Maria Coenen is een Brusseles in hart en nieren. En een wervelwind. In het leven en in de Brusselse horeca. Haar eerste kind, muziekcafé Bonnefooi, is in een mum van tijd uitgegroeid tot een begrip in het Brusselse nachtleven. Met Epaulé Jeté heeft ze eind vorig jaar op Flagey een bar geopend die familiaal wil zijn. Je kan er zelfs je was komen doen, wat niet wil zeggen dat er ’s avonds geen feestje gebouwd kan worden.
Maria Coenen, baas van Bonnefooi: 'Een muur dient om erdoor te lopen'
Lees ook: Café: Épaulé Jeté
M aria doet me haar verhaal terwijl de beats uit de luidsprekers van de Epaulé Jeté schallen. Onder het goedkeurend oog van haar beste vriend. Dalton, een elfjarige Franse bulldog. Pienter, zacht van karakter, nieuwsgierig. Dalton heeft in Epaulé Jeté, al taffelend tussen de tafels, een paradijs gevonden. Na de dagtaak, zijn buikje gevuld, voert Maria’s Vespa Dalton steevast terug naar huis. Naar zijn warme nestje. Tja, een hondenleven...
“Doodbraaf is hij, een leiband hoeft Dalton niet. Mag natuurlijk niet, omzeggens één keer per week krijg ik een boete omdat ik hem los laat lopen. Het beestje doet potverdorie niets verkeerd en tegelijkertijd kunnen zoveel idioten links en rechts quasi ongestraft hun ding doen.”
Het tekent Maria’s haat-liefderelatie met Brussel. “De rijkdom van al die culturen bijeen, prachtig. Een dag in Brussel, is een dag op reis. Voor mijn ma was spaghetti exotisch eten, nu zit de hele wereld hier. Maar het is en blijft een evenwichtsoefening. En ja, soms kan ik Brussel haten. De kleine criminaliteit waar je niet omheen kan, het vuile Brussel, de zwakke ouderwetse manier waarop 1000 Brussel wordt bestuurd. De hoofdstad van België, de hoofdstad van Europa en toch is er blijkbaar geen plek voor innovatie. Het plein voor de Beurs aan de Anspachlaan gaat nu wel autovrij worden, maar veel verder dan enkele bomen planten, wat grijs beton gieten en hier en daar een fonteintje zetten, zullen ze niet geraken, vrees ik. Laksheid ten voeten uit.”
Waarom? Waarom?
Als er nu één ding is dat je Maria Coenen niet kan aanwrijven, dan is het laksheid. Het maakte ook dat ze als tiener een beetje een rebel was.
“Mijn ouders zagen het met schrik in het hart aan, inderdaad. Ik bewonder hun moed, dat ze me toch de vrijheid hebben gelaten om mezelf te zoeken. De vrijheid om te rebelleren. Tot op het randje van het schandalige. Alles trok ik in twijfel. Alles wat was opgelegd, alle regels die er waren. Waarom, waarom? Tot de dag van vandaag heb ik zelfs een beetje medelijden met de leraars die mij indertijd hebben moeten verduren.”
“Tegen de ene muur na de andere liep ik en dat is eigenlijk nog steeds niet veranderd. Voor mij dient een muur blijkbaar om ertegen te lopen én erdoor. Niet altijd even prettig natuurlijk, maar tegelijkertijd onvoorstelbaar leerzaam. Het heeft me gehard in mijn zelfstandigheid, geen spatje spijt heb ik ervan. Niemand hoeft mij te vertellen wat ik moet doen. En als dat betekent dat ik het me steeds moeilijk maak, dan is het maar zo. Constant van de zweep krijg ik, constant. Maar het is wie ben, het is wie ik wil zijn.”
Het mag dan ook niet verwonderen dat Maria al heel jong is beginnen te reizen. Met een lege portefeuille, met open geest. Het avontuur, de ontdekking tegemoet.
DNA
“Kort na mijn achttiende heb ik thuis mijn boeltje gepakt en ben ik naar de Verenigde Staten getrokken. Ik was een kind van de jaren 1980, de States waren in mijn ogen de plek waar alles kon. Dat sprak enorm tot de verbeelding van de rebel die ik was, in al mijn naïviteit van toen. Daar ben ik ondertussen wel meer dan een beetje van teruggekomen. Nu zie ik daar een lelijke maatschappij die ontiegelijk hard is voor wie niet in het plaatje past. Neen, geef mij dan maar het sociale weefsel van Brussel in al zijn rijkdom, hoe moeilijk het hier ook kan zijn voor iemand die arm van kans is.”
