'De Weik van 't Brussels' is Brussels dialect voor twintig dagen vol activiteiten waarmee nog tot 24 november het Brussels dialect wordt gepromoot. Maar in onze stad zijn ook sprekers te vinden van echte Europese minderheidstalen die zich op allerlei dappere manieren blijken te redden van de ondergang. Wij vonden zeldzame vertegenwoordigers van het Cornisch, het Ladinisch en het Jiddisch.
De Europese instellingen gebruiken officieel 24 talen die we allemaal van naam kennen. Maar daarnaast worden in de Europese Unie nog veel meer talen gesproken, die naargelang de situatie 'minderheidstalen' of 'regionale talen' worden genoemd. Daar zijn relatief grote talen bij zoals het Catalaans (tien miljoen gebruikers), of het Macedonisch (twee miljoen gebruikers).
Maar ook veel kleinere zoals het Bretons in Bretagne of het Kasjoebisch in het Poolse Pommeren. Het in Brussel gevestigde Network to Promote Linguistic Diversity (NPLD), dat al die talen verdedigt en promoot, organiseerde afgelopen week voor zijn 43 leden nog een seminarie met onderwerpen als 'Het gebruik van het Baskisch op Wikipedia', 'Catalaanse lessen voor ongeletterde migranten' of 'Taalgelijkheid in het digitale tijdperk'.
Het NPLD heeft in zijn werkzaamheden op dat gebied ook een partner in het ook al in Brussel gevestigde European Language Equality Network (ELEN), dat taalprojecten en taalinstrumenten ontwikkelt en begeleidt, maar ook lobbyt bij internationale bedrijven en organisaties als de EU, de Raad van Europa en de VN, in naam van de 164 organisaties en de 50 talen die het vertegenwoordigt.
Vertegenwoordigers van Franse regionale talen mogen deze maand dan nog in Parijs gaan protesteren tegen de omstreden wet van onderwijsminister Jean-Michel Blanquer die onder meer het onderwijs in andere talen dan het Frans beperkt, over het algemeen leren onze gesprekken dat het beeld dat kleine talen in onze geglobaliseerde communicatiemaatschappij ten dode zijn opgeschreven, moet worden bijgesteld. Met veel kleine talen gaat het juist relatief goed omdát communicatietechnologie, regionaal bewustzijn en grensoverschrijdende samenwerking bijdragen tot een goed verankerde en tegelijk minder krampachtige taaldiversiteit.
De Catalaanse woordvoerster van NPLD Eva Soms i Bach wijst op de intense samenwerking en praktijkuitwisseling van zijn leden en het daarmee gepaard gaande succes van sensibilisering en lobbying. ELEN-voorzitter Davyth Hicks uit Cornwall ook op het groeiende inzicht dat regionale talenkennis belangrijk is voor plaatselijke handel, en het aanwenden van taaltechnologische innovatie voor het gebruik van kleine talen in allerlei apps, online platformen en digitale diensten. Op hun aanraden steken wij even onze teen in drie verschillende warme taalbaden.
CORNISCH: blaast zichzelf nieuw leven in
Het Cornisch uit Cornwall was in de twintigste eeuw op sterven na dood, maar zit vandaag weer in de lift.
Er is nog één vertaler in het Europees Parlement die goedendag tegen hem zegt in het Cornisch, maar voor de rest is Davyth Hicks, samen met zijn kinderen tegen wie hij de taal mondjesmaat spreekt, de enige Cornisch-sprekende in Brussel. Hicks is secretaris-generaal van de in Brussel gevestigde ngo European Language Equality Network (ELEN). En als spreker en promotor van het Cornisch weet hij waarover hij het heeft.
“Het Cornisch is een P-Keltische taal, en als dusdanig het meest verwant met het Welsh en het Bretons, en daarnaast ook met het Schots-Gaelisch, het Iers en het Manx-Gaelisch op het eiland Man,” vertelt Hicks.
