Een aprilgrap. Dat was de eerste reactie van inwoners van Neder-Over-Heembeek, toen ze honderd jaar geleden vernamen dat ze plots Brusselaar waren. Ook Haren en Laken werden aangehecht. Met ingrijpende gevolgen, zeker voor Haren en Heembeek: twee boerendorpen met een Vlaams karakter die langzaam maar zeker zouden verstedelijken. De inwoners wisten van niets. “Die grote heren van Brussel hebben ons in stilte een gemene toer gespeeld.”
| BRUZZ-journalist Filip Van der Elst dook in de archieven van zijn familiegeschiedenis - en dus die van Heembeek, Laken en Haren.
Ik ben geboren en getogen in Laken, maar eigenlijk liggen mijn échte roots in Neder-Over-Heembeek. Dat onooglijke dorpje was een rode draad door mijn jeugdjaren. Ik ging er naar de lagere school, mijn grootouders woonden om de hoek. Ik ben zelfs vernoemd naar mijn over-over-overgrootvader Philippe Vander Elst (1831-1903), de legendarische oud-burgemeester die op straat ruzie maakte met koning Leopold II en zelfs een proces van hem won, omdat die Heembeekse grond wilde inlijven. Zijn statige portret sierde in het groot de inkomhal van mijn grootouders' woning.
Zowel mijn vader Wim (1946-2017) als mijn grootvader had een vreemdsoortige fascinatie voor het dorp en zijn geschiedenis. Voor mijn grootvader Frans Van der Elst (1920-1997), oprichter en gedurende twintig jaar partijvoorzitter van de Volksunie, was de evolutie van zijn geboortedorp zelfs een van de hoofdredenen voor zijn politieke engagement. Ook al zag hij met lede ogen aan hoe het dorp veranderde, toch bleef hij er koppig zijn hele leven wonen.
Na zijn overlijden in 1997 zette mijn vader Wim zijn werk voort. Het verhaal over de aanhechting – in Heembeek spreekt men veeleer pejoratief over 'annexatie' – bleef hen beiden door het hoofd spoken. Wat was er precies gebeurd, toen in 1921? Hoe kon zo'n Vlaams boerendorp plots Brussel worden? Jarenlang doorploegden ze parlementaire verslagen en archiefdocumenten om de waarheid te achterhalen. Na al die jaren probeer ik, met hen in het achterhoofd, de geschiedenis te reconstrueren.
Uitbreiding van de haven
De plannen voor een uitbreiding van Brussel waren niet nieuw. Brusselse politici wilden de stad herenigen met haar voorsteden. En er waren economische argumenten om een uitbreiding te verantwoorden: de industriële expansie en vooral de geplande uitbreiding van de haven. De annexatie van de vlakte van Thurn & Taxis in 1897 was een eerste stap, nu moest de aanleg van de voorhaven en de kaaien volgen.
De plannen kwamen in een stroomversnelling na de Eerste Wereldoorlog, maar het ene voorstel stuitte op nog meer protest dan het andere. Plannen om tot maar liefst 23 gemeenten in te lijven, waaronder Dilbeek, waren politiek niet levensvatbaar. Op 10 maart 1921 stelde Kamerlid én Brussels burgemeester Adolphe Max een pragmatische oplossing voor. De plannen voor groot-Brussel verdwenen in de koelkast. De Brusselse gebiedsuitbreiding zou beperkt blijven tot het hoogst noodzakelijke. Het was immers uitgesloten “dat de zeevaartinrichtingen der hoofdstad tot het grondgebied van onderscheidene gemeenten zouden behoren”. Laken, Neder-Over-Heembeek, Haren, en kleine delen van Schaarbeek en Molenbeek zouden naar Brussel komen. Op 17 maart keurde de Kamer het voorstel goed, de Senaat volgde vijf dagen later. De wet van 30 maart 1921 verscheen in het Staatsblad van 2 april.
