Ze laten zich zoeken, de bronnen van Brussel, maar dat is net hun charme. Omdat ons werd verzekerd dat daarover een boek te schrijven valt, laten we ons dan maar leiden door het gebroebel van en over bronnen.
Heeft Brussel nog waterbronnen?
Gemeenteschool La Source in de Doolegtstraat in Evere: een aanwijzing? Ja. Op het kruispunt van de Doolegt- en de Marnestraat was er eind negentiende eeuw nog een overdekte bron, een soort kapelletje, maar in 1904 werd het talud verstevigd met een bakstenen muur, ‘het fort’, en welde de bron voortaan op aan de voet in een arduinen bak.
Wim Van der Elst van Laca heeft nog oude postkaarten van deze ‘blauwe bak’ waar de mensen hun groenten kwamen wassen en veel later ook hun auto’s. Vandaag is de muur er nog, maar de bron is onder de grond gestopt. Een wandelaarster zegt dat we het greppeltje moeten volgen tot aan het parkje van Doolegt.
Daar wordt de vijver ook nog door andere bronnen in de buurt gevoed. Enkele stappen verder op de Groene Wandeling ligt nog een ander bronnengebiedje, het Moeraske.
De bron in de Marnestraat is lang niet de enige die verdwenen is. In de wijk rond de Oude Kerk in Sint-Agatha-Berchem ontsprongen de Berchemse bronnen. Hun water werd afgeleid om de fonteinen van het Hof ter Overbeke (Bon-Secours) te voeden. Van het kasteel blijven alleen foto’s over, de vijver werd opgevuld.
Zelfs van befaamde bronnen als de Sint-Wijenborre (Sint-Guido) aan het kruispunt van de Erasmus- en de Instituutstraat in Anderlecht is geen spoor meer. Via zeven treden kon je er in afdalen en er zouden tal van miraculeuze genezingen gebeurd zijn. Tot in de jaren 1950 kwamen mensen er hun kannen vullen.
Daarna werd het bouwsel een obstakel voor het autoverkeer en werd het gesloopt. Door de aanleg van de metro in de jaren 1970 werd de ondergrond zo omgewoeld dat ook het bronwater vervuilde. Toch is vervuiling van alle tijden, in 1652 werd de ingang van de put afgesloten omwille van “die vuyligheden die daer inne geworpen worden.”
Coudenborre
In de middeleeuwen konden de mensen voor drinkbaar water terecht bij een aantal plaatsen die borre werden genoemd. Dat woord stond zowel voor een natuurlijke bron als voor een waterput.
In het boek Het Coudenbergpaleis te Brussel (2014) komt het woord Coudenborre voor. Eens aan historicus en medeauteur Bram Vannieuwenhuyze vragen of er dan bronnen op de Coudenberg ontsprongen: “Er ontsprong in elk geval water bovenop de Coudenberg, ja. Zo vermoedt men dat de bron van de Koperbeek of Spiegelbeek op de Coudenberg te situeren valt, al is niet duidelijk waar precies. Men opperde dat die beek de loop van de Borgendaalgang volgde, maar op basis van archeologisch onderzoek denkt men nu dat die gracht kunstmatig is. De iconografie van het hertogelijk paleis laat tevens een waterput zien.”
Wel goed beschreven is dat de aartshertogen Albrecht en Isabella de Duitse ingenieur Georges Müller d’Augsburg de opdracht gaven de hofwijk van drinkbaar water te voorzien. Hij bouwde daarvoor in 1601 een hydraulische machine die het water van de Broebelaar, een bijriviertje van de Maalbeek, afleidde.
Dat was een hele kunstgreep omdat de bronnen van de Broebelaar in Etterbeek lager liggen dan de Coudenberg. De meest gekende bron van de Broebelaar ligt vandaag in het Jean-Félix Happark, ook op de trappen van de Jubelberg kan je soms water zien opborrelen. De Waterkrachtstraat in Sint-Joost verklapt waar de hydraulische machine stond. Het torenvormige waterreservoir lag op de oude stadswallen, waar vandaag de Hertogsstraat en de Regentlaan elkaar kruisen.
Om het steeds nijpender watertekort van de stad Brussel op te vangen, werd ook het bronnengebied van het Louis Moricharplein in Sint-Gillis aangesproken. De Bronstraat herinnert daar nog aan.
Dankzij de watertoevoer konden de hertogelijke tuinen ingericht worden met allerlei waterfantasieën. In het Warandepark is nog een replica van de vroegere Maria-Magdalenagrot met een liggend beeld te ontdekken, de eerste grot die met het opgepompte water van de Broebelaar werd bediend.