"Het is belangrijk dat de taal beschikbaar is op de nieuwe digitale platformen zoals computerspelletjes of Facebook"
“Een paar specifieke karakteristieken van onze taal zijn dat we voorzetsels verbuigen. Je zegt bijvoorbeeld niet 'Ik heb een auto', maar 'Er is een auto aan mij'. Verder gebruiken we ook het werkwoord 'doen' als hulpwerkwoord, zoals 'Ik doe gaan naar daar'. Een interessant, typisch woord is hireth, dat moeilijk te vertalen is, maar te maken heeft met een gevoel van gemis, heimwee of verlangen. Een Cornisch gezegde? An lavar koth yw lavar gwir, Na bos nevra dos vas a daves re hir, Mes den heb taves re gollas y dir ('Het oud gezegde is waar: van een te lange tong komt niets goeds, maar wie zijn taal verliest, verliest ook zijn land').”
Dat gezegde klopt ook echt, want tot in negentiende eeuw had Cornwall redelijk veel autonomie waarvan er met de taal veel verloren is gegaan. “Eigenlijk hield het Cornisch al eind achttiende, begin negentiende eeuw op een gemeenschapstaal te zijn. Lang waren er zelfs nog maar enkele mensen die het spraken, maar aan het begin van de twintigste eeuw is de taal nieuw leven in geblazen en begonnen mensen ze opnieuw te leren. Ondertussen wordt de taal volop gesteund door regionale universiteiten, de regering van het VK, onze eigen Cornish Council en de burgers. Er zijn lessen op school en ouders leren het hun kinderen. Talentellingen hebben we niet, maar we denken dat er momenteel zo'n duizend sprekers zijn, van wie zeshonderd vloeiend, en in totaal drieduizend mensen die behoorlijk wat woorden verstaan. Dat is dus meer dan in 1920, en met het Cornish language program dat nog loopt tot 2025, hopen we het aantal sprekers nog te doen toenemen.”
Vooral jongeren zijn een doelpubliek als het gaat over het voortbestaan van een kleine taal. In verband daarmee heeft Hicks best goede hoop, die hij onder meer vestigt op taaltechnologie. “Het is belangrijk dat de taal beschikbaar is op nieuwe digitale platformen zoals computerspelletjes, Facebook, Twitter enzovoort. Super Mario en Fifa zou je in alle talen moeten kunnen spelen. Met het ELEN dringen we daarop aan en we merken dat bedrijven er ook voor te vinden zijn. Zelfs Amerikaanse bedrijven die in eerste instantie denken dat Engels en Spaans wel volstaan, zijn vaak mee zijn als je hen sensibiliseert. Het Europees Parlement steunt het rapport 'Language equality in a digital age', waar ELEN aan mee geschreven heeft, en dat bedrijven moet stimuleren om niet alleen de kleine en middelgrote officiële landstalen als het Lets of het Deens aan te bieden, maar ook de regionale talen die wij vertegenwoordigen. We zullen druk moeten blijven zetten, maar er beweegt duidelijk iets ten goede.”
LADINISCH: alpijnse taalkwestie
Ladinisch is een Reto-Romaanse taal die wordt gesproken in het grensgebied tussen de Italiaanse Alpenprovincies Trente en Zuid-Tirol.Alessandro Chiocchetti woont al lang in Brussel en
werkt in het Europees Parlement. Hij is getrouwd met een Vlaamse. Vrouw en kinderen spreken dus alvast Nederlands en Italiaans, maar ook af en toe wat Ladinisch, want anders verstaan ze nog altijd niet veel wanneer ze met papa naar diens geboortestreek in Val di Fassa trekken.
“Om de oorsprong van het Ladin te schetsen, moet ik behoorlijk teruggaan in de tijd. In 600 voor Christus moesten de Etrusken, die al voor de Romeinen in de Po-vlakte woonden, vluchten naar de Alpen in het noorden, toen stammen uit Piëmont en Frankrijk hen verdreven.
