Toen mijn kapper een jaar geleden de deuren sloot, ging er meteen een éénmanscultuurcentrum verloren. Het zijn vooral de Tony's, de gemeenschapscentra en andere weinig prestigieuze initiatieven die de stad samen houden, schrijft Kris Cuppens.

Een paar jaar geleden sloot Antonio Casciello, mijn kapper in de Emile Verhaerenlaan definitief zijn deur. De eigenaar was alvast begonnen met de vitrine van de handelszaak aan te passen om er bij Antonio's overlijden snel een huurappartement van te kunnen maken. Zonder vitrine zijn kapperszaak waardig, en bovenal zonder zicht op de buitenwereld, kapte Tony er mee. Na 70 jaar, zes dagen op zeven in zijn éénmanszaak.

Antonio, Tony voor de buurtbewoners, was 89. Hij verstond de kunst om tijdens het haarkappen een oogje in het zeil te houden, mensen toe te knikken en aan te spreken. Kinderen liepen in en uit en hingen er hun tekeningen aan de muur als een permanente tentoonstelling van hun jeugdigheid. Tony was een éénmanscultuurcentrum en verbond de hele buurt. Maar op een dag was het dus gedaan. Geen medaille, geen fanfare, geen jubileumviering met burgemeester en schepenen. Niks.

Of neem nu mijn oude kotmadam, Hilda Decock. Met Kerstmis nodigde die alle bewoners van haar pand in de Rogierstraat 161 uit. Allal Achtatou, die ons, Sint-Lukas studenten, couscous met onze handen had leren eten, schoof met ons aan voor het 5-gangen diner en hanteerde nu mes en vork.

Spuwen op de grond
Een jaar of wat geleden probeerde Peter Gorissen tijdens zijn theaterreeks 'Kermis in de hel' het begrip 'groep' te definiëren, en meteen ook het eilanddenken en de protectionistische reflex te duiden. Hij had daarvoor zijn broer uitgenodigd.

De man, een bioloog met dertig jaar Afrika in de knoken en nu politieman in Molenbeek, betrad het podium. Uitgedost met elektriciteitsbuizen en papieren frutsels hield hij een ontwapenend discours over het paar- en dus haantjesgedrag - van koraalvisjes. Vanuit de principes van Conrad Lorenz over dierlijke agressiviteit had hij het over het onontkoombare failliet van de multiculturele samenleving. Net toen in Kuregem de spanningen zo hoog opliepen.

Het kwam er op neer dat we elkaars culturele code niet meer kunnen lezen. En dus in de problemen komen als iemand uit de Maghreb op de grond spuwt, iets op de grond laat vallen, of een vrouw weigert de hand te schudden. Wij gaan over wat bij hun evident is over onze nek, en vice versa. Na verloop van tijd deed Peter Gorissen het licht uit, plaatste zijn broer letterlijk in het donker, en zette in één moeite de theorie om in praktijk. Twee koraalvisjes vechtend om een publiek.

We slagen er niet meer in elkaars codes te lezen, noch raken we het erover eens wat de Europese of Brusselse paraplucultuur dan moet behelzen. Dat is jammer. Duidelijke afspraken maken immers goede vrienden. Grenzen stellen helpt een kind zijn weg te vinden. Beleefdheid en elementaire gedragsregels zijn een voorwaarde tot beschaving. Zelfs een hond heeft zich te gedragen. Dat die voorwaarde tot samenleven, zeker in een dichtbevolkte stedelijke context, gaandeweg vervaagt is een probleem. Het niemandsland, daar waar de oversteek gebeurt is erg beginnen uitdeinen en wordt gaandeweg een mijnenveld tussen mijn en dein.

Tony's en Hilda's
De dragers en onderbouwers van die voorwaarden tot samenleven zijn niet enkel het onderwijs of de cultuurtempels. Het zijn vooral de Tony's en Hilda's die de normen en waarden behartigen, die een buurt bij elkaar brengen en ervoor zorgen dat mensen elkaar ontmoeten. De omgeving bieden waarin we elkaars codes besnuffelen en de oversteek kunnen wagen. Maar helaas. Ze zijn een uitstervend ras.

Ook degenen die deze taak op zich hebben genomen in de buurt - en gemeenschapscentra worden ondergewaardeerd. Ze worden meewarig bekeken, want passen niet in het hippe plaatje van een stijlvolle cultuurbeleving. Nochtans zijn zij het die de handen uit de mouwen steken en in de modder gaan staan van het multiculturele front. Zij zijn het die de voorwaarden creëren waarin mensen elkaar kunnen ontmoeten en elkaars gewoonten leren kennen, zodat ze straks nog met elkaar door dezelfde deur kunnen.

En dat er in gemeenschapscentra ook de achterkant van Brussel over de vloer komt, en dat dit niet altijd even 'tof' is weten we. Dat er weinig stemmen te rapen vallen ook. De egards in ontvangst nemen in KVS, Bronks, Beursschouwburg en Kaaitheater is heel wat aangenamer. Armoede wordt in de KVS ook stijlvoller gepresenteerd. Zonder vieze luchtjes, maar met een strijkorkest. Hoe sociaal geëngageerd men zich daar ook opstelt, het blijft een bonbonnière.

Theater op de grond
Aan de overkant in Molenbeek, 500 meter van Bronks, een fantastische cultuurtempel van Martine de Maeseneer, zitten in de Vaartkapoen de kinderen quasi op de grond als ze naar een toneeltje van ondergetekende komen kijken. In Essegem te Jette timmerden ze enthousiast een tribune in elkaar. Ik vond het fantastisch. Hoed af voor al diegenen die dit ontzaglijk belangrijke werk verrichten. Zolang ze nog kunnen, of mogen. Het moet straks immers gestroomlijnder en efficiënter. Het plaatje is al uitgetekend. Aan de betrokkenen wordt niks gevraagd. Wacht tot ook zij, geschoffeerd en moe, de deur achter zich dicht trekken. De the à la menthe die wij niet in Molenbeek, maar liefst in de Walvis drinken zal dan behoorlijk bitter smaken.

Kris Cuppens (48) is acteur en theatermaker en woont in Schaarbeek. Voor brusselnieuws.be schrijft hij een tweewekelijkse column.

Kris Cuppens

Kris Cuppens (48) is acteur en theatermaker en woont in Schaarbeek. Voor brusselnieuws.be schrijft hij een tweewekelijkse column.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving , Kris Cuppens

Lees ook

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni