Brussel heet een vuile stad te zijn, maar ook de Amsterdammer ergert zich paars aan afval op straat. Hoe doe je dat, schone straten en parken organiseren in steden die steeds dichter bevolkt zijn? Brengt een grote afvalstofzuiger soelaas? Of slagen we erin om drastisch minder afval te produceren? “We focussen vandaag te veel op de ophaling.”
| Vuilnis trekt sluikafval aan.
Je moet vegen voor eigen deur, luidt het gezegde, en dus beginnen we in eigen wijk: laag Sint-Gillis, een volkse en internationale wijk dicht bij het centrum van Brussel. Op vijftig meter van mijn voordeur bevindt zich al minstens zeventien jaar – zolang woon ik hier – een trottoirstort, aan de verwaarloosde achterkant van een doe-het-zelfzaak. Soms zijn het maar enkele vuilniszakken en een verdwaald stuk defect speelgoed. Maar meestal is de collectie imposanter. Denk aan meubelonderdelen uit spaanderplaat, gebruikte frituurolie, gebroken vazen, lege kartons van de doe-het-zelfzaak, evenveel zakken met restafval en ik kan nog wel even doorgaan
De stapel is vaak zo omvangrijk, dat een kinderwagen er amper langs raakt. En de gemeente komt het afval dan wel op geregelde tijdstippen ophalen, de volgende dag groeit de berg weer gestaag. Een verbodsteken of boetewaarschuwing? Is er niet.
Het tafereel zal veel Brusselaars bekend in de oren klinken. Op tal van plaatsen, vooral in de centrale, dichtbevolkte en armere wijken, is sluikafval op straat een pest
Voor onze Amsterdamse lezers: Brusselse huishoudens moeten hun afval sorteren in liefst vijf verschillende soorten zakken met evenveel verschillende kleuren. Papier, verpakking, groen-, keuken- én restafval; alles heeft een eigen zak, die op een welbepaalde dag van de week op het trottoir mag. Glas hoort nog eens apart in de glasbol. Als bewoner hou je er dus maar beter je hoofd bij. Als trottoirgebruiker trouwens ook, als je niet over een zak wil struikelen.
De nadelen van het zakkensysteem zijn evident: vuilnis domineert een aanzienlijk deel van de week het straatbeeld, in kleine fl ats zijn zoveel zakken een hele uitdaging, zo’n zak scheurt al eens open én trekt op zijn beurt ander vuilnis aan. Geen wonder dat veel afvalexperts meer heil zien in een systeem met ondergrondse containers. In nieuwe wijken experimenteert Brussel daar ook al mee. De troeven: je gebruikt ze wanneer je wil en afval verdwijnt uit het straatbeeld.
Het is jouw wijk
Is zo’n ondergronds containernetwerk dan dé toekomstoplossing voor ons stedelijk afval? Amsterdam is alvast goed geplaatst om die vraag te beantwoorden. De Nederlandse hoofdstad telt vandaag al 14.000 vaak ondergrondse afvalcontainers, meestal voor restafval, maar ook voor glas, papier en plastic. De containers staan zowel in nieuwe wijken als in oude, al is daar niet op elke hoek plaats in de ondergrond. In sommige wijken zijn de containers enkel toegankelijk via een badge, maar vaker kan iedereen eraan.
Het Buikslotermeerplein in AmsterdamNoord. Terwijl we op de bevoegde wethouder wachten, zien we hoe een container met restafval wordt uitgewisseld. Een vrachtwagen met kraan haalt de bak uit de grond en vervangt hem door een leeg exemplaar. Vervangen moet niet zo vaak, want een persmechanisme in de container verkleint het afval tot een vierde van zijn volume. Veel van deze containers sturen trouwens een melding naar de stadsdiensten zodra ze zich wat vol voelen.
“Dertig of veertig jaar geleden produceerden we véél minder afval. Dat ging toen toch prima?”