Daar gaven ze in het gebied tussen Zwitserland en Triëst gestalte aan de etnie van de Rhaeten, die in 15 voor Christus onder de voet werden gelopen door de Romeinen bij de verovering van de oostelijke Alpen. Zo ontstond het Ladin als de vrucht van die unie tussen de taal van de Rhaeten en de Latijnse taal.
Ladin is dus een neo-Latijnse taal met een Etruskische basis. Dat proces is vergelijkbaar met wat in Frankrijk gebeurde met het Keltisch en het Latijn. De naam Ladinisch of Ladin kwam er pas in 568 na Christus, nadat ook de Alemannen en de Bajuwaren hun plaats hadden opgeëist en de taalgrens tussen het Duits en het Italiaans in de provincie Trente hadden bepaald, en met Ladin naar de Latijnen verwezen, wat we ook ten dele waren.”
Over de vraag of iets nu een taal of een dialect is bestaan vaak discussies, maar in dit geval zeker niet. Chiocchetti: “Ladin lijkt op het Italiaans, kent zelf een aantal dialecten, maar is zelf geen dialect van het Italiaans. Het is een door officiële instanties erkende taal met een eigen ontstaansgeschiedenis, een wetenschappelijk vastgelegde eigen grammatica die afwijkt van de omringende Italiaanse dialecten, en een eigen literatuur en cultuur. In het Italiaans is 'Ik ga naar huis' bijvoorbeeld 'Io vado a casa', terwijl je in het Ladin 'Ge vae a la majon' zegt. Dat zinnetje lijkt niet helemaal toevallig op het Frans.
Met die andere neo-Latijnse taal het Spaans deelt Ladin dan weer meervoudsvorm in -es. Nog een leuk weetje is dat ook 'Tirol' een Ladinisch woord is. Het betekent zoiets als 'klein straatje'. En zo zijn er nog veel woorden die niets met het Italiaans te maken hebben. Ladin is wel dezelfde taal als Reto-Romaans, dat in Zwitserland de vierde officiële taal is. Trente is officieel tweetalig Italiaans-Ladin, Zuid-Tirol zelfs drietalig Italiaans-Duits-Ladin. Straatnamen en toponiemen worden dus vermeld in het Ladin, en om tot openbare ambten toe te treden moet je ook een getuigschrift hebben van de taal.”
“Taalkwesties zijn ter plekke dus goed geregeld en de taal wordt ook naar behoren beschermd,” zegt Chiocchetti. “Ladin heeft een eigen cultureel instituut, een repertorium van woorden, en de laatste decennia is er ook een inspanning geleverd voor de standaardisering van de taal, zodat bijvoorbeeld programma's van de RAI in het Ladin door iedereen kunnen worden begrepen.”
Toch is de taal kwetsbaar. “Nieuwe woorden nemen we over van het Italiaans en het Duits, ik merk dat jongeren meer en meer Italiaanse uitdrukkingen gebruiken waarvoor er nochtans ook een equivalent in Ladin bestaat, en de migratie van Duitstaligen en Italiaanstaligen in onze toeristische regio vormen de grootste bedreiging voor de homogeniteit.”
JIDDISCH: geen sappig taaltje
Jiddisch is al bijna duizend jaar 'een wereldtaal zonder land'. Maar het aantal gebruikers is stijgend.
Een van de weinige Brusselaars die een en ander van het Jiddisch weet is Alain Mihaly. Hij heeft de taal onderwezen en vertaalt nog altijd van het Jiddisch naar het Frans. Mihaly doet zijn best om het complexe ontstaan en de evolutie van de bijna duizend jaar oude taal tot op de dag van vandaag samen te vatten.
