiedenis - alweer geen vonk. Veel liever maakte ik juwelen in polymeerklei en experimenteerde ik met het in vormen gieten van polyester. Voor mezelf, voor vrienden. Zonder erbij stil te staan. Toch is mijn studententijd in Leuven niet voor niets geweest, want ik heb er mijn man leren kennen. Nadat Francis zijn diploma van kunsthistoricus had behaald, zijn we naar Brussel verhuisd; die stad was in onze ogen het einde."
"Ik had de man van mijn leven gevonden, de stad waar ik wilde wonen. Nu nog een professioneel doel. Als bediende een hele dag naar de klok turen tot ik weer naar huis mocht, dat zag ik me mijn hele verdere leven niet doen. Dus heb ik eerst een zelfstandigenopleiding opgevolgd en dan samen met Francis met een winkeltje begonnen in de Kartuizersstraat. Echt leefbaar was dat niet. 33 procent btw, importheffingen, amper winstmarge. Dat met de Eerste Golfoorlog de verkoop helemaal stil viel, had de genadeklap kunnen betekenen, maar het is uiteindelijk een zegen gebleken. Met dank aan wijlen mijn schoonvader, een tandarts vanuit de tijd dat tandartsen nog alles zelf moesten maken. Van hem had ik, na zijn pensioen, een voorraad was en een bakelieten freesapparaatje gekregen. Daarmee ben ik gaan experimenteren. Met was dingen ontwerpen die we vervolgens naar de gieter brachten. Zo heb ik al doende geleerd echte juwelen te maken."
"Een klein jaar later was mijn eerste collectie een feit en is Francis de baan op gegaan. Te beginnen met de betere zaken: Stijl, Louis in Antwerpen... De volgende stap was een eigen winkeltje. Op de Oude Graanmarkt, in het pand waar we woonden. Drie dagen per week waren we open, de rest van de tijd was ik bezig met ontwerpen, en ondertussen bevoorraadden we ook andere winkels. Van het een kwam het ander en in 1999 hebben we een appartement gekocht in de Dansaertstraat en onze winkel daarheen verhuisd. Toen pas zijn we zichtbaar geworden."
Groeipijnen
Ondertussen zijn er winkels bijgekomen aan de Zavel en in Antwerpen en heeft Reniers haar activiteiten verhuisd van de buurt van de Beurs naar die van het kanaal. "Het eerste stuk van de Dansaertstraat is nu de speeltuin geworden van de grote ketens. Ook wij zijn gezwicht voor het aanbod van zo'n keten, omdat het nu eenmaal te mooi was om af te slaan. Hier is het allemaal wat ruiger, de buurt ontwikkelt zich nog altijd met vallen en opstaan. 's Avonds wordt er gedeald voor onze deur, er worden gestolen goederen verkocht. Toen we hier pas zaten, hebben ze tot twee keer toe proberen in te breken: met bakstenen de ruit van de deur bewerkt. Is de buurt dus duidelijk nog aan het zoeken naar evenwicht, dan moet ik zeggen dat we aan de Zavel, de chique Zavel, meer last hebben van dieven. Meestal Oostblokkers. Die komen binnen, netjes in kostuum, graaien prompt naar het goud om vervolgens als de weerlicht te verdwijnen."
Tijdloos, stijlvol
"Een bepaalde klant heb ik niet voor ogen wanneer ik iets nieuws creëer. Ik maak in feite dingen voor mezelf. Dingen die ik zelf mooi vind en zelf graag zou dragen. Niet te braaf, niet te modegebonden, maar toch passend in het tijdsbeeld. Ik heb stukken die al meer dan tien jaar goed verkopen. En beetje bij beetje voeg ik toe."
Nog iets waarmee Reniers haar eigen stempel drukt, is de presentatie van haar juwelen. Met hoofden, handen. "Ik ben doorlopend op zoek naar mooie voorwerpen, tweedehandsboeken ook. Voor de winkel, voor thuis. Aanvankelijk alleen op rommelmarkten, in kringloopwinkels, sinds 2004 ook op eBay. Er gaat geen dag voorbij of ik zit op mijn computer te zoeken. Snuisteren, het is mijn lange leven. Laat me los in een kringwinkel en ik vergeet alles. Zie ik iets moois voor een klein prijsje, dan komt het mee naar huis. Tot wanhoop van mijn man."