Taalwetgeving
Mijn vader Wim stelde in 2001 vast dat er in dezelfde periode ook werk werd gemaakt van de taalwet inzake bestuur, die voor een eerste keer de officiële eentaligheid van Vlaanderen en Wallonië vastlegde. Van het Brussels Gewest was toen nog geen sprake, maar er kwam wel een tweetalige Brusselse agglomeratie met zeventien gemeenten. Die agglomeratie kon enkel uitgebreid worden met talentellingen. Anno 1921 was de bevolking in Haren en Neder-Over-Heembeek voor de overgrote meerderheid (meer dan 90 procent) Nederlandstalig. Het zou dus nog decennialang onmogelijk zijn geweest om die gemeenten bij de tweetalige agglomeratie te voegen. Dankzij de aanhechting werden Haren en Heembeek de facto tweetalig.
De uitbreiding van de haven was volgens hem bovendien een drogreden: de 'S.A. du Canal' onteigende begin twintigste eeuw al verschillende terreinen die nodig waren voor de havenexpansie, en had daarvoor geen aanhechting nodig: geen enkele gemeente kon stokken in de wielen steken. Zelfs de burgemeesters niet: het havenbedrijf onteigende in 1902 een terrein dat eigendom was van toenmalig Heembeeks burgemeester Philippe Vander Elst. Nu wordt die plek getekend door de Van Praetbrug en de Brusselse jachthaven, in een ver verleden stond daar 'De Liefde'. “Een guinguette waar Brusselaars 's zondags boterhammen met plattekaas en een glas geuzelambiek in de prieeltjes van de boomgaard kwamen proeven,” zo schreef historicus Jan Verbesselt (1913-2000). in het boek Zo was Heembeek. De aanwezigheid van een herberg en andere stulpjes in zijn achtertuin was niet naar de zin van Leopold II, maar toch slaagde de koning er niet in om Vander Elst De Liefde afhandig te maken. Vanwege de havenuitbreiding moest 'Luppe van De Liefde' toch de duimen leggen.
De Liefde was geen uitzondering: de oevers langs het kanaal werden in die tijd opgefleurd met prachtige landgoederen en kastelen. Geïnspireerd door Parijs kregen die optrekjes namen als Marly, Meudon, Versailles en Fontainebleau – nu bekend als het Domein van de Drie Fonteinen. “Die strook was het uitverkoren wandelterrein voor de (Brusselse) burgerij. Heembeek was toen nog 'de grote buiten', waar men ongestoord langs de vaart de goede lucht kon happen,” schreef Jan Verbesselt. In Laken was dat niet anders, vertelt Steph Feremans, voorzitter van de Lakense Heemkundige Kring Laca: “De Brusselaars woonden in de winter in de stad, en in de zomer kwamen ze dansen, vrijen en zuipen in de kasteeltjes en prieeltjes. Zelfs Pieter Paul Rubens logeerde in Laken toen in Antwerpen de pest heerste.”
“Moeten wij aan de stad wennen, dan moet de stad ook maar aan ons wennen. Wij hebben niet gevraagd om Brusselaar te worden”
De slag van de Gootstraat
De relatie tussen de boerendorpen en het grote Brussel was er voor de aanhechting een van onwetendheid en zelfs van animositeit. Heembeek was meer op Vilvoorde gericht, zo schreef Jan Verbesselt: “Wij gingen en gaan nog naar Vilvoordekermis en de markt. Naar Brussel gingen wij alleen om te verkopen: aardbeien, krieken, peren, groenten en bloemen.”