“Jiddisch is de taal van de Asjkenazische joden die oorspronkelijk afkomstig zijn uit Duitsland, zich verspreidden in Oost-Europa, en in de negentiende en twintigste eeuw gemigreerd zijn naar andere delen van de wereld. Het woord Jiddisch betekent 'joods', maar is eigenlijk een negentiende-eeuwse benaming. Het is moeilijk te reconstrueren hoe de taal zich ooit gekristalliseerd en afgescheiden heeft van de middeleeuwse dialecten in het zuiden van Duitsland. De eerste geschriften - Jiddische adaptaties van Europese literaire teksten - dateren van het einde van de vijftiende eeuw, maar later is er nog de invloed van de Slavische talen en het Hebreeuws bijgekomen. De woorden die we in het Nederlands kennen - zoals mesjogge (gek) of mazzel (geluk) - zijn in ieder geval Jiddische woorden van Hebreeuwse oorsprong.”
Her en der kan je lezen dat van de Jiddische woorden 70 procent van Duitse origine zijn, 25 procent van Hebreeuwse en 5 van Slavische, maar Mihaly wijst op het belang om niet zomaar van een 'mengeling' te spreken. “'Mengeling' suggereert 'wanorde', terwijl Jiddisch als alle andere talen een gestructureerd geheel is.
"Er is een tendens om 'geminoriseerde' talen terug te duwen naar het niet-talige gebied van de folklore, de humor of de keuken'
Het is een contacttaal, of een fusietaal van verschillende geïntegreerde corpussen, maar alle talen zijn aan kleinere of grotere invloeden onderhevig. Ook het Engels. Er is echter een tendens om 'geminoriseerde' talen - en ik zeg bewust niet 'minderheidstalen' maar wel 'geminoriseerde' talen - terug te duwen naar het niet-talige gebied van de folklore, de humor of de keuken. Door de taal te typeren als 'sappig', grappig, onvertaalbaar en dus stervend. Dat zag je ook bij het Vlaams voor Guido Gezelle, en je ziet het ook bij het Waals. Van die reductie tot een bedenkelijk imago heeft het Jiddisch ook last, terwijl het natuurlijk gaat om een volwaardige cultuurtaal.”
Zonder kennis van het Jiddisch geen toegang tot de joodse Europese cultuur en literatuur. De Tweede Wereldoorlog heeft er echter voor gezorgd dat bijna de helft van de elf miljoen gebruikers van het Jiddisch werden vermoord en hun instituten (scholen, kranten, uitgeverijen …) verdwenen. Later werd de overdracht naar een nieuwe generatie geremd door de trauma's en de negatieve connotaties, door de snelle assimilatie van de joden in de diaspora, en door de sterk minoritaire positie van de taal in Israël.
“Toch is er nog een grote groep waar Jiddisch dagdagelijks gebruikt wordt, en dat is bij de chassidische (ultraorthodoxe, red.) joden. In de VS, in Engeland, maar ook in Antwerpen en een beetje in Israël. Vermits in de VS het aantal chassidische joden elke vijftien jaar verdubbelt, is het Jiddisch daar aan een opgang bezig en zitten we tussen de 500.000 en 1 miljoen gebruikers.
Daar horen ook onderwijs, kranten, internet en boeken bij. Daarnaast heb je ook nog een teruggetrokken provincie van militante 'Jiddischisten', oude native speakers en hun kinderen, maar ook niet-joden en academici die de Jiddische taal en de geseculariseerde cultuur van voor de oorlog omarmen in instituten en tijdens bijeenkomsten in Parijs, New York of Tel Aviv.”
“Ook bij de joodse gemeenschap in Antwerpen hoor je Jiddisch op straat, maar zeker in Brussel is er te weinig kritische massa om van een Jiddisch milieu te kunnen spreken. Om Jiddisch te kunnen praten, moet ik me verplaatsen. In Brussel had je tot het einde van de jaren vijftig nog taallessen en activiteiten, waarvan in het Erasmushuis nog documenten worden bewaard. Wat je hier wel nog hebt zijn occasionele zomerlessen, literatuurseminaries of conversatietafels.”
Met dank aan het Network to Promote Linguistic Diversity (www.npld.eu) en het European Language Equality Network (www.elen.ngo)
Voor het programma van de week van het Brussels: www.bebrusseleir.be
Lees meer over: Brussel , Samenleving , Weik van 't Brussels , Brussels dialect , kleine Europese talen
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.