Dominique Dognié, fabelschrijver: 'Wij houden ons niet bezig met de hele tijd afstoffen'
"T erugkijkend is het mijn peter die me het beslissende duwtje in de rug heeft gegeven, waardoor ik Brussel en het Brussels ben gaan omarmen. Hij troonde me mee naar de meest onmogelijke plaatsen. En daarbovenop was hij nog eens een wandelend voorbeeld van de typisch Brusselse humor."
"Ik herinner me nog levendig de dag dat ik met hem door de rue de la Cigogne (Ooievaarsstraat) kuierde, een smal, bochtig straatje met kleine huisjes. Ik was helemaal van de kaart, ik had werkelijk de indruk dat ik een duik in de middeleeuwen had gemaakt. Ik heb het hem nooit kunnen zeggen, hij is al een hele tijd dood nu, maar al de dingen die ik indertijd heb gehoord en gezien, zijn later weer tot leven gekomen in mij."
Twintig jaar geleden ging Dognié fabels schrijven. "Daarin werd ik beïnvloed door Roger Kervyn de Marcke ten Driessche, die Les fables de Pitje Schramouille heeft geschreven. Door Virgiles Le dialogue de la semaine in de Pourquoi pas? ook, en door de teksten van Jean d'Osta, de geestelijke vader van Jef Kazak, façadeklasjer van beroep en stempelaar... Allemaal schrijfsels die ik van jongs af koesterde. Dus: waarom zou ik er zelf geen schrijven?"
"Het Brussels dat ik gebruikte, was een beetje de missing link tussen het Beulemans, dat ik te Frans vind, en het Vlaams-Brussels, dat ik perfect versta, maar niet volledig meester ben. Ik heb het een beetje uit zelfverdediging geleerd: telkens als mijn grootouders, bij wie ik dikwijls op vakantie ging, iets zeiden dat volgens hen niet voor kinderoren was bestemd, spraken ze Vlaams-Brussels."
"Mijn zin voor humor sluit perfect aan bij het surrealistische aspect van het Brussels, en bij uitbreiding bij de echte Belgische surrealistische geest. Vooral de Brusselse beledigingen zijn werkelijk buitengewoon, omdat ze in feite geen enkele betekenis hebben: skieve lavabo, afgelekte fleerembol..."
"Al die fabels hebben jarenlang in mijn lade gelegen, ze dienden enkel om de familie en de vrienden te amuseren.
Toen heb ik het geluk gehad Georges Lebouc te ontmoeten, Brusseleir par excellence. Ik heb hem toen langs de neus weg gezegd dat ik fabels in het Brussels schreef. 'Als u wilt, zal ik er een voorlezen,' zei ik hem. Het was een coup de foudre: sindsdien is hij mijn grootste fan en verdediger. Het is ook dankzij hem dat mijn fabels opgenomen zijn in een boek dat in maart 2013 verschijnt: Le best... tof! Onuitgegeven teksten van Jean d'Osta, Virgile en van mij, onder het pseudoniem Joske Maelbeek. Joske door mijn gehechtheid aan Sint-Joost, en Maelbeek omdat de Maalbeek op nog geen 25 meter van mijn huis stroomt."
"In dezelfde periode heb ik ook vriendschap gesloten met de striptekenaar Louis-Michel Carpentier, wiens personage Poje de verpersoonlijking is van de Brusselse humor. Poje bestaat ook echt: hij houdt het café L'Héritier in Sint-Lambrechts-Woluwe open. Ik heb de nieuwe Poje in het Brussels mogen adapteren: van Poje aux Jeux Olympils heb ik Poje in de starting-bocks gemaakt. En met Georges Lebouc heb ik een Robbedoes in het Brussels geadapteerd, Le journal d'un slumme kadei. Ik ben echt gelukkig dat het allemaal op mijn weg gekomen is, een beetje bij toeval. Het geeft een boost, zin om nog meer te schrijven."
Drinken of rijden
Dat Dognié fabels schrijft, daar was ik op voorbereid, niet op het festijn voor het oog dat me te wachten staat bij hem thuis, een herenhuis in een van de smalle straatjes van Sint-Joost. Het begint al bij een exacte replica van Manneken Pis. "Het piste indertijd stadswater, dat vervolgens naar de riool liep. Maar dat kan ik mij helaas niet veroorloven."
"George Garnir, een van de drie medestichters van de Pourquoi pas?, heeft hier 44 jaar gewoond. Eerst als huurder, vervolgens als eigenaar, waarop hij transformaties heeft laten uitvoeren. Het Manneken Pis beneden onder meer, en ook deze monumentale schouw. Het is een replica van de schouw van het ondertussen ter ziele gegane cabaret Le Diable au Corps in de Koolstraat. Daar had je literair cabaret, een beetje zoals Le Chat Noir in Frankrijk. Er zijn daar indertijd nogal wat bekende namen gepasseerd, zoals Michel de Ghelderode, een van mijn favoriete schrijvers. Ervoor stond een Leuvense stoof. Die prijkt nu in het Goudblommeke in Papier."
"Het is volledig bij toeval dat we deze woning hebben gevonden, zowat 33 jaar geleden, ik was toen 21. Mijn vader liep door de straat en op het eerste gezicht leek het hem wel wat. Bij binnenkomst hebben we dit mogen ontdekken. Was alles niet meer in even goede staat - er waren letterlijk dingen gestolen -, toch waren we onmiddellijk verkocht. Achttien vertrekken, plus de kelders, even groot als een appartement. En we waren maar met zijn drieën. 'Krijgen we dit wel allemaal vol?' En ja, we hebben het vol gekregen met de jaren, meer dan vol. Mijn ouders wonen nog altijd op de eerste verdieping. Mijn vrouw en ik hier op de tweede. En mijn zoon en dochter, 21 en zestien, op de derde verdieping."
"Toen we het huis kochten, hebben mijn ouders een auto moeten zoeken die smal genoeg was om binnen te kunnen parkeren. Liever dat dan de ingangsdeuren te veranderen en aan de authenticiteit van het huis te raken. Uiteindelijk hebben we er een gevonden, een Daihatsu Rocky. Hij is meer dan 25 jaar oud en rijdt nog steeds. Maar ik rijd er niet mee. Drinken of rijden, een mens moet zijn prioriteiten kennen. Trouwens, ik zou een gevaar zijn in het verkeer, omdat ik almaar mijn aandacht zou laten afleiden door wat er te zien is naast de rijweg."
Grot van Ali Baba
Ik weet niet waar eerst te kijken. Tekeningen van oude Brusselse steegjes in de traphal, boeken, Siciliaanse marionetten. In het salon nog meer marionetten, waterspuwers, een groot schilderij van de Gelaarsde Kat, Dinky Toys, oude aanstekers. Een satansmasker met antilopehoorns. Manshoge planten, massieve zitmeubelen in bamboe.
"Hier was de receptiezaal, waar Garnir mensen ontving op een van zijn vele soirees. Hij is ook in dit vertrek gestorven, in 1939. Met Kerstmis, op een feest dat hij had georganiseerd voor kansarme kinderen uit de buurt. Hij is die avond letterlijk doodgevallen, temidden van die kinderen. Een hartaanval. Ik ben geen godsfanaticus, verre van, maar er zijn van die dingen... Arthur Rubinstein heeft hier nog gespeeld, een liefdadigheidsconcert om de nood van de armen een beetje te lenigen. Ze hebben toen een stelling moeten bouwen om zijn piano boven te krijgen."
"Je zou het niet zeggen, maar dit vertrek is enorm. In het begin had ik alleen een bed en een kleine werkkamer. Komende van een kleine kamer was het een compleet andere wereld. Ik speelde zelfs tennis tegen de muur, waar nu die enorme sacristiekast staat. De planten, dat is de invloed van mijn vrouw. Toen zij hier voor het eerst kwam, had ik van groen enkel een gedroogde roos in een jeneverfles staan."
"Het is inderdaad een beetje als de Grot van Ali Baba. Mijn vrouw maakt tekeningen, schilderijen en marionetten, onder meer van Toone-personages: Pietje de Duud en Woltje, de vedette van Theater Toone. Zelfs ik hang ertussen. En in de tuin met zilverpopulieren heeft mijn vrouw een trompe-l'œil geschilderd, waardoor het lijkt of hij eindeloos doorloopt."
"Aan elk van de voorwerpen ben ik gehecht, aan elk ervan hangt een herinnering. Komt er iemand binnen, dan zie ik prompt of iemand ervan houdt of niet. De mensen die er niet van houden, zeggen: 'Hoe slaagt u erin overal af te stoffen?' Er is inderdaad werk aan, maar wij houden ons niet bezig met de hele tijd afstoffen, er is nog zoveel anders te doen in het leven. Het is een beetje alsof de tijd hierbinnen niet bestaat. Dit is een ander universum, dat ik koester, waarbinnen ik me super voel."
BDW in gesprek met ...
Lees meer over: Sint-Joost-ten-Node , Samenleving , BDW in gesprek met ...
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.