In zijn boek beschrijft hij zelfs een ware veldslag tussen Heembekenaren en Brusselaars in 1894: 'de Slag van de Gootstraat'. Heembeekse katholieken, op terugkeer van bedevaart, kregen het aan de stok met Brusselse roeiers van de Club Nautique aan de Marly. “Gekomen aan de Gootstraat ontstond een gevecht in regel, toen een paar 'bootjesmannen' naar het processiekruis sprongen om het neer te halen,” schreef Verbesselt. “Terwijl het gevecht volop aan gang was, liepen er een paar mannen naar het dorp en verwittigden de mannen die in de herbergen met de kaarten speelden. Op slag was heel de bevolking erbij betrokken en zakte af naar de Gootstraat om hulp te bieden. Al wat bruikbaar was werd ter hand genomen, vooral een hoop kareelstenen. In het nauw gedreven vluchtten de 'bootjesmannen' in de vier windstreken. Sommigen sprongen met kleren en al in de vaart om al zwemmend aan de overkant te komen. Gendarmen uit Brussel zijn hen 's avonds komen ontzetten. Zij zijn nooit meer in het dorp gekomen om zoals voorheen arrogant pinten te komen pakken zonder te betalen. Wij hebben gevraagd aan oude Heembekenaren wat ze er van dachten. Antwoord: die arrogante Brusselaars (meestal universitairen, dokters en advocaten) hebben het verdiend,” aldus Verbesselt.
Bij Brussel gelapt
27 jaar later werden ze plots stadsgenoten. Wat dacht men in de drie gemeenten zelf van dat nieuwe statuut? In het al sterk verstedelijkte en geïndustrialiseerde Laken (meer dan 40.000 inwoners in 1920) was er weinig protest. Burgemeester Emiel Bockstael overleed er op 26 februari 1920 en werd zelfs niet meer vervangen. Steph Feremans: “De gemeente had zich flink in de schulden gewerkt om het nieuwe gemeentehuis te kunnen bouwen (Laca wijdt in een speciale editie van het magazine Laca Tijdingen een hele reeks artikels aan dat gemeentehuis, red.).” Een ander argument voor de aanhechting werd niet luidop uitgesproken, vervolgt Feremans: “Met de uitbreiding van het stemrecht en de sterk groeiende arbeidersbevolking, steeg ook in Laken het aantal stemmen voor de socialistische partij. En in die tijd was het ondenkbaar dat Laken, de 'résidence royale', een socialistische burgemeester aan het hoofd zou krijgen.”
“Voor ons, dan oude versleten boerkens, zal de stad dan misschien een soort patronaat laten bouwen waar wij onder ons zullen kunnen zeveren over de goede oude Heembeekse tijd”
Uit de twee andere 'slachtoffers' van de aanhechting weerklonk een heel ander geluid. Haren en Heembeek waren landelijke dorpsgemeenschappen met elk 4.000 inwoners. In een publicatie uit 1976, veelzeggend getiteld 'Haren … Bij Brussel gelapt' schreef de Harense pastoor J.E. Davidts: “Mijn vader zaliger, schepen van de gemeente, stond raar te kijken toen hij vernam dat hij 'Brusselaar' was geworden. Alles gebeurde achter de schermen, omweven door de grootste geheimzinnigheid. Dat twee boerendorpen, en passant, aan Brussel werden gelijmd en zonder boe of ba van de kaart werden geveegd, loopt de spuigaten uit. Max en consoorten hebben met de boerkens van Haren en Heembeek lelijk de aap gehouden.”
Ook in Neder-Over-Heembeek werd de bevolking totaal verrast door de aanhechting. “Men heeft de mening van de bevolking niet gevraagd. Men heeft er geen rekening mee gehouden,” schreef mijn grootvader Frans Van der Elst in 1976. Hij kon die beweringen staven met een handschrift van zijn oom, Edmond Peeters, 31 jaar oud bij de aanhechting. Hij beschreef hoe zijn dorpsgenoten met stomheid geslagen waren toen ze het nieuws vernamen. “Brussel, hoofdstad van het land, heeft toch geen behoefte aan een boerenbuiten als Heembeek met slechte straten en mesthopen voor de huizen? Neen, die aprilvis slikten de mensen niet.” Onder hen een gemeenteraadslid, Nele Koeckx: “Die grote heren van Brussel hebben ons in stilte een gemene toer gespeeld. Niet dat ik heb verwacht dat zij mij zouden komen spreken, maar als beleefd volk hadden zij ons toch op de hoogte van hun plannen mogen brengen.”
