Bert Moriau bosvoorde c Bart Dewaele

Nederlandstalige school in meest francofone gemeente wordt 50

Christophe Degreef
© Brussel Deze Week
11/12/2013

Basisschool De Bloeiende Kerselaar bestaat 50 jaar. Toen de school werd opgericht, was dat een mijlpaal voor het officieel Nederlandstalig onderwijs in de meest francofone gemeente van Brussel. Daarnaast is de geschiedenis van De Bloeiende Kerselaar ook een beetje de geschiedenis van de Vlamingen in Bosvoorde. “Je vindt haast niets over ons.”

M idden november. In het Hooghuis aan het Antoine Gilsonplein, naast het gemeentehuis van Watermaal-Bosvoorde, vieren vrienden en sympathisanten de vijftigste verjaardag van De Bloeiende Kerselaar. Ook burgemeester Olivier Deleuze (Ecolo) is aanwezig. “Zonder onderwijs geen democratie,” zo vat hij de avond samen. Gezien de context erg zinnige woorden. Deleuze is zich dan ook bewust van de moeilijke geschiedenis van het Nederlandstalig onderwijs in zijn gemeente, tot vorig jaar bijna exclusief FDF-terrein. Voor moeder en dochter Payfa, de burgemeesters die meer dan dertig jaar lang hun stempel hebben gedrukt, zou een viering van een Vlaamse school heiligschennis zijn. En die houding betert niet met de jaren. In oktober nog liet de jongste telg van de Payfa-dynastie, Martine, die nu in de oppositie zit, op de RTBF verstaan dat zij de kriebels krijgt van de benoeming van een Nederlandstalige voorzitter van de gemeenteraad. “Het gaat om het principe,” zo wist Payfa. “Moet de gemeenteraad van een gemeente met een overgrote meerderheid aan Franstaligen voorgezeten worden door een Nederlandstalige?”

Misschien is het door die houding dat haast alle geportretteerden in dit artikel spontaan roepen: “Het werd tijd!”, wanneer we hen voorstellen de geschiedenis van de Nederlandstaligen in Bosvoorde op te tekenen.

Pioniers
“Wij wilden als Nederlandstaligen openbaar onderwijs,” zo steekt voormalig omroepcoryfee Paula Sémer van wal. “Toen ik in de jaren vijftig hier kwam wonen, was er wel onderwijs in het Nederlands, maar alleen katholiek. Zo wilde ik mijn kinderen niet opvoeden. We werden in onze deftige Bosvoordse wijk ‘les artistes’ genoemd. U begrijpt dat wij een beetje pioniers waren in die tijd.”

En dus stapte Sémer op goed geluk naar de toenmalige socialistische burgemeester Messine. “Diens antwoord was: ‘Maar mevrouwtje, wees blij dat uw kind in een grote cultuurtaal als het Frans naar school kan.’ Ik ben kwaad weggelopen. Messine wilde dan nog opvoeden. Elders kreeg ik zelfs niet de kans om mijn vraag te stellen.”

Sémer vervolgt: “Het gemeentelijk Nederlandstalig onderwijs is grotendeels aan de liberale Nelly Wiener te danken, de zus van de latere burgemeester Wiener. Zij zat in de Nationale Vrouwenraad en deed een goed woordje. Uiteindelijk werd er nog tijdens de ambtstermijn van burgemeester Messine een afdeling opgericht. Op een mooie dag in 1956 was het zover. Met zes waren ze, waaronder mijn zoon, de eerste lichting Nederlandstaligen van de gemeenteschool. De lessen werden gegeven door mijnheer Mees, een Vlaming die perfect tweetalig was. ‘Zie al die Vlamingskes eens,’ riep hij spontaan toen hij die zes zag aankomen.”

De Nederlandstalige afdeling van de gemeenteschool groeide de jaren nadien. En dat zinde heel wat Franstaligen in Bosvoorde niet. Uit een artikel van augustus 1963 in Le Soir valt op te maken dat het gemeentebestuur het Nederlandstalig gemeentelijk onderwijs afschafte. Waarom? Het kabinet van toenmalig Onderwijsminister Renaat Van Elslande had bij Koninklijk Besluit zes rijksscholen opgericht in de Brusselse agglomeratie, en de gemeente wilde officieel ‘niet in concurrentie gaan met de staat.’ Maar de oprichting van De Bloeiende Kerselaar heeft vooral te maken met de inzet van de socialist Rik Coolen, een Vlaamse Bosvoordenaar in hart en nieren.