Vandaag is het er maar een droge bedoening, maar in 1743, toen het op de Coudenberg nog ‘broebelde’, schreef de drukker George Frix: “Helder en overvloedig water welt op onderaan de rots en vormt een beek die in een stenen kanaal vloeit van anderhalve voet breed en ongeveer honderd passen lang. Het vloeit naar een stenen bekken met een fontein, waarvan het kristallijne water, nadat het tien voet omhoog is gestuwd, neerkomt in hetzelfde bekken en verder vloeit via ondergrondse buizen. Het stort neer in een vallei aan alle kanten omgeven door zachte hellingen bedekt met het gebladerte van talrijke mooie bomen die het zonlicht afschermen.
Daar bevindt zich een grote rocaillegrot met vier portieken en een tweede verdieping met dezelfde structuur, voorzien van een fontein die tot aan de top spuit en waarvan het water in hetzelfde bekken waaruit het vertrekt, neerkomt en wegloopt via verborgen buizen naar het prachtige labyrint waarover ik al heb gesproken, om daar in duizend verschillende figuren weer op te wellen. De bron van al dit water is een beek op een kanonscheut van de omwallingen.”
Door de bevolkingsaangroei en de nijverheid droogden bronnen en putten uit en vervuilden ze. Eerst waren het religieuzen die water van bronnen in leidingen naar hun kloosters brachten, stilaan verwierf ook de gemeentelijke overheid brongebieden. De Ter Kamerenabdij werd geheel volgens de regels van de cisterciënzerleer gebouwd in de nabijheid van een bron, ver van de buitenwereld. Hier ontspringt de bron van de Maalbeek, die de Eendenvijver voedt waarrond de cisterciënzers al een muur bouwden. De zitbanken errond zijn vandaag heel populair.
De fontein met het beeld De Bron op het Armand Steursplein in Sint-Joost eert Steurs die in 1891 de Brusselse Intercommunale Watermaatschappij oprichtte.
Na het riviertje de Hain in Waals-Brabant vloeide voortaan ook water van de bronnen van de Bocq in Namen Brusselwaarts. Geleidelijk kwamen er nieuwe winningen bij, vandaag brengt Vivaqua het water van waterlagen en bronnen in Wallonië 24 tot 48 uur na het opvangen tot in huis. Enkel in het Zoniënwoud, in het verlengde van het Ter Kamerenbos, wordt nog drinkwater gewonnen.
“Voor de inwoners van Sint-Gillis vooral,” weet Mathias Engelbeen van het BIM: “Hier en daar komt dat water ook aan de oppervlakte als kwelwater of in de vorm van een bron, zoals aan het Vronerodepark en in de Vuilbeekvallei en Verdronken kinderenvallei.”
Plenzen
Met gebaren beeldt Pierre Van Nieuwenhuysen, de auteur van Historische Toponymie van Laken, uit dat ‘bron’, uit het Indo-Germaanse bh(e)re, verwant is met ‘branden’ en ‘bruisen’. In de rivier de ‘Woluwe’ (en ook in ‘Wolvendael’), met haar bronnen in het Zoniënwoud en het Bronnenpark in Sint-Lambrechts-Woluwe, zit dan weer ‘opwellen’.
Van Nieuwenhuysen vond in oude kerkregisters tal van Lakense borre(ke)s die allang niet meer bestaan. Enkele tot de verbeelding sprekende hydroniemen zijn het borreken zonder gront of Glaaskeborre met water vermoedelijk zo helder als glas.
Op zondag kan je in Laken wel nog de Sint-Annadreef afstappen van aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk tot bij de Sint-Annabron met de gelijknamige kapel. De brede straten aan het kruispunt doen vermoeden dat het hier druk is in de week, maar op zondag kan je het water nog goed horen plenzen. Het is een van de heilzaamste geluiden voor een mensenoor, naar het schijnt. Als we in de stenen bak afdalen, die aartshertogin Isabella (1566-1633) nog liet aanleggen, zie je behalve de lucht vijf buisjes die mooie ronde straaltjes water werpen.
De bron heette in 1360 nog sente marien, andere namen waren de Welleborre en de Vijf Wondenbak, verwijzend naar de vijf wonden van Christus, wat verbasterde tot ‘vijf honden’. Van Nieuwenhuysen vertelt in Volksverhalen uit Noord-West Brussel over de legende van de vijf hondenbak, over een blinde jongen die elke dag tussen Laken en Grimbergen ging bedelen en hoe vijf honden de dieven besprongen die het op zijn geldbeursje gemunt hadden.
Sindsdien zou er een bron ontspringen met water dat heilzaam voor de ogen was, al zochten ook koortslijders er afkoeling. Ook aan de bron aan de Sint-Lendrikskapel in Neder-Heembeek werd geneeskracht toegeschreven. De kapel werd weer opgebouwd in het domein Drie Fonteinen in Vilvoorde maar de bron moet er nog zijn.
Lakenauteur Arthur Cosyn schrijft in 1904 dat sterk ongelovige Lakenaars niet meer geloven in de kracht van de Sint-Annabron. En ook dat hier nog stilte heerst en de geur van vroeger hangt. Het is 110 jaar later, op een zondag, niet anders.
Lees meer over: Brussel-Stad , Samenleving , Economie
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.