Als Heembekenaar gaan slapen, als Brusselaar opgestaan
De Heembekenaren reageerden ongerust en met een flinke scheut sarcasme op hun nieuwe status. Zo schrijft Peeters: “Guitige Petter, al lichtjes aangeschoten, verrechtvaardigde zijn momentele toestand: 'Zoveel veranderingen in zo korte tijd doen 'n mens derailleren. Gisterenavond als Heembekenaar gaan slapen, en deze morgen als Brusselaar opstaan, dat is verdekke straf. Ze zijn met de knikkels van braaf volk aan 't rammelen.' Charel Elskens zag de toekomst door een zwarte bril: 'Worden de stadsreglementen hier toegepast, dan kunnen we 's nachts mest naar onze akkers voeren. In Brussel moogt ge na zeven uur 's morgens met geen mestkar door de straten. En akkerdjie, ook met geen koeien. Hoe krijgen wij ze in de wei?'”
“Warke, met al twee Portos goed gemet in de keel, was vlot van spraak: 'Wij zijn geen kwamensen, en lopen er bij sommige gelegenheden enige met losse teugels, onze champetter weet ze dan wel met zijn stok tam te krijgen. Nu ineens een commissaris en ik weet niet hoeveel gardevils. Al mannen die onze gewoonten niet kennen, en naar hier worden gestuurd om alleen maar van de buitenlucht te profiteren, maar wel om vast te stellen en te voorkomen wat niet mag. Ja, we zullen moeten oppassen om niet te derailleren, en wachten tot we thuis zijn om te zingen.'” Diezelfde Warke, na een bezoek aan Brussel: “Hadden wij ginds beziens, misschien omdat we niet met hoge hoed en pitteleer waren. Ik geef er toch niet om, moeten wij aan de stad wennen, dan moet de stad ook maar aan ons wennen. Wij hebben niet gevraagd om Brusselaar te worden.”
Onze kleinkinderen zullen stadsmensen zijn
Soo van de Leibeek had profetische woorden in huis: “Heembeek wordt een uithoek van Brussel. Avenues, Bolvards, brede straten met grote huizen. Trams en autobussen zullen hier rijden. Onze kinderen en kleinkinderen zullen stadsmensen zijn. Voor ons, dan oude versleten boerkens, zal de stad dan misschien een soort patronaat laten bouwen waar wij onder ons zullen kunnen zeveren over de goede oude Heembeekse tijd. Zo zien ik de toekomst.”
Honderd jaar later doet weinig in het straatbeeld nog herinneren aan de boerendorpen uit 1921. Een zeldzaam beeld van hoe Neder-Over-Heembeek er ooit heeft uitgezien, was enkele huizen voorbij de woning van mijn grootouders in de Beizegemstraat te zien: de zeventiende-eeuwse boerderij Den Bels, het laatste pachthof van Oud-Heembeek. In 2018 kondigde de Stad Brussel na een lange periode van verwaarlozing een grondige renovatie aan. Daarmee beantwoordde de stad onbewust een oproep van Jan Verbesselt: “Het zou een doodzonde zijn het niet te bewaren, want de ene of andere dag komt er een verlichte ambtenaar, die meent dat het in de weg staat,” schreef hij in Zo was Heembeek, een langgerekte ode aan de boerengemeente van het verleden. “Heembeek was een schoon dorp, één grote bloementuin, door de zon overgoten, op de heuvelflanken langs de vaart en de Zenne. Prozaïsch? Maar reëel. Een droomwereld, nog moeilijk te herkennen door de oude Heembekenaar. Voor de nieuwkomers een contrast tussen het dorp dat sterft en de stad die groeit met beton en comfort, maar zonder ziel.”
Kreeg Soo van de Leibeek gelijk en werd Heembeek ‘een uithoek van Brussel’? Over de impact van de aanhechting op het leven in de gemeenten zelf, leest u volgende week.
Lees meer over: Haren , Laken , Neder-Over-Heembeek , Samenleving , Brussel-19 , uitbreiding Brussel
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.