Eind oktober komt er een einde aan een eeuwenoude traditie op de Grote Markt. Met Jean-Louis Van Malder verdwijnt de laatste bloemenverkoper er van de kasseien. Zijn familie staat er al vijf generaties.
Laatste bloemenverkoper op Grote Markt: ‘Eigenlijk is het hier een dorp’
Een zonnige vrijdagochtend op de Grote Markt. Een dame uit Schaarbeek keurt er de bloemen en de planten. Ze is vaste klant bij Jean-Louis Van Malder, sinds vele jaren de laatste bloemenverkoper op het plein. Ze reageert onthutst als ze hoort dat hij er volgende lente niet meer zal staan. “Ca va manquer à la Grand-Place,” zegt ze met een betrokken gezicht.
“Ze is boos omdat ik het haar niet eerder gezegd heb,” vertrouwt Jean-Louis ons toe. “Maar ze moet begrijpen dat het voor mij niet makkelijk is om te zeggen dat ik stop.”
Het valt Jean-Louis zwaar om zijn bijzondere werkplek na 30 jaar vaarwel te zeggen. “Stom dat ik weg moet nu alle gevels zijn schoongemaakt,” zegt hij. “Vooral ’s morgens vroeg is het hier prachtig: de zon schijnt eerst op de toren van het stadhuis, dan op de toppen van de huizen… ongelooflijk. Het is een mooie stad.”
Maar nog veel meer dan de plek, zal Jean-Louis de mensen missen. “Veel klanten zijn vrienden geworden. Een vrouw kwam hier 63 jaar geleden al bij mijn moeder, toen ik pas geboren was. Ik zit ermee in dat ik niet al mijn klanten kan bedanken. Sommigen komen maar af en toe, of komen niet meer omdat ze te oud zijn, geen tuin meer hebben of verhuisd zijn. Die gaan het niet meer weten.”
Het is niet zo dat Jean-Louis op zijn lauweren gaat rusten. Hij blijft actief op zijn kwekerij net buiten de stad. “Ik vraag mijn klanten om naar Dilbeek te komen. Ik wil ze niet laten vallen, want ze hebben mij ook niet laten vallen. Mensen kunnen ook met de bus of de fiets komen. Wij leveren dan wel in Brussel.”
Met hart en ziel zal hij ook blijven proberen om zijn passie over te brengen bij zijn klanten. “Ik ga me toeleggen op de synergie tussen sierplanten en groenten. Door bepaalde planten te combineren kan je slakken of bladluizen vermijden zonder korrels te strooien. Mensen zullen kunnen komen kijken op de kwekerij hoe wij het doen. Ideaal voor Brusselaars met een kleine tuin of balkon.”
Rendabel
Het is niet dat Jean-Louis geen opvolging heeft. Zijn oudste zoon zet de kwekerij verder, en zijn jongste werkt als tuinarchitect en –aannemer. Maar op de Grote Markt staan, is niet meer rendabel. “Elke dag dat ik hier sta, ben ik daar twaalf uur mee bezig,” zegt Jean-Louis. “Als ik daarvan twee uur effectief aan het verkopen ben, is het veel. Vroeger stonden we hier soms met vier tegelijk te verkopen. Er kruipt te veel tijd en energie in, en financieel wordt het steeds moeilijker: er is het plaatsgeld, de vrachtwagen, nu de kilometerheffing… Het stadsbestuur heeft twee jaar geleden een oproep gedaan om nieuwe marktkramers te vinden. Maar wie gaat dat nog doen?”
Toen Jean-Louis jong was, waren er wel tien bloemenkramen op de Grote Markt, maar die zijn één voor één gestopt. De bloemenverkoper wijst op enkele structurele evoluties, waardoor er steeds minder klanten zijn. “Brussel is een internationale stad geworden, een stad voor toeristen,” aldus Jean-Louis. “Maar ik moet het hebben van de Belgen. Toeristen nemen geen planten mee op het vliegtuig.” Al zijn er uitzonderingen. “Er staan planten van mij in een botanische tuin ergens in Indonesië. Dat is een fantastische beloning voor het werk van mijn grootouders.”
Daarnaast vinden veel klanten uit de Rand minder hun weg naar het centrum, door het verkeer en het slechte imago van de stad. Ondertussen groeide op de buiten het aantal tuincentra. “Als er een betoging is, dat mag op het Schumanplein zijn, dan waarschuwen de media daar zodanig voor dat de mensen niet meer tot hier komen. Als dat twee of drie keer gebeurt, krijg je andere koopgewoontes. Dan is het moeilijk om terug te keren.”
Tot voor enkele jaren kwamen sommige klanten met hun auto tot op de Grote Markt, maar dat is nu helemaal gedaan. “Als je er zo twee of drie op een dag hebt, die hun auto volladen, dat maakt het verschil. Maar we zien die hier niet meer. Gelukkig vinden sommigen de weg naar Dilbeek.”
Solidariteit
Plots komt een jongedame aandraven met een bekertje koffie. Jean-Louis bedankt haar met een kus. “Kijk, dat is Brussel. Een restauranthouder op het Muntplein stuurt een van zijn serveersters tot hier met een koffie.”
Het zijn die vele menselijke interacties en vriendschappen die Brussel zo bijzonder maken voor Jean-Louis.“In een uur tijd heb ik hier meer contact met klanten, vrienden en buitenlanders dan in Dilbeek in een week of zelfs een maand. Mensen staan hier open, of het nu de toeristen zijn of de kuisploegen in de hotels. Je moet ze maar een vraag stellen en ze beginnen te vertellen. Op het platteland sluit iedereen zich af achter zijn omheining. Brussel is eigenlijk een dorp. Hier is nog solidariteit. Dat is in al die jaren absoluut niet veranderd.”
Die solidariteit uit zich heel concreet. Wanneer Jean-Louis om 6 uur ’s ochtends zijn vrachtwagen heeft afgeladen en moet gaan parkeren, kan hij een buurtbewoner bellen om op zijn kraam te passen, bijvoorbeeld. En als die niet thuis geeft, is er altijd wel een cafébaas op de Grote Markt die spontaan enkele garçons stuurt om te helpen.
Het is het soort vertrouwen dat enkel kan groeien als je ergens bijna elke dag staat, dag in, dag uit. “Wind of regen houdt me niet tegen, enkel als het heel hard waait én het regent tegelijk, blijf ik thuis. Je moet komen, want mensen rekenen daarop. Als je er niet staat en dat gebeurt twee of drie keer, dan komen de mensen niet meer. Zelfs al verkoop je niets op die dag, je moet er staan zodat de klanten weten dat je er bent.”
Dit jaar miste Jean-Louis nog geen enkele dag. Eén keer ging hij wel vroeger naar huis: op 22 maart. “Zodra een agent mij vertelde wat er gebeurd was in Maalbeek, heb ik mijn boeltje gepakt. Ik kon het menselijk niet meer opbrengen na die vreselijke gebeurtenis. Het voelde aan als een gebrek aan respect voor de slachtoffers als ik bleef staan.”
En toch stond hij de dag nadien opnieuw trouw op post. “Ja, want we moeten verder. We mogen de terroristen geen gelijk geven. Ze krijgen volgens mij al te veel aandacht en ze worden niet met de juiste woorden benoemd. We mogen niet toegeven aan paniek.”
In de weken na de aanslagen kwamen heel wat van zijn bloemen op het geïmproviseerde memoriaal op het Beursplein terecht. “Op een dag stond hier een man uit het Engelse York. Hij vroeg of ik tegen de dag nadien een kar vol bloemen kon klaarzetten. De dag erop stond hij hier helemaal in het paars – hij noemt zich the purple man en wil overal positieve boodschappen brengen. Samen met een andere klant bracht hij de kar naar het Beursplein waar hij de bloemen uitdeelde. Zo zie je dat zelfs uit de vreselijkste dingen iets mooi kan groeien.”
Veel mooie herinneringen dus, maar door de jaren kwam Jean-Louis ook in aanraking met de kleine kantjes van de mens. “Als ik hier ’s morgens vroeg aankom, wordt er wel eens geknokt. Het gebeurt ook regelmatig dat er bloembollen of kleine plantjes gestolen worden. Als ik dat zie, loop ik er meteen achter,” aldus de kwieke zestiger.
Ghandi
Jean-Louis kan zich ook enorm ergeren aan mensen die blaadjes plukken of plantjes trekken uit een van de bloembakken die hij verzorgt op het plein. “Veel mensen beschouwen planten louter als versiering. Terwijl we toch groen nodig hebben om te ademen. Er moeten bloemen zijn voor de bijen. Onbegrijpelijk hoe weinig mensen dat beseffen, zelfs na meer dan 50 jaar ecologisch denken. Op elk balkon zou minstens één bloembak moeten staan, niet als versiering, maar omdat het nodig is. Iedereen heeft die verantwoordelijkheid tegenover de gemeenschap.”
Als hij het weer eens passioneel opneemt voor moeder natuur, krijgt Jean-Louis het wel eens aan de stok met zijn klanten. “Vliegvakanties, dat is een heilige koe, hé. Nochtans zouden we een stukje comfort moeten opgeven. Naar de biomarkt gaan zal niet volstaan. Het is de verbruiker die uiteindelijk schuldig is aan de vervuiling. De industrie produceert wat we vragen. De kennis en technische mogelijkheden zijn zo groot, maar ons comfort neemt ons zodanig beet, dat we geen stap kunnen zetten naar natuurbehoud. Ghandi heeft ooit gezegd: vivre simplement pour que d’autres puissent simplement vivre. Onze mentaliteit moet veranderen. Maar ik ga zwijgen, want mijn zonen gaan zeggen dat ik aan het zagen ben.” (Lacht)
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.