Wethouder Laurens Ivens (SP) is best te spreken over het ondergrondse containernetwerk. Dat het systeem ook in 2040 nog zijn diensten zal bewijzen staat voor hem buiten kijf. Toch is er ook een probleem en dat heet bijplaatsing. “Ons grootste netheidsprobleem is containers met grote hoeveelheden troep eromheen. Amsterdammers hebben te veel afval en deponeren dat al snel naast de container. Soms vinden ze het deksel van de container te vies, een andere keer klemt dat deksel en proberen ze niet verder of ze laten grote stukken karton achter, die niet meteen in de opening passen.” En net zoals in Brussel geldt: zodra er iets naast de container staat, wordt dat snel meer.
Een oplossing voor die bijplaatsing vinden, dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Het stadsbestuur plaatst alvast extra containers waar nodig en lanceert positieve campagnes. “Onze boodschap daarbij is: het is jouw wijk,” legt Ivens uit. “Een vieze straat wijst er vooral op dat mensen zich minder eigenaar voelen van hun wijk. In de eigen woning en ook in het trappenhuis, waar ze zich wél thuis voelen, laten ze wellicht geen afval achter.”
Om het netheidsprobleem in zo’n wijk aan te pakken, zal een campagne dan ook niet volstaan, beseft de wethouder, die ook bevoegd is voor wijkaanpak, openbare ruimte en wonen. “We moeten de koppeling maken met wat er allemaal verandert in de buurt. Als mensen kunnen meepraten over welke winkels er precies bijkomen en over wat er precies gebeurt met het braakliggende terrein in de straat, voelen ze zich au sérieux genomen, investeren ze in de buurt en houden ze die ook schoon.”
Ivens staat niet alleen met die analyse. “De gemeente die in Nederland het best sorteert en amper restafval overhoudt, is Horst aan de Maas,” zegt Simon de Rijke, expert circulaire economie aan de Hogeschool van Amsterdam. “Dé succesfactor daar is het sociale weefsel: mensen kennen elkaar en voelen zich ook eigenaar van hun omgeving.”
“Laar mensen meepraten over wat er precies gebeurt, dan investeren ze in de buurt en houden ze die ook schoon”
Afvalstofzuiger
Terwijl Brussel nog maar begint met ondergrondse containers, onder meer in de ecologische Tivoliwijk, kijkt Amsterdam alweer verder. We trekken daarvoor naar de nog te bouwen Sluisbuurt, waar 5.500 woningen komen. Vandaag oogt de plek aan het IJ, waar Amsterdam water omtoverde tot land, nog als een lege zandvlakte. Straks wordt dit een hoogbouwwijk met torens tot 120 meter, waar afval weggezogen wordt via een ingenieus ondergronds buizennetwerk
“Stel je een gigantische stofzuiger voor, die aangesloten is op ingangen in de huizen, en het afval vervolgens via die leidingen naar een centraal punt zuigt,” legt Albert Mateu van het Finse bedrijf Marimatic uit. “De bewoners stoppen hun afval in de juiste buis voor een bepaald soort afval. Zo vermijd je niet enkel afval op straat, maar ook vuilniswagens die verkeersopstoppingen en andere hinder veroorzaken.” Kostprijs voor de hele installatie in de Sluisbuurt? 2.000 euro per aangesloten woning.
“Als afval verminderen zo moeilijk blijkt, is dat ook omdat het cultureel is: we leven in een consumptiemaatschappij. Terwijl elk product dat je niet koopt natuurlijk ook niet weggegooid moet worden"
Het afval gewoon wegzuigen, het klinkt te mooi om waar te zijn. Steden die het systeem al invoerden zijn er bovendien niet onverdeeld gelukkig mee. Veel technische problemen, een groot energieverbruik en roestende buizen, hoorden we in Barcelona, dat al in 1992 een vroege versie van de afvalzuiger invoerde. Al maakt het bedrijf zich sterk dat de huidige technologie veel geavanceerder is en die problemen verleden tijd. “De buizen zijn bijvoorbeeld smaller, waardoor we minder energie verbruiken en de CO2-uitstoot maar half zo groot is als voor de ophaling via vuilniswagens,” zegt Mateu. “Ze zijn ook vervaardigd uit kunststof, waardoor we roest vermijden.”
