Henri Roanne-Rosenblatt, in de ban van Zevende Kunst en Hergé
Een verborgen Brussels pareltje, dat is de Groene Jagerswijk, waar Henri Roanne-Rosenblatt nu acht jaar woont. Een doodlopend kasseistraatje, elf arbeiderswoningen. Peis en vree, op maar enkele meters van de drukte van de Waterloosesteenweg. "Op het einde van de negentiende eeuw zat hier achterin een garenfabriek. De baas van de fabriek heeft de huisjes voor zijn arbeiders en hun familie gebouwd. Ze zijn nu wel gedeeltelijk gemoderniseerd, maar de charme van langvervlogen tijden is gebleven."
"Al wandelend ben ik op deze unieke plek gestoten. En wonder boven wonder: een van de huisjes stond leeg. Een buitenkans die te mooi was om te laten liggen. Het is een ongerept stukje oud-Ukkel dat nog niet door de eurocraten is ingepalmd. Al mijn buren zijn ouwe taaien , ze wonen hier al veel langer dan ik. De oudste is een kranige dame van 101 die hier is opgegroeid."
Truffaut en Resnais
Brussel, zijn Brussel, typeert Roanne-Rosenblatt in één woord: extraordinaire . "Een merkwaardige stad in een merkwaardig land, uniek door zijn surrealistische toestanden en contradicties. Ik heb in Zwitserland gewoond, gewerkt in Frankrijk, heel veel gereisd. Maar geen moment is Brussel uit mijn hart geweest. Alle voordelen van een grote stad, gecombineerd met het gezapige van een provinciestad. Heerlijk. En met de jaren is de etnische mix erbovenop gekomen: de Nieuwe Wereld in het klein."
"Natuurlijk is niet alles met de jaren ten goede veranderd. Nog altijd denk ik met heimwee terug aan de tijd dat ik me als jonge snaak vergaapte aan de foto's die uithingen aan de bioscopen van de Anspachlaan, de Adolphe Maxlaan, de Nieuwstraat, de Kleerkopersstraat. Alleen al in de Nieuwstraat waren er, denk ik, zes bioscopen. Een rijk verleden, waarvan hier en daar in enkele grote winkelruimten nog restanten te zien zijn. Brussel was zonder meer een voortrekker in het Europese filmlandschap. Stel je voor: in de jaren 1950 kwamen Franse filmcritici naar hier om Amerikaanse films te ontdekken. Nog later kwamen grote namen als François Truffaut en Alain Resnais geregeld naar het Filmmuseum om films te laten projecteren die ze in Parijs niet konden vinden. Dat is nu voltooid verleden tijd, maar al bij al mag Brussel zich als bioscoopstad toch gelukkig prijzen in vergelijking met andere Belgische steden. Er zijn nog steeds verschillende kleine zalen, zoals de Arenberg en de Actor's Studio, met een heel goede programmering. En er blijft het Filmmuseum, dat met zijn twee nieuwe zalen als Cinematek aan een tweede jeugd is begonnen."
Marthe Vandooren
Het zijn allemaal zaken die niet in het geheugen van mijn gastheer gegrift zouden staan zonder Hitlers oorlogswoede. "Ik ben geboren in Wenen, mijn ouders waren Poolse Joden. In maart 1939 - zeven was ik toen - heeft moeder me met het Rode Kruis naar Brussel gestuurd om me te behoeden voor de vervolging door de nazi's. Eerst heb ik onderdak gevonden bij een Joods gezin, nadien ben ik moeten onderduiken in Sint-Joost-ten-Node. Bij een volksvrouw, Marthe Vandooren, die een wasserij had. Ik zal Marthe eeuwig dankbaar blijven, ze heeft haar leven op het spel gezet om het mijne te redden. Ook heeft ze, zonder het goed te beseffen, een bepalende rol gespeeld in mijn ontwikkeling. Ik kon niet buiten, mijn enige contact met de wereld was Marthe, en de radio en de boeken die ze voor mij uitkoos uit het mandje van de plaatselijke bibliothecaresse. Wist zij veel wat geschikt was voor een tiener - Marthe was praktisch ongeletterd. En zo komt het dat ik ben opgegroeid op een dieet van de meest uiteenlopende boeken. Van Victor Hugo over Émile Zola tot Simenon en zeemzoete driestuiversromans. Dat chaotische in mijn leven is altijd gebleven."
