Nedžad Cengic, ontvluchtte oorlogsgeweld in Bosnië-Herzegovina: 'Ik ben allergisch voor etnisch egoïsme'
I n 1992 is Nedžad Čengić met zijn ouders en zijn één jaar jongere zus moeten vluchten. Vluchten voor de nietsontziende agressie van de Bosnische Serviërs, gesteund door het toenmalige Joegoslavische Volksleger. Zijn geboortestadje Foča heeft hij sindsdien niet meer gezien.
"Twee jaar eerder was de sfeer al grimmig, en het is gestaag blijven escaleren. Het betekende het definitieve einde van mijn onbezorgde jeugd, daar tussen de heuvels van de Drina-vallei. We vluchtten naar Split aan de Kroatische kust, waar we een onderkomen vonden in een kamp. Met enkel de kleren aan ons lijf, enkele schamele bezittingen en als enige officiële document het boekje van het ziekenfonds, dat mijn moeder angstvallig bij zich had gehouden."
"Dat we daar zijn terechtgekomen, is ons geluk geweest: een Belgische delegatie met aan het hoofd André Flahaut, die kinderen uit een stadje bij de grens met Bosnië kwam ophalen voor een maand vakantie, was zwaar onder de indruk van de toestand in ons vluchtelingenkamp. 'We hebben nog een twintigtal plaatsen vrij in het vliegtuig: wie wil, kan mee.' Er waren meer kandidaten dan plaatsen natuurlijk, vandaar dat er nog een tweede vlucht werd ingelegd. Goed om een honderdtal mannen, vrouwen en kinderen te evacueren. Zó snel ging het, dat we pas op de luchthaven te weten kwamen dat België onze bestemming was. Ik wist alleen dat het een tweetalig land was. Toen achteraf bleek dat we in het Franstalige landsgedeelte zouden terechtkomen, was ik blij, omdat ik toch enige noties van het Frans had meegekregen op school."
Tweede moeder
Aanvankelijk kregen de Čengićs onderdak in Terhulpen, in een gebouw van het ONE, de evenknie van Kind & Gezin. Nedžad en zijn zus gingen naar school in Rixensart, als vrije leerling. "Een taalbad. Na drie, vier maanden konden we ons al tamelijk goed behelpen in een conversatie."
"Acht maanden zijn we daar gebleven. Ondertussen zocht de overheid naar betere opvang. Die hebben we uiteindelijk gevonden bij een koppel uit de Dinantse deelgemeente Falaën, van wie de vier kinderen het huis uit waren. Zij, Colette Maskens, was een uitgeweken Brusseles die als meisje de Tweede Wereldoorlog had meegemaakt en daardoor veel empathie had met wat ons was overkomen. We zijn daar werkelijk met ons gat in de boter gevallen, mede omdat Colette ons, in haar hoedanigheid van psychologe en therapeute, kon helpen ons nare wedervaren te verwerken. Dankzij haar zijn we ook in Brussel terechtgekomen, iets wat mijn ouders graag wilden omdat daar kennissen woonden. Na al die jaren hebben we nog altijd contact; voor mij is Colette een tweede moeder."
Al die hulp was allerminst boter aan de galg. Nedžad en zijn zus hebben optimaal gebruikgemaakt van de kansen die hun werden geboden. "We wilden per se een Belgisch diploma middelbaar onderwijs, met het oog op de universiteit. Naar school gaan als vrije leerling - we wilden contact houden met leeftijdsgenoten - combineerden we met afstandsonderwijs, ter voorbereiding van de examens voor de middenjury. Drie jaar hebben we erover gedaan, en vervolgens hebben we ons ingeschreven aan de ULB: mijn zus scheikunde, ik informatica. Informatica, omdat het in die jaren een interessant diploma was op de arbeidsmarkt, niet omdat ik een computernerd was. Integendeel, voor mij was het zo ongeveer van nul beginnen."
"Voor mijn vader en moeder was het nieuwe leven ver van huis helaas veel moeilijker. Ze zijn, mede door hun leeftijd, nooit meer aan werk geraakt, en tot overmaat van ramp is vader na een aantal jaar ziek geworden."
