Pierre Plasman, criminoloog en nationaal rugbykapitein

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
21/11/2009
"De voorbije drie jaar heb ik amper rust kunnen nemen. Dat begint zich te wreken: ik ben de jongste tijd meer geblesseerd dan me belieft. Werken en ook nog eens een zware sport beoefenen, vakantiedagen opofferen, het is niet evident. Toch zou ik het niet anders willen." Pierre Plasman is criminoloog, kapitein van de nationale rugbyploeg én van Rugby Bosvoorde, de trots van het Belgische rugby.

Pierre Plasman woont in Sint-Gillis, afspraak geeft hij me op het politiekantoor langs de Papenhoutlaan in Neder-Over-Heembeek. Daar werkt hij sinds enkele weken als concertatie- of overlegassistent. Zijn taak is de banden tussen de preventiediensten in de volkswijken en de politie uitbouwen.

"Ik ben hier nog maar enkele weken. Daarvoor heb ik vier jaar gewerkt bij de vzw Bravvo, kort voor Bruxelles Avance-Brussel Vooruit, die in 2004 werd opgericht en die het preventiebeleid van de Stad Brussel centraliseert. In samenwerking met alle andere economische partners, waaronder het OCMW, is Bravvo actief op vijf terreinen: sociale preventie en burgerzin; preventie van conflicten; preventie door alternatieve straffen; preventie door aanwezigheid in de wijken, en preventie door de levenskwaliteit te verhogen. Ik was verantwoordelijk voor het jeugdproject binnen Bravvo: het coördineren van de animatoren, de budgetten en de verantwoordelijken van de jeugdhuizen in volkswijken als Anneessens, de Marollen, de Noordwijk... Het paste goed bij mijn opleiding, want mijn studie Criminologie aan de ULB had een groot socio­logisch luik. Ik vind sociaal engagement belangrijk, en dat heb ik voor een deel van mijn ouders geërfd. Zij zijn aan het eind van de jaren 1970 van Brussel naar Charleroi verhuisd, waar vader als syndicaal afgevaardigde aan de slag kon bij Cockerill Sambre."

Door zijn werk bij Bravvo heeft Plasman ook zijn eigen kijk op de problemen kunnen ontwikkelen. "Zowat twintig jaar geleden zijn ze begonnen met dat preventiebeleid: meer aandacht voor de volkswijken, ook vanuit de politie. Jongeren uit die buurten konden als straathoekwerker aan de slag, en in de jeugdhuizen die werden opgericht. Allemaal goed bedoeld, maar niet de oplossing: door die verantwoordelijkheden in de handen van jonge migranten te leggen, versterkte men nog het gettokarakter van die wijken. Dat was zeker niet de bedoeling, of mocht dat niet zijn."

"Door die werkwijze is het ook moeilijk om delinquentie en jeugdhuizen te scheiden. Zodra er problemen zijn, vraagt men de jeugdhuizen om actie. En ook dat mocht niet de bedoeling zijn: jeugdhuiswerkers zijn geen politiemensen, een jeugdhuis is een plek waar jongeren zich thuis moeten voelen. Die jongeren hebben voor het overige geen sport- of culturele infrastructuur ter beschikking."

"Het probleem is ook dat wij aan mensen vragen om zich met de jongeren bezig te houden, zonder dat ze een gedegen opleiding hebben gekregen. Niet dat het hen aan enthousiasme ontbreekt, integendeel, ze willen zich wel degelijk inzetten om hun buurt vooruit te helpen. Maar ideaal is anders, want werken met probleemjongeren is een uiterst moeilijke evenwichtsoefening. En nu weer wil men het probleem van de jongerenbendes op dezelfde manier aanpakken. Dat is om problemen vragen, denk ik."

Respect
Wie werkt, heeft een uitlaatklep nodig. Voor Pierre Plasman is dat rugby, rugby en nog eens rugby. "Het is mijn hobby, maar ik moet er wel bijna evenveel inspanningen voor leveren als een profsporter. Maar dat stoort me niet, en ook niet dat het onbetaald is. Wat mij wel enerveert, is dat in sporten als voetbal meer en meer spelers blijkbaar alleen nog gemotiveerd kunnen worden door geld. Van liefde voor de sport is bij zulke gasten weinig sprake. En laat dat voor mij nu juist het belangrijkste zijn. Toen we enkele jaren geleden met de nationale ploeg tegen Argentinië speelden, werd er een spandoek ontrold: 'Faites nous rêver', laat ons dromen. Zoiets raakt me echt."

