Met Arm Brussel schreef Geert van Istendael (70) zowat hét standaardwerk over de hoofdstad. Zelden schreef iemand zo betrokken over Brussel, een stad die de schrijver vaak mateloos ergert, maar die hij ook innig liefheeft. Nu vertrekt hij naar een dorp in het groen. “Het mooiste hier? Dat de echte Brusselaar niet bestaat.”
Geert van Istendael: ‘In een volmaakte stad kan ik niet wonen’
Als Van Istendael Brasserie Verschueren in Sint-Gillis binnenstapt draaien enkele gasten onwillekeurig het hoofd. Met zijn stralend witte haren en nette pak is hij niet meteen de standaardklant in deze bar, waar jong de norm is en een das een daad van rebellie. We hebben afgesproken omdat de schrijver zijn Brussel verlaat voor Sint-Joris-Weert, een dorpje onder Leuven nabij de taalgrens. “De levensdroom van mijn vrouw,” zegt hij daarover zelf. We leggen ook Het lijk in de boomgaard op tafel, een misdaadroman die leest als een gidsbeurt door Brussel.
U verhuist uit Brussel naar het dorp Sint-Joris-Weert en doet daar erg luchtig over. U laat de droom van uw vrouw in vervulling gaan. Steekt het toch niet een klein beetje? Weinig mensen schreven de voorbije decennia met zoveel vuur over Brussel.
GEERT VAN ISTENDAEL: Neen, ik kan heel goed dingen achterlaten. Dat heb ik verschillende keren gedaan in mijn leven. Misschien ga ik nu wel heel betrokken over de taalgrens of het Meerdaalwoud schrijven.
Uw jongste boek speelt zich af in het landelijke Neerpede, u trekt nu naar het platteland. En in een column pleitte u ook al voor meer stadslandbouw. Schuilt er een stadsboer in Geert Van Istendael?
VAN ISTENDAEL: Helemaal niet, ik heb ook geen groene vingers. Maar ik zie er de noodzaak wel van in dat het platteland de stad binnendringt zoals de stad het platteland is binnengedrongen. Want platteland bestaat in Vlaanderen eigenlijk niet meer. Alles is voorstad, onder meer omdat er ruim een halve eeuw een beleid was van bevolkingsbehoud in dorpen, onder meer met de fameuze wet-De Taeye (naar de gelijknamige minister die vanaf 1948 het bouwen van een eigen woning stimuleerde, red.). Ook de tegenstelling gesofisticeerde stad tegenover boerse platteland bestaat hier niet echt. Als ik ergens te lande een lezing geef, zit de zaal vol met hoogopgeleiden. Daarom heb ik er ook geen moeite mee om ernaar te verhuizen. Ik neem aan dat het daar ongelofelijk interessant wordt, zoals elke plek op aarde dat is.
U presenteert uw nieuwste boek als een ‘afscheidscadeautje voor uw geliefde Brussel’. Bij het lezen voelde het eerder aan als een gidsbeurt door Brussel voor wie de stad niet kent, waarin bewust alle tegenstellingen zijn verwerkt.
VAN ISTENDAEL: (Grijnst) Ik hoop natuurlijk dat er 100.000 exemplaren van het boek buiten Brussel worden verkocht. Neen, ik heb gedaan wat Albert Camus ooit zei: dat je de werkelijkheid niet moet proberen in zijn geheel te vatten, maar er zijdelings moet inhakken. En dan spatten de stukken wel in het rond. Van die boomgaard in Neerpede kwam het politiekantoor in Anderlecht. Het lijk is dan weer van een steenrijke man, waardoor je aan de andere kant van Brussel terechtkomt in Sint-Pieters-Woluwe. Pas nadien dacht ik ‘Hé, dit kan mensen van buiten Brussel boeien.’ Toen ben ik inderdaad dingen gaan toevoegen. De kraampjes aan het slachthuis van Anderlecht bijvoorbeeld.
Lees verder onder de foto
De charcuteriekramen? Fascinerend, niet? Het eindeloze marktuniversum daar?
VAN ISTENDAEL: Ja, de uitbating verandert daar ook regelmatig. Nu zie er vooral de Roemenen, een paar jaar geleden waren het vooral Polen. En als je dan daar bent, kan je het niet laten om ook eens in de Heyvaertwijk te kijken, met al die verdachte tweedehandsauto’s. Zo val je van het een in het ander. Brussel dient zich echt aan, je moet maar nemen. Eigenlijk is het raar dat er niet meer fictie over Brussel is geschreven. Over Wenen, Praag, Warschau en ga zo maar door is veel meer geschreven.