Dochter Hilde Coolen vertelt: “De Bloeiende Kerselaar werd in 1963 opgericht in een boomgaard van de sociale woonwijk Le Logis. Vandaar ook de naam: in de lente stonden de kerselaars prachtig in bloei. In het begin was het behelpen, want de klasjes waren in houten paviljoenen gevestigd. De Franstaligen spraken dan ook van ‘het concentratiekamp’.” En daar bleef het niet bij: voor een deel van de Franstalige Bosvoordenaars was de komst van de school een doorn in het oog. Coolen: “Ik herinner me nog goed hoe er op een dag hakenkruisen op onze deur en auto geschilderd waren. In die tijd was er veel extremisme in beide taalkampen.” Maar Coolen bekijkt de oprichting van De Bloeiende Kerselaar uiteraard niet als extremisme. “Er was gewoonweg niks voor de Vlamingen.”

Volg de schoonmoeder
Wie zich de eerste jaren van de school nog goed herinnert, is Lodewijk De Visscher, een agent op rust die lange tijd penningmeester was van de Vriendenkring van De Bloeiende Kerselaar. De Visscher bezit zelfs een klein archief oude foto’s uit de beginjaren van de school, jammer genoeg fragmentarisch. “Elk jaar als de kerselaars in bloei stonden, organiseerden we feesten,” zo haalt De Visscher zich voor de geest. “Dat was een groots gebeuren waarop heel wat volk werd uitgenodigd.” De Visschers dochter Annie was trouwens een van de zes leerlingen die Nederlandstalig gemeenteonderwijs volgde in Bosvoorde, nog voor De Bloeiende Kerselaar er was, en wel als enige meisje.

Maar zijn engagement voor het Vlaamse onderwijs in Bosvoorde zou De Visscher dwarsbomen. “Dat heeft gemaakt dat ik nooit promotie kon maken. Nu ja, ik lag ook nogal dwars op het commissariaat en stelde bijvoorbeeld pv’s op in het Nederlands. Dat kon toen niet.”

Wie nooit met De Bloeiende Kerselaar te maken heeft gehad, maar wel goed de geschiedenis van de Vlamingen in Bosvoorde kent, is Jef Moriau, een schrijnwerker op rust. Moriau behoorde tot de katholieke zuil, maar kwam naar eigen zeggen goed overeen met Rik Coolen. “Coolen kende als socialist de bijbel beter dan vele gelovigen. Dat kon ik wel appreciëren,” zo zegt Moriau met een knipoog.

Volgens Moriau was het taalconflict in Watermaal-Bosvoorde een sociaal conflict dat in het DNA van de gemeente aanwezig was. “De adel en burgerij woonden op heuvels of in Watermaal, gescheiden van het volk, dat in wijken als De Bezemhoek woonde. Dat de Nederlandstaligen omhoog zijn geklommen op de maatschappelijke ladder, heeft alles te maken met het feit dat zij in hun eigen taal onderwijs konden krijgen. De sociale woonwijken Le Logis en Floréal, speciaal voor het werkvolk, hebben jammer genoeg de verfransing van de gemeente versneld.”

Maar Vlamingen zijn er niet zo veel meer, weet Moriau. “Op een bepaald moment zijn er veel weggetrokken. De Payfa-jaren, hé. Ik herinner me nog goed hoe Andrée Payfa met een megafoon door De Bezemhoek reed om ons te vertellen dat we ‘moffen’ waren. Ach, Vlamingen zijn volgers. Ze volgen hun schoonmoeder en willen hun tuin. En waar kregen ze dat makkelijker? Buiten Brussel, dus zijn er veel verhuisd.”

Terug naar De Bloeiende Kerselaar. Sam Biesemans, van wie de vader actief was in de Vriendenkring vanaf de oprichting van de school, kon niet in het Nederlands naar school in zijn wijk Le Logis, want De Bloeiende Kerselaar bestond toen nog niet. “Het Franstalige gemeenteonderwijs was een middel tot verfransing. Bijna was dat bij mij ook gelukt. Na mijn lager en secundair onderwijs in het Frans gevolgd te hebben, ben ik op de VUB gaan studeren, zodat ik nu een echte tweetalige ben.”

Paula Sémer vat de tijdsgeest waarin het Nederlandstalig onderwijs in Brussel bloeide misschien nog het best samen: “Het was de tijd van ontvoogding. De televisie heeft ervoor gezorgd dat er Nederlands kon worden gesproken. En heel wat kinderen die naar De Bloeiende Kerselaar gingen, waren kinderen van VUB-professoren en televisiemensen. We waren niet fanatiek, maar we stonden gewoon op onze strepen. Anders vergaten de Franstaligen ons toch.”

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Watermaal-Bosvoorde , Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni