De terugkeer van het Lakens schaap
Het Lakens schaap is een ras dat aan het eind van de negentiende eeuw werd gekweekt door een zekere Janssens, die als herder werkte op het koninklijk domein van Laken. Grasmaaiers bestonden nog niet, waardoor schapen een gegeerd alternatief vormden om het gras op grote domeinen kort te houden. Oude prentkaarten tonen hele kuddes in het park van Laken. De Hollandse hoeve, die onder koning Willem I op een uithoek van het domein was gebouwd, werd onder Leopold I omgebouwd tot schaapskooi, het grasveld ervoor werd dan ook het Schapenplein genoemd.
De schapen die zich te goed deden aan het koninklijk gras, ontwikkelden zich tot een apart ras, dat toepasselijk het Lakens schaap werd genoemd. Het is een schaap met korte, beige-bruine pootjes en een dito kop, die spits afloopt. Ze zitten dik in de vacht, wat hen uiterst geschikt maakt voor de wolproductie. Kenmerkend is dat vooral ook de jongere dieren een toefje haar op hun kop hebben.
Moeilijk karakter
Ook de bijbehorende herdershonden groeiden uit tot een specifiek ras, dat van de Lakense herdershond. Deze honden, die wat op bouviers lijken, hebben een borstelige vacht en een moeilijk karakter dat een sterke meester vraagt. Het maakte hen niet meteen tot populaire huisdieren, waardoor ze uiterst zeldzaam geworden zijn.
Ook het Lakens schaap was enkele jaren geleden bijna uitgestorven, tot enkele liefhebbers zich om het voortbestaan van het ras bekommerden. Zo loopt er nu een aanzienlijke kudde op de Kalmthoutse heide, en tot voor kort was er ook een in Diksmuide.
In Brussel zelf valt geen Lakens schaap meer te bespeuren, maar net over de grens, tussen Ukkel en Beersel, leeft sinds enkele jaren een kleine kudde. De dieren zijn van Walter Thiery, die bijna toevallig in het vak duikelde, ondanks zijn drukke baan. "Toen ik hier kwam wonen, mocht ik een stuk grond gebruiken van mijn buurman," vertelt hij. "Toen een vriend me aanraadde om er schapen op te zetten, heb ik me ontfermd over twee lammetjes die verstoten waren door hun moeder. Ik zoogde ze met de fles, waardoor ze heel aanhankelijk opgroeiden, alsof het hondjes waren. Toen er eentje stierf, wilde ik hun bloed behouden en ging ik op zoek op het internet. Zo ontdekte ik het Lakens schaap. Het sprak mij meteen aan omdat het bijna uitgestorven was, en omdat ikzelf ook een Brusselaar ben, opgegroeid in Anderlecht. Ik ben gaan kweken met mijn Zinneke, en ik hoop uiteindelijk een aantal rasechte Lakense schapen te krijgen. Elk bastaardvrouwtje wordt gedekt door een rasecht mannetje, en zo krijg je na vier generaties raszuivere schapen die ingeschreven mogen worden in het stamboek. Ik verwacht mijn derde generatie volgend voorjaar, dus ik ben er bijna."
Boudewijntjes
Vorig jaar verloor Thiery enkele schapen aan de blauwtongziekte, en hij wacht dan ook vol ongeduld op het vaccin dat voor volgend jaar aangekondigd is. "Voor mij is het een strijd tegen de commerciële veehouderij, die maakt dat het vlees op ons bord almaar poverder wordt, echte eenheidsworst," zegt hij. "De grote industrie zorgt echt voor een verschraling van het genetisch erfgoed. Ik heb al twee van mijn eigen schapen - bastaardmannetjes - laten slachten en opgegeten, en ik moet zeggen dat ze verrukkelijk smaakten, een beetje zoals wild."
Volgende week zal Thiery zijn schapen van de weiden halen om ze in hun winterverblijf achter zijn huis te zetten. Ze zitten er beschut en kunnen gemakkelijker bijgevoederd worden.
"Vorig jaar had ik de wei van mijn schaapjes feestelijk verlicht voor de Kerst, en verschillende mensen zijn komen aanbellen om te vragen of ik ze niet wilde verkopen (lacht). Daar ga ik uiteraard niet op in, maar het is wel mijn ambitie om binnen afzienbare tijd mijn schaapjes in de kerststal op de Grote Markt te krijgen!"
Het Hof heeft overigens al belangstelling getoond, vervolgt Thiery. "Ik heb contact met de Stichting Prins Laurent, want we willen via de prins meer te weten komen over herder Janssens in de archieven van het paleis."
Verschillende schapen van Thiery dragen al vorstelijke namen. "Mijn eerste ram heb ik Albert III genoemd, en ik heb ook al twee Boudewijntjes gehad," grinnikt hij. "Eentje daarvan heb ik opgegeten. En mijn eerste bastaardje heb ik Delphine gedoopt. Maar nu ben ik gestopt met namen te geven, want het is veel te moeilijk om een beest met een naam te verkopen of op te eten."
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.