‘Eerst het gebed, dan pas de soeplepels’
T wee jonge mannen met leren jekker, de weelderige haardos nat gekamd, vullen hun sportzak met vuile kleren. Ze knikken dankbaar naar de zuster die het blauwe plastic gordijn van de douche rechttrekt en een dweil legt. De Oost-Europeanen maken niet meteen aanstalten om te vertrekken. Hun getreuzel doet vermoeden dat ze nog niet fysiek afstand willen nemen van de heilzame werking van het warme, reinigende water.
Elke woensdag kan hier gedoucht worden. "Bij Caritas Catholica in Duitsland kost alles geld: een kom soep, een douche. Al is het maar één euro, ze vragen geld. En dat hebben we niet." Het grote rijhuis waar de zusters de leefregel van Moeder Teresa volgen, heeft hier maar één antwoord op: zij zijn er voor de armsten der armen. Want om hen was het Moeder Teresa (1910-1997) in Calcutta te doen. Wat ge voor de minsten van mijn broeders hebt gedaan, hebt gij voor Mij gedaan.
Heel even had ik me het onthaal bij de vijf Brusselse Missionarissen van Naastenliefde anders voorgesteld. In het parloir, één hoog onder de kapel, had ik te horen gekregen: "We geven geen interviews en u mag ons geen vragen stellen." Ik waande me ten paleize, waar vragen stellen ook niet mag. Of is de vraag stellen al het antwoord geven?
Niet dat de zusters geen ruchtbaarheid of pers appreciëren, maar hun werk gebeurt in de grootste bescheidenheid: zonder naam, zonder wierook of commentaar, zonder complimentjes voor hun persoonlijke inzet. Maar ook geen vragen over hun leeftijd, hun vierjarige opleiding in Rome of Calcutta, of over hun ervaringen met de hongerige bezoekers van elke dag.
Ik mocht wel een middagshift meedraaien, als het mij zinde. En zo kwam het dat ik er dezelfde dag nog twee deed, gehuld in een beenlange schort in blauwe vichyruit. Om even mee te leven met de Indiase zusters Joncina, Albertina, Maria-Frank en moeder-overste Sherlin, en de Luikse zuster Monia, samen met een handvol vrijwilligers, onder wie voor het eerst ook een Hongaarse stagiair-informaticus van de Europese Commissie. Hij vertelt me dat hij een kamer heeft in de christengemeenschap La Viale in Elsene. Een goedlachse Schotse vrijwilliger, die het gros van de afwas bereddert, onthult me de regels van de restaurantkelder, waar plaats is voor 64 couverts. "Zoveel?" vraag ik. "Voor de eerste shift van halfdrie. Om halfvier mogen er nog eens zoveel komen eten, en tussenin moeten we snel afwassen."
In de lange kelder staan plastic baancaféstoelen rond tafels met een waterkan en kleurige plastic bekers. Achter het keldergordijn zie ik de massa hongerigen op de stoep al aanzwellen. Het Mariabeeld wacht zwijgzaam, troostend. Pas bij het etensuur moet haar licht schijnen en draait zuster Monia de lichtschakelaar om.
Etenstijd
In een mum van tijd stroomt het huis vol. Het is zaak om de stoelen achterin systematisch eerst te doen bezetten. "Geen gaten laten," krijg ik te horen van de coördinator, 'Papi', die streng maar rechtvaardig stilte in huis oplegt. Is het stilte uit schroom om arm te zijn? Of de stilte van liefde-zonder-woorden?
Of dit allemaal daklozen zijn, vraag ik hongerig. De Schot zegt: "Legalen, illegalen, leefloners, thuislozen, vrouwen met problemen - boven wonen er tijdelijk vijf, met vier baby's -, iedereen is welkom. Zelfs mensen die helemaal niet arm zijn, maar wel gratis willen eten. In Brussel heeft niemand honger, er zijn voedselbedelingen te over in de stad."
Zo op het eerste gezicht denken we van vier of vijf van de 120 warmemaaltijdgebruikers die we die dag bedienen, dat ze geld genoeg hebben om zelf te koken. Een 65-jarige met deftige broek en trui heeft een luisterend oor nodig. "Ik had een hotel in Cádiz en 185.000 euro die men mij heeft afgepakt, en nu ben ik nergens gedomicilieerd. Ik vond een zolderkamertje dicht bij de Comme chez Soi, dat niet als adres mag dienen omdat het niet geregistreerd staat als woongelegenheid. Koken kan ik er niet. Verwarming is er niet, al hoeft dat voor mij niet. Maar als ik weken voor papieren in de rij sta, dan krijg ik te horen: 'Mais vous êtes un Belge.' Alsof ik daardoor niet arm kan zijn."
Ik zet mandjes met hompen brood - echt lekkere - op elke tafel en leg lepels naast het diepe bord. "Haal de lepels maar weg, eerst het gebed," klinkt het streng van 'Papi', die er als een buitenwipper uitziet. En dat is hij ook. Sinds hij hier is, is het kalmer in de eetzaal. Vroeger durfden jongeren hier al eens onderling herrie te schoppen, verneem ik. Eén knik nu en... Een Senegalees bijt op zijn tong, er broeide wat.
Na een zang, een weesgegroet en onzevader mag de soep bedeeld worden. Tot twee-, driemaal toe. Maar alleen als het bord leeg is, mag je bij vragen. In hetzelfde bord volgt de rijst met vleessaus, en achteraf sla met tomaat, en koek. De tweede groep krijgt na het gebed een ander gerecht: erwtensoep, spaghetti met tomatensaus, sardientjes. Een dame vult lege plastic doosjes met haar repas . Een andere klaagt over de spilzucht van haar dochter, die 38 is en elf kinderen heeft. Een Togolees heeft het over de Afrikaanse regel dat als je geen geld hebt, je vrouw je mag laten zitten. Er zitten ook twee Albaniërs, uit Skopje nog wel, waar zuster Teresa geboren werd.
Buiten vragen drie Marokkanen op een bank of ik morgen terugkom. Ik durf niet te zeggen dat ik werk en vraag waarom. "Omdat uw bediening heel vriendelijk was daarnet. Bedankt daarvoor." Zouden de zusters het daardoor heel hun leven volhouden?
Lees meer over: Sint-Gillis , Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.