Geen vreemdeling
Ondertussen is vader Čengić overleden, is de goedlachse vrijgezel een trotse oom en geniet hij met volle teugen van het leven in Brussel. Heimwee? "Niet echt, al ben ik nog altijd gehecht aan mijn geboortegrond en speelt er een zekere nostalgie. Ik had daar een leven in mijn jeugd, nu heb ik een leven hier. Terugkeren? Het is maar de vraag wat voor toekomst ik daar zou hebben. Neen, mijn thuis is Brussel, België. Zonder dat ik me vreemdeling voel. In Bosnië-Herzegovina voel ik me evenmin vreemdeling. Waarom ik daar ben geboren en nu hier woon, dat zijn de spelingen van het leven waarop een mens nu eenmaal geen vat heeft. En ook: emigratie, om welke reden dan ook, is van alle tijden. Heel spijtig is natuurlijk dat Foča voor Bosnische moslims nog steeds een no-go zone is. Maar als ik met vakantie ga, kan ik het land toch herontdekken, en de naaste familie bezoeken die de terreur heeft overleefd. Tof is ook dat er nog altijd contact is met de andere Bosnische vluchtelingen, die indertijd samen met ons naar hier zijn gekomen. Wat we samen hebben meegemaakt, heeft een onverbrekelijke band gesmeed."
"Naarmate de jaren vorderen - let wel, ik ben me goed bewust van mijn roots en ik hou van mijn geboorteland -, des te minder vragen ik me stel over mijn identiteit. Ik voel me echt thuis in Brussel. Struinen over de Grote Markt, iets gaan drinken in de Roy d'Espagne, slenteren in de steegjes van de oude stad, schitterend toch? Ik ken Brussel ondertussen als mijn broekzak, door mijn talloze verkenningen te voet. Van noord tot zuid, van oost tot west. Telkens als er vrienden op bezoek komen, maak ik er een punt van een parcours uit te stippelen en hen te gidsen."
"Tal van mooie dingen heb ik in Brussel mogen ontdekken. De gastvrijheid, de diverse architectuur. Afrika, Azië, Marokko, Turkije... Die diversiteit siert Brussel: zoveel mensen, zoveel mogelijkheden. Mensen van wie je iets kunt leren, mensen die iets van jou kunnen leren."
Ondertussen heeft Čengić de accordeon weer ter hand genomen. "Vanaf mijn negende volgde ik twee keer per week les. Door onze emigratie - andere prioriteiten - is dat onder het stof geraakt. Nadat een toevallige kennis mij zijn accordeon cadeau had gedaan, ben ik weer gaan spelen. Van het een kwam het ander, en twee jaar geleden is me een plekje aangeboden in Altland, een groep die klezmer brengt, Joodse feest- en dansmuziek met oorsprong in Centraal-Europa. Het geeft me iets omhanden om mijn zinnen te verzetten, net als mijn inbreng bij Gratiartis, een Bosnische culturele vereniging. Dat is allemaal heel bescheiden, maar het heeft zijn nut: concertjes organiseren, andere organisatoren helpen contact te leggen met Bosnische artiesten."
Een agendapunt dat nu eveneens volle aandacht krijgt, is Nederlands leren. "Tot 2003 had ik niet echt contact met Nederlandstaligen, met Vlamingen. Zo ben ik er pas laat achter gekomen dat er zoiets bestaat als een 'Vlaams dorp' in het centrum van Brussel: de Dansaertgemeenschap. Nu is er wél contact, dagelijks zelfs: op mijn werk ben ik omgeven door Vlaamse collega's. Het zou tof zijn om met hen in hun taal te kunnen converseren en te dollen. Het is me ook al een paar keer overkomen dat ik bij Bosnische vrienden in Vlaanderen was en dat ik de enige Franstalige in het gezelschap was. Zo voel je je al gauw een buitenstaander, zeker als de avond vordert, terwijl ik nu juist hou van menselijke interactie. Je kunt dus stellen dat ik Nederlands ben gaan leren uit sociale overwegingen, niet vanuit professioneel oogpunt. Anders was ik er al veel eerder aan begonnen."
Lees meer over: Sint-Pieters-Woluwe , Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.