Vanwaar dat gebrek aan Brusselse fictie?
VAN ISTENDAEL: Ik heb daar een theorie over: dat is omdat deze stad geprobeerd heeft haar taal te vernielen. Deze stad sprak eeuwen lang Brabants Nederlands en we hebben in de negentiende eeuw geprobeerd om die met alle mogelijke middelen weg te drukken: broodroof, onderwijs, administratieve afdreiging. Dan snijd je je natuurlijk af van alle verhalen die leven, als je de volkstaal niet kent.
Nu, vandaag zien we niet meer de francisation irréversible, maar een veelvoud aan buitenlandse invasies. Nu komt het erop aan om al die verhalen van al die culturen naar boven te halen. Daarom hebben in het Brussels dichterscollectief het initiatief Passages, waar ik met de berberkant meedoe. We hebben grote inspanningen nodig op dat vlak.
Het besef groeit de laatste jaren toch dat juist die veelstemmigheid Brussel uniek maakt? Er ontstaat een soort trots over de diversiteit.
VAN ISTENDAEL: Ja, dat blijkt nu ook al uit lijstjes. We zouden de meest diverse stad ter wereld zijn, na Dubai. Die laatste stad is er een van slaven en managers uit de hele wereld en dus oninteressant. Brussel is wel heel erg boeiend.
Zag u de stad veranderen sinds de aanslagen?
VAN ISTENDAEL: Die dag ben ik zoals vaak langs Maalbeek gereden, een kwartier voor de boel achter mij ontplofte. Dat is een raar gevoel. De volgende dagen loop je dan door die stad die zo vertrouwd is en die was echt gesloten. Ik zat met mijn vrouw in café Cirio koffie te drinken en we waren de enige klanten. En dat is al héél erg lang geleden.
Het viel me op hoe de aanslagen een waaier van initiatieven hebben losgerukt in Molenbeek. Zeer indrukwekkend. ‘We laten niet op onze kop zitten, dat zijn wij niet.’ Die mensen zijn ook doodsbang dat hun kinderen zouden kunnen betrokken raken. De aanslagen haalden in zekere zin het beste in de mensen naar boven.
Waar ik dan weer razend om werd, is de domme, niet-geïnformeerde internationale minachting voor België, die nergens op steunde. (Windt zich op) Was Frankrijk dan een mislukte staat wegens de aanslagen of Duitsland nu ook, mag ik eens lachen? Ik ben de eerste om Brussel en België te bekritiseren, het gebrek aan zorg voor en betrokkenheid bij de stad. Maar dan alstublieft geïnformeerd. Ik kom bijna elke week in oud-Molenbeek, waar mijn kleinkinderen op school zitten. Ik! (zet een verontwaardigde opa-blik op en wijst naar zijn pak en das). En mijn portefeuille is nog altijd niet gepikt. Een no-gozone, totale nonsens! Geen paradijs ook natuurlijk, maar dat weten ze daar beter dan wie ook.
Als media een vaag imago hebben van iets dat ze niet echt kennen, is het makkelijk om nieuwe feiten dan maar aan die kapstok te hangen.
VAN ISTENDAEL: Ja, maar media hebben een verantwoordelijkheid, ik ben daarin nogal ouderwets. En ik wil niet vleien, maar uw weekblad doet dat voorbeeldig. Het wat naïeve multiculturalisme van een aantal jaar geleden is weg en er is een opener blik. Men laat ook veel meer stemmen toe, er is meer debat. Je wordt bijvoorbeeld niet zo snel weggezet als racist.
In 2008 raakte u in een flinke polemiek verzeild over de islam.
VAN ISTENDAEL: (Nog voor we de vraag kunnen afmaken) Ik neem geen woord terug.
VAN ISTENDAEL: Absoluut, hoewel ze het misschien niet altijd beseffen. Zoals ik er destijds heilig van overtuigd was dat ik uit vrije wil ter communie ging. Ik neem dat mensen ook niet kwalijk.
Is dat niet een grote sprong: u vertrekt van uw eigen situatie toen, kruipt in het hoofd van een vrouw die een sluier draagt en concludeert dat het mechanisme hetzelfde is.
VAN ISTENDAEL: Het mechanisme is hetzelfde, ja. Het is de dynamiek van elke bekerende wereldgodsdienst. Islam en christendom bezondigen zich keer op keer aan die onderdrukkingsmechanismen. Binnen de internationale islam is er een belangrijke retrograde stroming, die wil bekeren en opdringen. In het katholicisme is die stroming kleiner. Mensen mogen van mij best met een teken van onderdrukking op het hoofd rondlopen en dat vrijheid noemen, maar mij breng je er niet vanaf. Vandaar dat ik de Franse lekenstaat zo bewonder.
Ik heb toen met enige ironie geluisterd naar de reacties van de generatie na mij, van zeer hoog opgeleide, zichzelf links noemende Belgen, die inzake wereldgodsdiensten een totale onkunde en naïviteit aan de dag legden. Waarschijnlijk is dat de schuld van mijn generatie, want wij hebben het niet doorgegeven.
Zijn zaken die u toen aansneed nu bespreekbaarder?
VAN ISTENDAEL: Ja, de discussie is opengebroken. Je moet al heel grof uit de hoek komen om meteen verketterd te worden. Sinds de aanslagen is die openheid nog gegroeid.
U zei toen ook dat de moderne islam diepgaand geconditioneerd is door het nazisme.
VAN ISTENDAEL: Dat zeg ik nog steeds. Je merkt hoe prominente islamieten - niet allen - vinden dat Hitler zijn werk had moeten afmaken. In het handvest van Hamas lees je het meest gore antisemitisme. En dat heeft niet te maken heeft met het beleid van Israël, waar je best wel wat vragen mag over stellen.
Kan je daarom zeggen dat dé moderne islam geconditioneerd is door het nazisme? De katholieke kerk en de paus speelden ook een dubbelzinnige rol in de Tweede Wereldoorlog. Is het katholicisme daarom geconditioneerd door het nazisme?
VAN ISTENDAEL: Er is inderdaad gepredikt tegen de bolsjewisten tijdens de oorlog, zodat veel mannen naar het oostfront zijn getrokken. Maar het christendom heeft wel veel lessen getrokken.
Vindt u dat de moslimgemeenschap in Brussel en België zich duidelijk genoeg uitspreekt na de recente gebeurtenissen?
VAN ISTENDAEL: Ja. Ik vind dat je er net vaak mensen vindt die de moed hebben om wel dingen te benoemen, die de sociale druk weerstaan. Dat is moedig. Onlangs was ik op een herdenking van de straatdoden op het stadhuis van Brussel. Daar stonden een imam, een rabbijn, een priester en een vrijzinnige. Zo hoort het. Met veralgemeningen moet je opletten, daarmee is het populisme groot geworden. Het kwaaie populisme ook. Daar doe ik niet aan mee.
Wat gaat u missen in Sint-Joris-Weert?
VAN ISTENDAEL: De totaal onbekommerde veeltaligheid op straat. Daarnet zat in de metro een man te bellen in een taal die ik niet kon thuisbrengen. En ik herken er nochtans veel. Mooi is dat, dat zoveel verschillende mensen kunnen gebruikmaken van deze stad in hun eigen taal. Een van de mooiste dingen van Brussel is dat de echte Brusselaar niet bestaat. Dat is al heel lang zo.
Lees verder onder de foto
Bedoelt u dat er hier niet zo’n dwingende norm is waar mensen moeten aan voldoen?
VAN ISTENDAEL: Ja, er is geen Leitkultur. Ooit moest en zou het Frans dat zijn. Gelukkig waren de wetgever en de kiezer zo wijs om dat niet helemaal toe te laten. Daardoor zitten we nu in een stad zonder meerderheid en dat vind ik een uitermate betrouwbare situatie. Veel van de nieuwe buitenlanders hebben niet de Franstalige verwaandheid die ik in mijn generatie ondervonden heb. Vaak zijn ze heel pragmatisch: ‘Is het hier tweetalig? Dan leren we de twee talen.’
In Brussel wordt geen perfectie verwacht. Stefan Hertmans kwam in een prachtig essay tot de conclusie dat Brussel dichter bij Buenos Aires ligt dan bij Amsterdam. In Brussel spreken elke dag mensen zonder opleiding vier of vijf talen, met de middelen die ze hebben, waarbij handen en voeten een grote rol spelen. Er moet gepraat worden, want die vuilnisbak moet weg of die kraan lekt. Wat ik nu zeg, is een kleine ode aan de aangespoelde Brusselaar. Bon, we moeten ervoor zorgen die er echt bijhoort, en dat is nog een groot probleem, dat geef ik toe.