Het systeem wordt nu in een nieuwe buurt met hoge dichtheid gebouwd, maar kan volgens Mateu ook in het oude centrum van Amsterdam geïntegreerd worden. “Je zou daar de grachten voor kunnen gebruiken.” De suggestie doet wethouder Ivens alvast glimlachen. “Ondoenbaar, we kunnen nu zelfs al onze afvalcontainers niet overal kwijt. Zo’n netwerk in het bestaande stadscentrum integreren is een illusie.” Dat is ook de mening van onderzoeker De Rijke. “In de Sluisbuurt kan het omdat de dichtheid er zo groot wordt door de hoogbouw. Ondergrondse containers kunnen daar om diezelfde reden niet, alleen al omdat de hele straat dan al snel zou volstaan met containers.”
Het stofzuigermodel lijkt dan ook niet meteen weggelegd voor Brussel, waar dichtheden zoals in de Sluisbuurt niet op het programma staan. Wat kan de stad dan nog doen om schoner te worden?
Een ingrijpende hervorming van de verantwoordelijkheid over netheid ware alvast een eerste logische stap. Preventie, ophaling en repressie horen bij één gezagsniveau te liggen, vertelde de netheidsverantwoordelijke van Wenen, een van Europa’s netste steden, ons in 2019 nog. Dat is ook in Amsterdam zo. En in Brussel? Daar zijn zowel het Gewest als de negentien gemeenten bevoegd en dan wordt iemand al eens een zwartepiet toegespeeld. De situatie is zo onlogisch, dat verschillende schepenen zelf vragen om de bevoegdheid naar het Gewest te schuiven. Dat kan dan bijvoorbeeld één krachtige preventiecampagne opzetten, in plaats van negentien gemeenten die in gespreide slagorde communiceren.
Eén bevoegdheidsniveau voor netheid maakt het ook makkelijker om behalve preventie ook een degelijk boetebeleid uit te tekenen, vinden diezelfde schepenen. Want een gemeentepoliticus die kwistig is met boetes, krijgt al snel tegenwind van zijn lokale basis. Bij een gewestminister op een hoger gezagsniveau is die afstand al een stuk groter.
Nul afval
Discussies rond afval beperken zich vaak tot de hierboven vermelde kwesties: hoe we de ophaling en het sorteren beter kunnen regelen. En hoe we stadsbewoners kunnen porren om de regels te volgen. Het zijn noodzakelijke stappen in het complexe afvaldossier. Maar in een wereld waar we steeds meer afval produceren, rijst ook een andere vraag: kunnen we echt niet met veel minder afval? In Café Boentje in de Brusselse gemeente Schaarbeek, is het antwoord op die vraag volmondig ‘ja!’. Het zerowastecafé naast het gemeentehuis staat helemaal in functie van duurzaamheid en zo weinig mogelijk afval. Dat betekent niet alleen voorverpakte producten vermijden, maar ook een inrichting met recupmaterialen, herbruikbare servetten op basis van stofresten en zoveel mogelijk lokale producten.
De twee oprichters werkten voor de start van Boentje elk een tijdje in de horeca en zagen hoe daar verschillende keren per week tientallen vuilniszakken op het trottoir belandden. Zelf beperken ze de afvalberg tot twee zakken per maand. “Onze aanpak heeft zelfs invloed op onze leveranciers,” legt oprichter Victoria uit. “Een van hen verkocht bijvoorbeeld geen melk in statiegeldfl essen en heeft het nu wel in zijn aanbod.
Een zerowastecafé is misschien een druppel op een hete plaat, maar het vertrekpunt van Boentje vindt ook steeds meer ingang bij wetenschappers en beleidsmakers die over ons afvalbeleid nadenken. In de circulaire economie gebruikt men in dat opzicht de ladder van Lansink, vernoemd naar de gelijknamige Nederlandse politicus. Afval vermijden of verminderen krijgt daar de allerhoogste prioriteit, voor hergebruiken, recyclen, energiewinning, verbranding en gewoon storten.
Het Brusselse regeerakkoord bulkt alvast van de intenties die voor die circulaire richting kiezen, meestal zonder cijferdoelstellingen. En Amsterdam heeft dan weer de ambitie om tegen 2050 een volledig circulaire stad te worden, waar geen afval meer uitgaat. Beide steden – Amsterdam voorop – passen dat ondertussen ook in het model van de stadsdonut in. Dat bredere kader kiest voor een duurzame economie, waarin niet ongebreidelde groei, maar sociale en ecologische doelstellingen op een lokaal niveau voorop staan.
Maar terug naar ons afval. “De ophaling is maar de staart van de hele keten, maar daar focussen we wel heel hard op,” vindt onderzoeker Simon de Rijke. “Een echte oplossing zullen we pas vinden als we erin slagen om ook veel minder afval te produceren. Maar je ziet dat maatregelen in die richting al snel lobbygroepen wakker maken. Als het over statiegeld op blikjes gaat, eerder een maatregel tegen zwerfvuil, belooft de verpakkingsindustrie dan bijvoorbeeld om zelf het zwerfvuilprobleem aan te pakken, wat dan vervolgens niet gebeurt.”
De Rijke slaat ook een brugje dat aan het donutmodel van daarnet herinnert. “Als afval verminderen zo moeilijk blijkt, is dat ook omdat het cultureel is: we leven in een consumptiemaatschappij. Terwijl elk product dat je niet koopt natuurlijk ook niet moet weggegooid worden.”
Te achterlijk voor woorden
Ook wethouder Ivens ziet een overdosis afval als een van de basisproblemen voor een nette stad. Hij waarschuwt er meteen ook voor om de verantwoordelijkheid helemaal bij individuele burgers te leggen. “We moeten toch vooral de producenten aanspreken, daar zit minder verpakking gebruiken echt nog niet tussen de oren. Het volstaat om even in de supermarkt te kijken. Wat daar allemaal ingepakt ligt, dat is te achterlijk voor woorden.
De lokale politicus kijkt daarvoor vooral naar het nationale en Europese niveau, waar de meeste regelgeving rond verpakkingen zit. Toch kan ook een stad het heft op dat vlak in handen nemen, vindt Inge Oskam, lector circulair ontwerpen en ondernemen aan de Hogeschool van Amsterdam. “Steden kunnen bijvoorbeeld invloed uitoefenen via hun vestigingsbeleid. Je kan voorwaarden opleggen aan bedrijven, aan winkels bijvoorbeeld, die sowieso in de stad willen zitten.”
De experte in circulaire economie ziet ook heil in een hogere belasting op het gebruik van grondstoffen, die gecompenseerd kan worden door een lagere belasting op arbeid. “Op die manier kan je dan weer makkelijker lokaal produceren en stimuleer je de stedelijke maakindustrie, een duurzame stap dus.”
Een andere manier om minder afval en verpakking af te dwingen, is via lastenboeken voor overheden én ook bedrijven, denkt dan weer Jean-Marie Savino. Dat een overheid zulke normen oplegt voor zichzelf, gebeurt vandaag al. Verschillende Brusselse gemeenten hanteren zo bijvoorbeeld al een verbod op wegwerpplastic. Maar om de hoeveelheid afval echt te verminderen, moeten we ook de bedrijfswereld aanpakken én overtuigen, zegt de Brusselse expert in afvalvermijding. “We hebben regels nodig én we moeten de bedrijven ook begeleiden om die regels om te zetten.”
Of het niet razend moeilijk wordt om van al dat plastic af te raken, dat bijvoorbeeld in de supermarkt wordt gebruikt voor verse producten? Savino moet glimlachen. Minder afval is echt geen rocket science, maakt hij duidelijk. “Dertig of veertig jaar geleden produceerden we véél minder afval. Dat ging toen toch prima?”
Stad van de Toekomst
Lees meer over: Brussel , Samenleving , Stad van de Toekomst , afvalbeleid , vuilnis , leefbaarheid
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.