Christian Manzanza leeft nog dankzij het levend schild dat een andere metroreiziger voor hem vormde die catastrofale 22 maart. De jaren nadien worden een juridische strijd rond de terugbetaling van zijn ziektekosten. De woede is verdwenen, het verdriet blijft.
| Christian Manzanza kon nauwelijks genieten van de eerste jaren van zijn dochter: de problemen met de verzerkering speelden altijd in zijn achterhoofd.
"Ik zit in de metro, ik heb net gezien wat er in Zaventem is gebeurd, maar het is nog onwerkelijk. Ik ben in ochtendmodus op weg naar werk. Ik stap over bij Thieffry naar Kunst-Wet: ik werk bij Rogier op dat moment. Op het moment dat de metro wil optrekken gaat de bom af. Ik luister op mijn telefoon naar muziek, met oortjes filteren het geluid van buiten uit.
Ik ben echt afgesloten van mijn omgeving. Maar dan is er die ontploffing en lijkt de tijd zich te rekken. Ik begrijp meteen wat er gebeurt. Instinctief wil ik mijn gezicht beschermen. Ik ben slechts drie, vier meter verwijderd van de bom. Ik zie mijn benen niet, er is door de explosie een vrouw op me gevallen. Maar het lukt om op te staan, overal is rook.
Het is zo donker dat iemand met zijn telefoon extra licht laat schijnen. In een kantoor dichtbij metrohalte Maalbeek krijgen we water. Uiteindelijk worden we naar het Thon Hotel gebracht, waar we te horen krijgen hoeveel mensen er zijn overleden of ernstig gewond geraakt.
Er was geen sociaal assistent om me te helpen met de jurididische zaken. Ik heb het allemaal zelf uitgezocht.
Ik wacht daar drie uur voor ik naar het Universitair ziekenhuis Sint-Lukas word gebracht. Ik heb tweedegraads brandwonden in mijn gezicht en mijn borst en rug zijn samengedrukt. Achteraf heb ik me vaak afgevraagd waarom ik nog in leven ben: mensen die veel verder van de bom zaten, zijn overleden.
Vijf dagen blijf ik in het ziekenhuis. Mijn ID-kaart en andere bezittingen ben ik kwijt, ik word met lege handen naar huis gestuurd. Mijn gezicht zit nog in het verband. Mijn zus komt aan huis om me te verzorgen. Er is geen sociaal assistent, ik heb het allemaal zelf uitgezocht. Eén van mijn tantes werkt bij een verzekeringskantoor, dus zij hielp me een beetje met het administratieve gedeelte. Net als slachtofforganisatie Brussels4Life.
Terug aan het werk
In mei 2016 werd mij gevraagd naar de redenen waarom ik nog niet was teruggekeerd op het werk. Mijn gezicht was nog niet hersteld. Pas in juli erkent de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (HZIV) mij als slachtoffer van de aanslagen van 22 maart 2016. Daarna onderga ik nog operaties om scherven van de bom te verwijderen uit mijn hand en borst.
Ik was in juridische procedures verwikkeld en leefde van een verminderd vervangingsinkomen van mijn ziekenfonds en ik moest dure rekeningen betalen voor mijn medische kosten. Ik moest nog operaties ondergaan om scherven van de bom te laten verwijderen uit mijn hand en borst. 3.000 à 4.000 euro heb ik voorgeschoten.
Na zes maanden vond de verzekeraar dat het tijd was om mijn werk hervatten, liefst nog vroeger. Ik was ook nog heel vermoeid en mijn gezicht was nog niet hersteld. Ik heb dan maar zoveel mogelijk vakantiedagen opgenomen om de vermoeidheid de baas te kunnen. Ik had nog vakantiedagen uit 2016 en 2017. Zo heb ik het tot juni 2017 geprobeerd uit te houden. Tot mijn psychiater bevestigde wat ik al voelde: zo gaat het niet meer. Toen ik opnieuw stopte met werken, begon ik een rechtszaak tegen mijn arbeidsongevallenverzekering.
Boos opstaan, boos gaan slapen
Mijn partner was zwanger tijdens de aanslagen, onze dochter is in de zomer geboren. Ik wilde graag aan andere dingen denken, maar de problemen met de verzekering speelden altijd in mijn achterhoofd. Ik heb nooit de tijd gehad om me op mijn helingsproces te richten, daar was gewoonweg geen tijd voor.
Lange tijd stond ik boos op en ging ik boos slapen. Ik sliep ook niet lang en als ik sliep was het geen helende slaap. Dat ging jarenlang zo, het was niet gemakkelijk. Een moordaanslag laat veel schade na. Mijn woede was niet per se aan iemand gericht. De daders zijn dood, dus tot wie moest ik mijn woede richten?
Ik had veel moeite met het gebrek aan hulp, het voelde alsof ik er helemaal alleen voor stond. Ik wilde mezelf in die periode ook niet laten zien, waardoor mijn leven aanvoelde als een gevangenis. Dat bracht spanningen met zich mee; richting mijn gezin, mijn ouders, broers en zus.
Vandaag is de woede weggeëbd en is het vooral verdriet dat ik voel. Ik heb mijn twee armen en twee benen nog. Ik heb misschien geluk gehad. Ik probeer stappen voorwaarts te zetten, maar het is niet evident. Ik vrees voor de wereld waarin mijn vierjarige dochter in opgroeit.
'Staat faalt op alle fronten'
Soms vraag ik me af wat mijn burgerschap nog betekent. Waarom zou ik solidair zijn? Voor wie? De staat heeft op alle fronten gefaald: qua preventie, ondersteuning en opvolging. Hoe is het zo ver kunnen komen? Waren er geen dossiers over deze mensen? Ik heb nooit een sociaal assistent gehad om me te helpen met de juridische zaken. Nu ben ik betrokken bij het strafproces, maar de tijd om het dossier te raadplegen was zeer kort voordat het proces begon. Met de steun van de advocaten van Life4Brussels hebben we de nodige informatie kunnen verkrijgen, want voor sommige slachtoffers is het onmogelijk om voor een proces van deze omvang een beroep te doen op een advocaat.
Het gaat veel beter met me, ik heb een nieuwe baan gevonden. Maar ik ben nog steeds niet helemaal hersteld. De verzekeraar van mijn toenmalige opdrachtgever is veroordeeld, uiteindelijk is een deel van mijn kosten vergoed. Hadden ze me niet met rust kunnen laten zodat ik kon herstellen? Al die procedures en klachten waren niet nodig geweest als het anders geregeld zou zijn. Moesten we als oorlogsslachtoffers beschouwd worden, dan was het allemaal een stuk eenvoudiger geweest."
5 jaar na de aanslagen
Lees meer over: Brussel , Samenleving , 5 jaar na de aanslagen