Wat zal u met plezier achter u laten?
VAN ISTENDAEL: Niets.
Ook niet de rotmeuk, zoals u eerste column voor ons heette, het straatafval?
VAN ISTENDAEL: Dat wel ja. Ik woon in een welgestelde straat nabij Merode en zelfs daar heb je rotmeuk. Ik was een paar maanden geleden in Trieste. Je kon er van de straat eten.
Zelfs de armere migratiebuurten in Barcelona zien er een pak netter uit dan in Brussel.
VAN ISTENDAEL: Precies, het kan dus. Laat de vroede vaderen van Brussel naar Barcelona gaan kijken of naar Genève. In België hebben we al lang een probleem met de publieke ruimte. Zeker in Brussel is de onverschilligheid betreurenswaardig. Een deel van de knoop is dat niemand zich verantwoordelijk voelt voor de stad. Vandaar dat die negentien gemeenten weg moeten.
Het zwerfvuil valt tussen de plooien van al die verantwoordelijken?
VAN ISTENDAEL: Ja. Iemand van Sint-Pieters-Woluwe moet zich verantwoordelijk voelen voor iemand van Sint-Joost-ten-Node en vice versa. Dat is nu niet zo.
Mij valt altijd op hoe de ergste buurten diegene zijn waar drie gemeenten elkaar raken. Vaak zijn dat stedenbouwkundige draken. De Europese wijk, de buurt rond het Zuidstation,…
VAN ISTENDAEL: … de Ninoofsepoort waar die brave jongen een paar jaar geleden van zijn fiets werd geschoten ook. Het eerste wat de burgemeester van Molenbeek zich afvroeg toen dat nieuws bekendraakte was ‘Jamaar, was dat wel in Molenbeek?’ Dat is toch om in de grond te zinken van schaamte?
In ons televisieprogramma De Kenners zei u dat u nog een aantal straten wil belopen. Wat boeit u aan die methode?
VAN ISTENDAEL: Het is een manier om de stad buiten de betreden paden te leren kennen. Ik heb die al met succes toegepast in verschillende steden, onder meer in Londen, Parijs en Praag. Je moet er een beetje systematiek in steken. Ik ga tot een metrohalte en wandel tot een volgende. De volgende wandeling vertrekt dan op het eindpunt van de vorige. En zo maak ik een lus.
Welke buurten ontbreken nog op uw Brusselkaart?
VAN ISTENDAEL: Ik wil nog eens langs het hele kanaal lopen en dan ook zijsprongen maken. Ik ben er zeker van dat ik me nog zal laten verrassen. Of alle parochiekerken eens aflopen. Er is bijvoorbeeld een kerk van Syrische christenen in Schaarbeek. En ga zo maar door.
Stel dat u nog eens naar een grootstad verhuist, welke zou het dan worden?
VAN ISTENDAEL: Montréal. Dat is even ruw en onaf en brokkelig als Brussel. Zeer Amerikaans, qua architectuur bijvoorbeeld of qua wegeninfrastructuur. En toch Frans. Bevreemdend. Ik zou zeker niét in een stad gaan wonen die algemeen aangeschreven staat als ‘zeer mooi’.
Waarom niet?
VAN ISTENDAEL: Dat werkt op de duur op mijn zenuwen. Ik herken de schoonheid van Parijs of Brugge wel, maar het is er te mooi. Er moet een achterkant zijn, onvolmaaktheid. Los daarvan worden dat soort steden verpletterd door toeristen: Amsterdam, Praag, het centrum van Rome, zelfs het Îlot sacré in Brussel lijdt aan dat euvel.
Wat zou Geert Van Istendael veranderen aan Brussel mocht hij dat kunnen?
VAN ISTENDAEL: De negentien gemeenten afschaffen, onmiddellijk. Gewest en gemeenten worden één, met beide bevoegdheden. Zo dwing je de rijke kant van Brussel tot solidariteit met de arme. De gemeentehuizen behoud je voor plaatselijke dienstverlening. De politie wordt één. Als je Brussel zou herleiden tot vijf of zes gemeenten is dat nefast. Dan heb je superburgemeesters die je nooit meer uit hun burcht krijgt.
Geert van Istendael
- geboren in Ukkel in 1947
- studeert sociologie en filosofie aan de Katholieke Universiteit Leuven
- 1978-1993: journalist bij de VRT
- sinds 1993: zelfstandig schrijver
- verhuist eind dit jaar van Brussel naar Sint-Joris-Weert
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.