Portret: Werner Van den Mooter, fietsenmaker
A telier, lees ik op het metalen plaatje boven de deur naar het souterrain. Werner Van den Mooter lacht. "Een erfenis van de vorige bewoner, die er hout bewerkte. Maar zonder erin uit te blinken, me dunkt. Alles wat hier van zijn houtwerk nog rest, staat scheef en zakt bijna in elkaar. Toen we het huis in 2000 kochten, heb ik meteen gezegd: 'Hier komt mijn fietsatelier.' Toen wist ik nog niet dat ik de commerciële weg op zou gaan."
In het souterrain is er geen spoor van de georganiseerde wanorde die het doorsnee fietsatelier kenmerkt. Er hangt ook niet de doordringende geur van lijm, olie en rubber. Alles staat netjes op orde: materiaal, enkele fietsen, twee gloednieuwe state of the art wielen. "Voor mij is het de perfecte werkruimte. Ik hou van het schemerduister; de benen van de vrouwen die voorbij komen gewandeld, zorgen op tijd en stond voor verstrooiing. Het doet me een beetje voelen als het hoofdpersonage in Truffauts film L'homme qui aimait les femmes."
Noeste stadsfietsers, die zich door niets laten tegenhouden, en oude knarren die verhangen zijn aan hun racefiets, dat zijn Van den Mooters beste klanten. Fietsers die zweren bij kwaliteitsmateriaal. "Ik zou ook niet anders willen; een supermarktfiets komt hier niet binnen. Bij geen enkele zichzelf respecterende fietsenmaker, trouwens. Het is rommel. Gelukkig maar dat wie zo'n fiets heeft, hem niet veel gebruikt, er zouden ongevallen van komen. Daarom werk ik ook alleen op afspraak, zo kan ik vooraf het kaf van het koren scheiden."
"Een fiets is zo'n wonderbaar mooie en efficiënte machine - fietsen vergt maar één vijfde van de energie die in lopen kruipt -, dat respect op zijn plaats is. Het is bovendien een zelfbedruipend systeem, je hebt geen externe aandrijving nodig, alleen spierkracht. En het is heel goed te overzien, vergeleken met bijvoorbeeld een auto, waar heel veel verborgen zit."
Herstellen is één ding, een fiets op maat, met de hand in elkaar gestoken, is een ander. En laat dat nu net Van den Mooters handelsmerk zijn. "Ik laat voor een deel modulaire fietsen in Duitsland maken, die ik kant-en-klaar aflever. Dat is goedkoper, maar de keuze is beperkter. Maar het liefst van al bouw ik fietsen vanaf het frame op, met onderdelen van verschillende merken die de voorkeur van de klant wegdragen. Als de wielen, aandrijving en pedalen gemonteerd zijn, volgt er een passessie voor de klant. Daarbij probeer ik verschillende zadels, sturen, stuurhoogtes en -pennen uit. Zo krijgt de klant de zithouding en de ergonomie die hem het best passen en hem het meeste fietsgenoegen biedt."
"Reguliere fietsenzaken kunnen die service niet bieden. Die hebben geïnvesteerd in hun voorraad, en die dient verkocht. Of een fiets bij de klant past of niet, komt op de tweede plaats: een miskoop is dus altijd mogelijk. Vaak is het ook de fout van de klant zelf, die absoluut een bepaalde fiets wil. Hij gaat dan naar huis met iets waar hij op kickt, maar dat in se ongeschikt is voor hem."
"Ik assembleer negen van de tien keer zelf de wielen, omdat ze zo'n essentieel onderdeel van het geheel zijn. Afhankelijk van het gewicht van de klant, zijn rijstijl, het traject dat hij gewoonlijk aflegt, zet ik ze op spanning. Met meer of minder spaken, met dure of minder dure componenten. Maar je moet dan ook goede banden nemen, anders haal je die investering er niet uit."
"'Hoe maak ik een stadsfiets geschikt voor de omgeving waarin hij wordt gebruikt?': het is een mooie denkoefening. Zeker in Brussel. Brussel is met zijn forse hoogteverschillen, dikwijls verraderlijke wegdek - met veel tramsporen - en het drukke verkeer een moeilijke fietsomgeving. Een van mijn filosofieën is: maak de machine zo licht mogelijk, want veel Brusselaars moeten met hun fiets de trap op en af."
Weg met de auto
Zelf zijn Van den Mooter, zijn vrouw en in iets mindere mate ook hun dochters, Anne-Sophie (15) en Justine (12), echte stadsfietsers. "Een auto hebben we al anderhalf jaar niet meer. Als we er een nodig hebben, dan huren we een Cambio. We hebben er nog geen seconde spijt van gehad: het spaart nogal wat geld uit, en een auto bezitten in een stad als Brussel brengt meer last dan plezier met zich mee. Ikzelf heb een racefiets en ik had een stadsfiets, die ook dienst deed als demomodel. Helaas is die een paar weken geleden gestolen. Eigen schuld, dikke bult. Hij zat goed vast, maar die sloten zijn nu eenmaal kraakbaar. De goede raad die ik mijn klanten altijd meegeef, had ik zelf in de wind geslagen: niet 's avonds, niet in het centrum, niet langer dan een uur. Sindsdien neem ik de vouwfiets om me in de stad te verplaatsen. Die rijdt verrassend goed en je kunt hem overal mee naar binnen nemen. Op café staat hij netjes opgevouwen naast me."
Lees meer over: Jette , Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.