Pute, salope
Als Christa Reniers 'thuis' zegt, dan is dat tegenwoordig de Anneessenswijk. Voor haar en haar man, voor Amor (19), Elmo (13) en hun zusje Alpha (6). Een oud industrieel pand, waar ze ook haar atelier heeft ondergebracht. "Een work in progress: we wonen op de eerste verdieping boven het atelier. Voor de bovenste verdieping hebben we nog geen budget, maar dat is niet erg: we wonen veel ruimer en rustiger dan in de Dansaertstraat. Sirenes, bussen, boomcars: het was daar dagelijkse kost; waar we nu wonen niet."
"Maar Anneessens, een migrantenbuurt met veel verloop, heeft ook zijn nadelen. Te beginnen met het vuilnis. Als ze ergens van af willen - een ijskast, een matras of zo -, dan belandt het op straat. Wij wonen in een achterhuis: ze gooien van alles door hun venster op onze koer, zonder erbij na te denken. Ook sigarettenpeuken: een zwembadje moet je dan ook niet buiten zetten of het is stuk. Het sociaal en vriendschappelijk contact met de allochtone jongeren uit de buurt noem ik mislukt, zoals ze misbruik gemaakt hebben van onze goede wil. Je moet bovendien altijd op je hoede zijn. Elmo gaat naar Groot Mabo: hij moet uitkijken langs welke weg hij naar huis komt - Anspach en Lemonnier, dus. Gaat hij langs de Papenvest, dan is het van dat."
"Onze jongens hebben een hekel aan dat soort toestanden, en toch zijn het echte stadsvogels. Ook ik heb me nooit laten afschrikken door de harde kant van Brussel. De vrouwonvriendelijkheid onder meer, die ik nog het ergst van al vind. Dat, en de eeuwige sirenes. In geen enkele grootstad die ik ken, zijn de sirenes zo aanwezig als in Brussel. Wij kijken er al lang niet meer van op, maar het is grappig om te zien hoe mensen die niet vertrouwd zijn met Brussel, telkens schrikken. Alsof ze in een belegerde stad zijn beland. Pute, salope, ik heb het allemaal al mogen horen. Op straat bekogeld met stenen, lastiggevallen door Marokkaanse broekventjes. Mijn nichtje kwam eens met enkele vriendinnetjes naar Brussel, en ze werden onmiddellijk lastiggevallen. Gevolg: die meisjes komen niet meer naar Brussel."
Het is niet makkelijk, maar toch blijft Brussel met stip nummer één voor Reniers. Een andere stad in België of het platteland is geen optie, al zou haar man daar wel oren naar hebben. "Francis is in de stad opgegroeid, in Gent; op hem oefent het platteland een romantische aantrekkingskracht uit. Ik heb heel mijn jonge leven buiten gewoond. Weilanden, bossen, vijvers: ik heb het genoeg gezien in de neus van West-Limburg, waar ik ben opgegroeid. Voor mij heeft dat geheimen noch aantrekkingskracht. Trouwens, wat zou ik er kunnen aanvangen? Ik heb geen rijbewijs en autorijden heeft me nooit iets gezegd. Het is inderdaad een van de redenen waarom we in de stad wonen, waar een mens perfect zonder auto kan."
"Ik ken mensen die Brussel ontvlucht zijn omdat ze kinderen hebben. Wel, die kinderen zijn mettertijd bijna allemaal teruggekeerd. Gewoonweg omdat de stad zoveel interessanter is. Je kunt op elk moment ergens naartoe, zelfs 's zondags zijn er veel zaken open. Bioscopen, theaters, musea: wie wil, kan er elke dag van genieten. Niet dat het echt aan mij besteed is, hoor: mijn werk en mijn gezin slorpen het leeuwendeel van mijn tijd op."
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.