"Ook mijn ouders hebben de naziwaanzin overleefd. Toen moeder mij naar België stuurde, zat vader al in Dachau. Daarna is hij in Buchenwald beland. Gelukkig lieten de nazi's toen nog Joden vrij op voorwaarde dat de familie losgeld betaalde en de vrijgelatene naar het buitenland kon. Zo is vader in Engeland terechtgekomen. Mijn moeder is nog een tijdje alleen in Oostenrijk achtergebleven, daarna is ze clandestien naar Italië gereisd."
"Kort na zijn aankomst in Groot-Brittannië is mijn vader in dienst getreden bij het Engelse leger. Bij het Pioneer Corps, dat vooral uit Joden en politieke opposanten bestond. Zo is Rosenblatt Rutherford geworden: een nieuwe identiteit voor het geval dat hij in Duitse handen zou vallen. Na de bevrijding hebben mijn ouders nog wel contact gehad, maar een gezinshereniging is er nooit van gekomen. Allebei hadden ze een nieuw leven opgebouwd, en ik had mijn draai gevonden in Brussel."
Ik, Kuifje
Toen hij eindelijk weer ongestoord buiten kon, verslond Roanne-Rosenblatt de ene Amerikaanse film na de andere in de wijkbioscopen van de stad. "In de Nova's en de Lido's van deze wereld. En toen kwam de coup de foudre , de ontdekking van de filmvertoningen in het Paleis voor Schone Kunsten: het begin van een leven in de film. Eerst als criticus, daarna bij Columbia als assistent van de directeur Perscontacten en Publiciteit, en uiteindelijk bij het INR/NIR op Flagey, de pionierstijden van de televisie. Toen is ook de naam Roanne-Rosenblatt geboren, omdat het INR het een goed idee vond dat ik een pseudoniem aannam. Ver hoefde ik het niet te zoeken. Rosenblatt was mijn familienaam, Roanne was de naam die in de oorlog op mijn rantsoenkaart stond."
"Samen met Gérard Valet heb ik in die jaren enkele documentaires gemaakt. Onder meer La Chine, de eerste documentaire die gedraaid is in het China na Mao. Moi, Tintin ook, een documentaire over de relatie tussen Hergé, de moderne tijden en zijn werk, die het filmfestival van Cannes heeft gehaald."
"Het is vooral de figuur van Hergé die me fascineerde. Dat is begonnen in 1966, toen ik voor de RTB een programma maakte voor de twintigste verjaardag van het weekblad Kuifje . Zo heb ik kennisgemaakt met Hergé, een opmerkelijk, ambivalent man. Getalenteerd, maar op politiek en ideologisch vlak allerminst onbesproken: tijdens de oorlog kneep hij een oogje dicht voor wat er om hem heen gebeurde, om zo zijn carrière verder te kunnen zetten, onder meer dankzij zijn relaties met extreem rechts."
"Fascinerend was dat de avonturen van Kuifje in feite de geschiedenis van de twintigste eeuw waren, gezien door de ogen van een doorsnee Belg. En dan was er nog het mondiale succes van de strips. Op het einde van mijn eerste interview met Hergé zei ik dat het heel merkwaardig was dat er nooit een film over dat alles was gemaakt. Daarop antwoordde hij met een boutade: 'En waarom zou u het niet doen?' Uiteindelijk is de film er jaren later gekomen. Veel mensen dachten dat ik een tintinophile was, maar dat was ik niet. Het waren de sociale, politieke en zelfs economische facetten die ik fascinerend vond. Ik heb met de jaren ook een goede relatie opgebouwd met Hergé, ook al was ons parcours tijdens de oorlog heel verschillend. Mede omdat ik getroffen was door de eerlijkheid waarmee hij over die periode sprak, wetende wat mijn situatie in die donkere periode was. Het heeft me nooit meer losgelaten."
:: La Chine wordt op 21 (20 uur) en 28 december (18 uur) vertoond in Cinematek
Lees meer over: Ukkel , Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.