De aanslagen in Brussel wogen ook bij hulpverleners zwaar door. Elisabeth De Waele (37) is intensivist op de dienst intensieve geneeskunde van het UZ Brussel. Zij ontfermde zich over enkele zwaargewonde slachtoffers. "De ziekenwagens die je op televisie hoort en die je live ziet af- en aanrijden, zorgden voor een vreemd stereo-effect van ambulances."
Intensivist UZ Brussel: 'Mensen die voordien kerngezond waren, liggen nu bij ons met oorlogswonden'
Dinsdagochtend reed De Waele net de parking van het ziekenhuis in Jette op, toen ze het nieuws over de aanslagen hoorde. “Toen schoot wel even door mijn hoofd dat het 24 drukke uren zouden worden.” De Waele zou er uiteindelijk een werkdag van 25 uur van maken. Een zware werkdag, maar de echte chaos is uitgebleven: "Dat kwam door de goede spreiding van de slachtoffers, en door de uitstekende samenwerking met de crisiscel."
“Wij hebben ons eerst bezig gehouden met plaats te ruimen”, zegt De Waele. “Alle patiënten die niet meer op intensieve zorgen aanwezig moesten zijn, moesten de dienst zo snel mogelijk verlaten. Zij moesten naar een andere kamer of eventueel een ander ziekenhuis, uiteraard alleen als hun gezondheid dat toeliet. Dat is redelijk vlot verlopen: één van de patiënten bood zelfs spontaan aan om hem naar een gewone kamer te verplaatsen.”
Het UZ Brussel verzorgde, naast vele lichtgewonden, uiteindelijk acht zwaargewonde slachtoffers: drie vanop Brussels Airport, vijf vanuit het metrostation Maalbeek. Eén slachtoffer is overleden op de dienst spoedgevallen. De zeven anderen zijn nog in leven. “Maar zij zullen er allemaal wel blijvende schade aan overhouden”, zegt De Waele. Soms waren er amputaties nodig, of moest de plastische chirurg letsels aan het aangezicht herstellen. Vele slachtoffers hadden brandwonden, of letsels door splinters en metaalfragmenten. Eén patiënt kreeg een slag op het hoofd en moest enkele uren geopereerd worden door een neurochirurg.
Informatiefunctie
De dienst intensieve geneeskunde, waar De Waele werkt, krijgt pas patiënten in tweede lijn: eerst gaan ze naar de spoedgevallen, daarna worden ze eventueel geopereerd, en pas daarna komen ze op de dienst intensieve zorgen terecht. “Wij moeten hen verder stabiliseren, zoals hun coma diep genoeg houden of hen net laten ontwaken, bloedtransfusies toedienen, en ervoor zorgen dat ze geen pijn lijden”, vertelt De Waele.
Haar dienst heeft ook een belangrijke informatiefunctie, omdat de intensivisten vaak de eerste levende ziel zijn die de slachtoffers te zien krijgen. “Ik moest hen vertellen welke verwondingen ze hadden opgelopen. Het was ook iets apart om mensen te moeten vertellen dat ze het slachtoffer zijn geweest van een aanslag. Alle patiënten bleven er wel relatief kalm onder.”
De Waele hield zich ook bezig met het herenigen van patiënten met hun familie: “Het was soms heel moeilijk om patiënten te identificeren: mannen hebben vaak een telefoon of portefeuille op zak, bij vrouwen is dat heel wat minder. Dan moet je gaan werken met lichamelijke kenmerken, zoals opvallende moedervlekken of het aantal gaatjes in hun oor.”
Eén voorval is haar bijgebleven: “Om half één ’s nachts kreeg ik telefoon van de crisiscel dat ze naar een welbepaald iemand op zoek waren. Bij een zwaargewonde is het niet altijd mogelijk om op uiterlijke kenmerken zoals haarkleur af te gaan, en dus hebben ze me gevraagd om foto’s te nemen van de sierraden. Op basis daarvan wist de familie dat dit hun familielid was, en die mensen zijn in het holst van de nacht nog naar het UZ gekomen.”
Een hele opluchting: “Die mensen zijn al 15 uur op zoek naar hun familielid. Het was fijn om te kunnen bevestigen dat ze hun geliefde terug konden zien, maar wel met een wrang kantje: iemand die op intensieve zorgen ligt, is er niet goed aan toe. Het nieuws over de slechte fysieke toestand van hun familielid moeten meedelen, is wellicht wel aangekomen als een koude douche voor die mensen.”
Honderd broodjes
Net als in heel de stad was ook in het ziekenhuis de solidariteit immens: “Het was mooi om zien hoeveel verpleegkundigen zelf belden om te vragen of ze konden helpen. Zelf werd ik overstelpt met berichtjes van collega’s uit het buitenland. Een professor uit Tel Aviv bood zijn hulp aan, omdat hij zelf spijtig genoeg al 30 jaar ervaring heeft met dit soort slachtoffers. En om middernacht kwam een broodjeszaak uit de buurt honderd belegde broodjes leveren, wat welgekomen was na zo’n lange dag. Mensen denken vaak ‘we kunnen niet veel doen’, maar kleine dingen kunnen ook al helpen. Die broodjes hebben zeker en vast gesmaakt.”
De Waele beleefde de dag in een zeer aparte sfeer: “De televisie en radio staan ook in het ziekenhuis de hele tijd op, en tegelijkertijd hoor je live ziekenwagens wegrijden en aankomen. Dat zorgde voor een soort stereo-effect van ambulances, en dat was heel raar. Maar alle hulpverleners waren vanaf het begin extreem gefocust op het werk.”
De ernst van de situatie drong pas ’s nachts door, toen het iets rustiger werd. “Ik kon pas rond half vier ’s nachts even televisie kijken. Op dat moment was het meeste werk achter de rug, de vermoeidheid begint toe te slagen, en als je dan de slachtoffers ziet vraag je je toch wel af waarom zoiets nodig was. Dit zijn mensen die voordien kerngezond waren en die nu in ons ziekenhuis met echte oorlogswonden liggen. Het zijn beelden die niet gemakkelijk uit het hoofd verdwijnen, al volgt de echte psychologische weerslag waarschijnlijk pas later.”
Aanslagen Brussel 2016
Lees meer over: Samenleving , Aanslagen Brussel 2016
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.