"Heel mooi aan rugby is dat het een beetje een afspiegeling is van de maatschappij. Iedereen kan zijn plaats vinden in een team: groot, klein, mager, dik, traag, snel. Omdat elke positie haar specifieke eisen heeft. Er is ook een vorm van fysieke solidariteit die je bij mijn weten in geen enkele andere sport aantreft. Alleen sta je nergens; je zult nooit een speler die gescoord heeft, zijn eigen feestje zien bouwen. Het is de ploeg die viert. Dat leer je al heel jong, die collectiviteit wordt er echt in gepompt."

"Rugby is ook een keiharde sport, die op het scherp van de snee wordt gespeeld. Maar als de wedstrijd voorbij is, wordt de strijdbijl begraven en drinken vriend en vijand samen een biertje. Een van de teams vormt na de wedstrijd ook altijd een erehaag voor het andere. Respect voor de tegenstander. Maar ook respect voor de leiding, respect tussen de supportersclans. Nog niet zo lang geleden ben ik in het Stade de France naar een wedstrijd tussen twee Franse topploegen gaan kijken. Tachtigduizend toeschouwers, zonder ook maar één incident. Dat is de cultuur van de sport: hooliganisme kent het rugby niet, een wedstrijd is een feest. Misschien wel omdat het aan de basis, ook in Engeland, meer een sport was voor de gegoede klasse. Rugby trekt bovendien meer een kennerspubliek aan dan voetbal."

Fragiel
Het Belgische rugby, waaraan Plasman hart en ziel geeft, zit de laatste jaren in de lift. "Twee jaar geleden zijn we van de derde Europese afdeling naar de tweede gestegen, en vorig jaar hebben we op een haar na de promotie naar eerste gemist. Dit jaar spelen we voor het behoud. Onze goede resultaten hebben ervoor gezorgd dat we op de wereldranglijst in vier jaar tijd van de 55ste naar de dertigste plaats gestegen zijn. Dat is toch een mooie progressie."

"Met de opleiding zit het ook snor: bijna de helft van de zevenduizend aangeslotenen bij de bond zijn jeugdspelers. Er is dus vooruitgang, er zijn mogelijkheden, maar het blijft fragiel: er is nog geen echt stabiel draagvlak. We hebben nu met de nationale ploeg een goede kern, maar er staan ook geen vijftig vervangers klaar als er iets misloopt. In de tweede Europese afdeling zitten we volgens mij dan ook op onze plaats; voor eerste wegen we toch wat te licht. In die reeks spelen verschillende landenteams met profs en semi­profs. Wij zijn amateurs; slechts twee van onze spelers zijn actief in Frankrijk. En dan nog in de Fédérale Une en Fédérale Deux: profs en amateurs gemengd, te vergelijken met derde en vierde klasse van ons voetbal."

"De resultaten van de nationale ploeg zijn ook niet onopgemerkt gebleven. Er komen meer toeschouwers op af en dat trekt sponsors aan, ook bij de clubs. Maar de belangstelling van de pers laat nog te wensen over. Nog niet zo lang geleden hebben we tegen Moldavië gespeeld voor bijna vijfduizend toeschouwers. De dag daarna heb ik er geen letter over gelezen in de kranten. Dat vind ik niet kunnen, het is tenslotte toch de nationale Belgische ploeg, die het land vertegenwoordigt in wat een wereldsport genoemd kan worden. Maar ik laat me niet ontmoedigen, ik ben tenslotte geen rugby gaan spelen om in de krant te komen."

Een vertegenwoordiging op de volgende olympiade in Londen, nu rugby een olympische discipline is, zou ook mooi meegenomen zijn. "Maar het zal alleszins zonder mij zijn. Het olympische formaat is rugby met zeven spelers, waarin alles draait om snelheid, wendbaarheid en techniek. Niets voor mij, ik ben te traag. Maar het is wel het ideale formaat voor een toernooi: de wedstrijden duren maar twee keer zeven minuten en zijn heel spectaculair. Het rugby met vijftien spelers dat ik beoefen, kan niet op de Olympische Spelen. De wedstrijden zijn langer, de spelers hebben meer recuperatietijd nodig tussen twee wedstrijden. Het WK rugby bijvoorbeeld duurt anderhalve maand, een olympiade maar zestien dagen."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Neder-Over-Heembeek , Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni