"We kennen onze buren niet meer." Enkele oudere Brusselaars voelen zich onwennig in ‘hun’ Klaverwijk. Door opeenvolgende bouwprojecten wordt een van de laatste half-landelijke plekken van Brussel definitief deel van de grote stad. Bericht uit een uithoek.
| De Klaverwijk in Anderlecht: "We kennen onze buren niet meer."
Lees ook: Toekomstplannen Klaverwijk zijn klaar
De Bergensesteenweg in Anderlecht, ter hoogte van de bekende tuinwijk Het Rad. Voor een keer interesseren we ons voor de andere kant van de steenweg, waar we de Klaverstraat instappen. Niet dat die uitnodigt tot een spontane wandeling. Na een nogal groot uitgevallen pompstation op de straathoek volgt al snel een reeks dichtgemetselde rijhuizen, afgewisseld met een paar open percelen. Met de combinatie van leegstand en braakland hangt het woord stadskanker in de lucht als een dreigende wolk.
“Een van de huizen is gekraakt,” vertelt bezorgde buurtbewoonster Fabienne, terwijl ze een wandelingetje maakt met haar tweejarige kleindochter. “Mensen van buiten Brussel droppen hun afval op het open terrein langs de steenweg. Daardoor zitten we nu met ratten in de buurt.”
De lege ruimte en de verlaten huizen moeten binnen afzienbare tijd plaatsmaken voor een ambitieus project van Citydev, de vroegere Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (GOMB). Volgens de aanvankelijke plannen moest ook Fabiennes rijhuis wijken voor de plannen, maar uiteindelijk werden die bijgestuurd. “Samen met enkele buren heb ik mij verzet en nu hebben ze het project aangepast.”
Verborgen parel
Citydev plant er een complex met woningen en ook ruimte voor bedrijvigheid. De combinatie van die twee functies is niet nieuw voor de wijk. Recht tegenover de leegstaande huisjes torent een enorme beige loods met opschrift EGTA uit boven de wijk.
Langs de brede oprit ligt allerlei materiaal stof te vergaren. Als we even verder kijken, blijkt de site echter niet verlaten. De saaie gevel verbergt bovendien een indrukwekkende hal. Als we de bijzondere geschiedenis van de constructie horen, valt onze mond helemaal open van verbazing. “Dit was het paviljoen van Belgisch Congo tijdens Expo 58,” vertelt Juliette Dherte, bestuurder van ACH Bouw. “Mijn familie heeft het hier opnieuw opgebouwd.”
De verborgen parel leidt al zestig jaar een rustig bestaan als opslagplaats voor allerhande werktuigen en werfmateriaal dat aannemers kunnen huren. Door de jaren heen is enkel de buitengevel veranderd.
Bijna de volledige rest van het huizenblok wordt ingenomen door de laatste actieve stelplaats van De Lijn. Dit complex heeft een nog langere geschiedenis, want het werd rond 1900 gebouwd voor de buurtspoorwegen. Tot 1972 reed de zogenoemde boerentram naar Lennik en Leerbeek nog dwars door de wijk. Daarna werden de trams vervangen door bussen.
Terug naar de overkant van de straat, waar een woonwagenterrein onze aandacht trekt. Een vrouw hangt kleren te drogen, enkele kinderen spelen op de kiezels en twee mannen zitten te praten in een auto. Hun verhaal vertellen zien ze niet zitten, een foto nemen is al helemaal geen optie.
Enkele huizen verder ontmoeten we Roland, die al sinds begin jaren tachtig in de wijk woont.
De Roma zijn er al bijna even lang thuis, weet hij. “Het begon met een familie van acht mensen, maar ondertussen zijn ze met veel meer,” vertelt hij. “Ik weet niet wat ze allemaal doen, maar ze veroorzaken alvast geen problemen. De jongeren zijn altijd vriendelijk.”
Dat laatste kan niet gezegd worden van recentere nieuwkomers in de wijk, vindt Roland. “Niet dat er grote problemen zijn, maar de sfeer is anders. Soms hebben we te maken met kleine vandalenstreken of provocaties. En wie nog Nederlands spreekt, wordt bekeken als een buitenaards wezen.”
Ondertussen stappen we met Roland verder de straat in. Onderweg belt hij aan bij enkele huizen. Alleen Francine geeft thuis. Zij woont al bijna haar hele leven in de wijk. Toen ze van Vlezenbeek naar hier kwam, was het nog een semilandelijke wijk. “Er was een boer die bieten teelde en een melkboer met paard en kar,” vertelt ze.
"Als we naar de les gaan, nemen we de metro, ook al is het maar één halte"
De buurt was van oudsher een toegangspoort tot de stad voor mensen van het Pajottenland. Dat veranderde in de loop van de jaren zeventig. Toen verdween niet alleen de boerentram, maar werd ook de Ring gebouwd. De oude Lenniksebaan werd omgelegd en de wijk werd een uithoek, afgesneden van andere Anderlechtse buitenwijken, zoals Vogelenzang en Neerpede.
Tot voor enkele jaren waren er wel nog volkstuintjes in de wijk, maar die moesten de baan ruimen voor verschillende bouwprojecten. “Mensen hielpen elkaars aardappelen rooien,” herinnert Francine zich. “Het zijn nu andere tijden. Ik kom nooit meer buiten zonder dat mijn achterdeur op slot is. We kennen onze buren niet meer.”
Net voorbij de hoek met de Lenniksebaan houden we halt bij de Blue Star, het café dat Roland tot voor kort uitbaatte. “C’était la grande époque,” mijmert hij in onvervalst Brussels. “Hier is nogal wat gefeest. We hadden ook een prachtig terras vol planten. We hebben moeten sluiten toen de eigenaar besliste om te verkopen. Het huis kopen zag ik niet zitten.”
Bijna alle kleinhandel is ondertussen verdwenen uit de wijk. “Vroeger waren er wel twee of drie cafés waar de buurtbewoners elke zondag gingen kaarten,” vertelt Francine, die zelf een winkel had. “We hadden in de buurt ook een bakker en een beenhouwer, een kruidenier, een drogist en een gazettekot.”
Ongeziene bouwwoede
Sinds enkele jaren is de wijk vooral in de ban van een ongeziene bouwwoede. De kiemen daarvoor werden aan het begin van deze eeuw gelegd, toen de metro werd verlengd tot Erasmus. Het eerste grote nieuwbouwproject was een sociaal wooncomplex met tweehonderd appartementen, weg van de straat neergepoot in de voormalige velden langs de spoorweg naar Gent.
Het complex bestaat uit twee tegenover elkaar liggende blokken. Voor een van de toegangsdeuren staan twee jongeren bij te praten. Ze willen wel even antwoorden op onze vragen, maar liever niet met hun naam of gezicht in de krant.
“Of het hier goed wonen is? In het begin zijn er wel wat spanningen geweest, tussen verschillende gemeenschappen,” zegt de ene. “Nu gaat het beter. De meeste bewoners zijn gezinnen met kinderen, druk bezig met hun leven. Die hebben geen tijd om stommiteiten uit te halen.”
Op het langgerekte binnenplein hangt een grote agenda met activiteiten uit. Elders op het bord kunnen bewoners suggesties doen. Op een aanpalend terrein wordt een collectieve moestuin aangelegd. Een wijktraditie die wordt voorgezet.
“Ik woon hier al zes jaar en zit liever hier dan in Peterbos of Kuregem,” zegt de andere. “We hebben een park vlakbij en met de metro kunnen we snel naar het centrum.”
We wandelen verder en vinden nog een woonwagendorpje, maar ook hier vangen we bot. Aan de overkant van de straat staat een betonnen ruwbouw schijnbaar al een tijdje te wachten op verdere afwerking. Het geraas van de Ring wordt ondertussen steeds luider.
Pal langs de snelweg is vorig jaar een toren met meer tweehonderd studentenkamers gebouwd. Los verloren. In een van de keukens treffen we een groepje studentes in volle blokperiode. “We kunnen niet beter zitten. Alles is nieuw en de kamers zijn wel dubbel zo groot als waar ik vorig jaar zat,” vertelt Caroline, studente hotelmanagement aan Ceria. “We hebben elk onze eigen badkamer en er zijn ook verschillende gemeenschappelijke ruimtes om te ontspannen of samen te studeren.”
"We hadden hier een bakker, slager, kruidenier, drogist en een "gazettekot""
Het terras op de achtste verdieping biedt een schitterend uitzicht op de stad, maar je moet er wel het geraas van de Ring bijnemen. “Binnen horen we niets, het gebouw is goed geïsoleerd,” klinkt het. “Het enige nadeel is dat we een beetje ver van het centrum zitten, maar met de metro staan we er toch in twintig minuten. En we zitten dicht bij school, dat is het belangrijkste.”Of toch nog een nadeel. “Er zitten veel te weinig jongens in het gebouw.” (hilariteit).
Een band met de wijk hebben de studenten niet. “Als we naar de les gaan, nemen we de metro, ook al is het maar voor één halte,” zegt Juliette, studente biomedische wetenschappen aan de ULB. “’s Avonds zou ik sowieso niet alleen door de wijk wandelen. De straten zijn te verlaten en slecht verlicht, maar dat geldt voor veel plaatsen.”
Naar meer sociale cohesie
De Klaverwijk zal de komende jaren nog meer nieuwe bewoners verwelkomen. Tot nu toe leven de verschillende groepen echter naast elkaar. Het buurtcomité is zich bewust van de uitdagingen op het vlak van sociale cohesie en zal het gemeentebestuur interpelleren.
Hoewel de gemeente al investeerde in een nieuwe school en een nieuw voetbalterrein – gebruikt door jeugdploegen van BX Brussels – hinken de investeringen in openbare ruimte achterop. De wijk zou baat hebben bij een centraal pleintje waar nieuwe en oude bewoners elkaar kunnen ontmoeten, met plaats voor enkele winkels, terrassen en buurtactiviteiten zoals een brocante.
Het bijzonder bestemmingsplan voor de wijk, uit 2012, plande dat ook, op de stelplaats van De Lijn. Ondertussen is echter nog altijd niet duidelijk wanneer en of de Vlaamse vervoermaatschappij wegtrekt. Zonder centraal plein, lijkt de wijk gedoemd om een onsamenhangende uithoek te blijven.
Lees meer over: Anderlecht , Samenleving , Stedenbouw , Klaverwijk , landelijk
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.