Maria stopte toentertijd in elke stad die haar aansprak. “Ik heb een tijdje in New Orleans gewoond, San Francisco, New York... Om in mijn levensonderhoud te voorzien, werkte ik in bars. Zo heb ik de horeca van binnenin leren kennen. Daarna ben ik teruggekeerd om fotografie te studeren. Ondertussen bijklussend in de horeca om m’n studies te bekostigen, aan mijn drang te reizen te voldoen. Eigenlijk was het een beetje een evidentie dat ik achteraf volledig in het leven van pint en toog ben gerold. Horeca is in se overal hetzelfde, het is de makkelijkste weg om aan werk te geraken. De taal, de cultuur kan misschien verschillen, maar het DNA blijft hetzelfde. En dan heb ik het niet alleen over de lage lonen.”
Coup de foudre
De smaak voor muziek, goede muziek, heeft Maria Coenen opgedaan door een tijd te werken in de Archiduc. “Te beginnen met jazz, gevolgd door andere genres. Ik kreeg zozeer de smaak te pakken, dat ik zelf in het avontuur ben gesprongen toen de kans zich voordeed. Al was ik het helemaal niet van plan. Of althans, dat dacht ik toch.”
Die kans, dat was nu zes jaar geleden: een leegstaand pand in de Steenstraat, waar voorheen een beenhouwerij was gehuisvest. Het zou de Bonnefooi worden. “Als een coup de foudre was het. Die balkonnetjes, de ruimte, de art-nouveau-elementen: ik zag daar onmiddellijk een mooi café in. Dat de huur laag was heeft me helemaal over de streep gehaald om er met mijn zotte kop in te spingen. Een budget had ik amper, op steun van de bank moest ik niet rekenen. Maar gelukkig kon ik wél rekenen op de hulp van een van mijn beste vriendinnen om de zaak in te richten: Margot Ghysels die op de Epaulé Jeté eveneens haar stempel heeft gedrukt, zij het dan meer rond art deco.”
“We werkten met het goedkoopste hout. Elke cent die bespaard kon worden, was er één meer. Het gros van het werk deden we zelf, omdat ik me geen vakmannen kon veroorloven. Tafels, banken in elkaar vijzen, schilderen... Wisten we veel dat we aan iets bezig waren dat tot een begrip zou uitgroeien in het uitgaansleven van Brussel-Centrum. Gewoon een cafeetje openhouden, dat was wat ik voor ogen had. Een cafeetje waar goede muziek een kans zou krijgen, waar ik zelf wat achter de bar zou staan, waar de mensen zich welgekomen zouden voelen, waar vrienden zich thuis zouden voelen.”
Het succes van de zaak was dan ook een enorme verrassing. “Erop terugkijkend denk ik dat we een gat in de markt opvulden zonder het zelf te beseffen. Je hebt om de hoek de AB, een begrip in de muziekwereld, maar waar het prijskaartje navenant is. Verder had en heb je in Brussel plaatsen zat waar je bij wijze van spreken in een garage een optreden kon gaan zien en de kwaliteit helaas dikwijls navenant was. Er waren maar weinig plekken die een tussenoplossing boden. De ‘Bonnefooi’ is er zo één geworden. Een plek waar je zonder inkom te betalen ongedwongen naar goede muziek kan luisteren. Van muzikanten die nog niet met de nodige adelbrieven kunnen zwieren om een plaatsje te versieren op het podium van de AB. Bij bosjes zijn ze erop gesprongen. Een kruisbestuiving. Het cafeetje werd algauw een nachtgelegenheid die weinig Brusselaars niet kennen.”
“Mooi is ook dat we er op de een of andere manier in slagen om een zeer gemengd publiek aan te trekken, tot in de zeer vroege uurtjes. Ik heb er ooit eens een nacht gestaan, bijna met de tranen in de ogen. Daar liep een madam rond, in chique bontjas waar Ukkel stond opgeschreven, met een ‘goede lading’ binnen. Terwijl tegelijkertijd een klant met dwergachtige gestalte zich met onverholen plezier ‘aan het smijten was’. Het tekende perfect tot wat de ‘Bonnefooi’ was uitgegroeid: een plek waar iedereen van welke rang of stand ook, van welke afkomst ook, een goed moment kan beleven. Heel gek is het, dat iedereen zich er op de een of andere manier volledig thuisvoelt. Heel Brussels ook. Je kan er zijn wie je wil zonder dat iemand je beoordeelt.”
BDW in gesprek met ...
Lees meer over: Elsene , Samenleving , BDW in gesprek met ...
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.