Robert Duquenne tussen Japan en België: ‘Het is niet half-half, het is dubbel’
Robert Duquenne is licentiaat in de filosofie en de letteren, en gespecialiseerd in het boeddhisme. Zijn fascinatie voor het Verre Oosten en voor de oosterse talen had een heel prozaïsche aanleiding, in zijn tienerjaren.
"Ik had met een vriend een muskietennet gekocht. De doos was bedrukt met Chinese karakters. Onze jeugdige fantasie ging in overdrive, en samen zijn we een alfabet ineen beginnen te knutselen. Het eerste teken op de doos stond voor A, het tweede voor B enzovoort... Ons geheimschrift, zonder enige verdere zin. De kiem was gelegd, en ze is met de jaren alleen maar gegroeid. Zo komt het dat ik in Leuven, naast mijn hoofdrichting, oosterse talen ben gaan studeren. Meer bepaald de zogenaamd 'boeddhistische': Pali, Sanskriet en Chinees."
"Na mijn studie, vlak voor de splitsing van de universiteit van Leuven - een ramp voor de kleine oosterse instituten -, heb ik een beursaanvraag ingediend bij het Japanse ministerie van Onderwijs. Er waren tien kandidaten en drie plaatsen, en ik was een van de uitverkorenen. Bij mijn vertrek dachten mijn ouders nog dat het allemaal wel zou koelen zonder blazen. Dat ik na enkele jaren in Japan definitief zou terugkeren, om hier les te geven aan de een of andere hogeschool. Het hád ook best zo kunnen uitdraaien, soms dacht ik daar in Japan ook: 'Kan ik misschien niet beter werk zoeken in België?' Tot ik in Kyoto werk vond aan het instituut van de Hôbôgirin van de École Française d'Extrême-Orient, gespecialiseerd in het Chinese en Japanse boeddhisme. Ik kon er werken aan een technisch woordenboek in het Frans: de bal ging aan het rollen."
"Wat me zo fascineert aan het boeddhisme, is niet zozeer de leer. In feite ben ik zelfs tegen het boeddhistische establishment gekant, al heeft de godsdienst veel positieve aspecten. Ik ben ook geen boeddhist of katholiek, dat ben ik geweest. Maar de manier waarop het boeddhisme aanwezig is in India, Japan en China - de as die de levensbeschouwelijke en religieuze stroming bijeenhoudt - en de verschillende aspecten van die drie culturen, boeien mij enorm."
Koude oorlog
Het werk was dan wel uiterst interessant, maar er was ook nog zoiets als aarden in Japan. "Ik barstte van het enthousiasme, maar toch waren er kleine dingetjes waarmee ik het best moeilijk had. Zeker toen ik de taal nog niet genoeg onder de knie had. Heel irritant in de beginperiode was bijvoorbeeld dat ik bijna onmogelijk een taxi te pakken kreeg. Ze reden me steevast straal voorbij. Om de eenvoudige reden dat vreemdelingen, gevraagd naar hun bestemming, de gewoonte hadden hun naamkaartje te tonen met daarop hun adres. Maar dat adres heeft geen enkele zin als je het specifieke gebouw niet kunt aanwijzen. Samen met een vriend heb ik er uiteindelijk iets op gevonden. We posteerden ons aan een verkeerslicht, en wanneer er een taxi zonder passagier aankwam, sprong een van ons ervoor zodat de chauffeur niet kon uitwijken. Waarna de andere vliegensvlug achterin plaatsnam. Zulke toestanden hebben toch geduurd tot het begin van de jaren 1980."
Trouwen met een Japanse was ook al geen evidentie. "Temeer omdat de vrouw die mijn hart had gestolen, uit een familie met een rijke traditie stamde, een traditie van sakebrouwen. Anderhalf jaar is het koude oorlog geweest, vooraleer mijn toekomstige schoonfamilie zich erbij kon neerleggen. Het was simpeler geweest als ik verliefd was geworden op de dochter van een gewone loontrekkende. Het was een kwestie van cultuur, traditie en milieu."
"Dat was toen; nu liggen de kaarten wel gunstiger voor vreemdelingen. Om de simpele reden dat ze sterk in aantal zijn gegroeid. Niet alleen Europeanen en Amerikanen, maar ook vluchtelingen van de oorlog tussen Iran en Irak, Tamils van Sri Lanka, die in kleine bedrijfjes of op het platteland werken, Filipino's, studenten uit Afrika... Toch blijft het voor iemand van buitenlandse origine onmogelijk om zich helemaal in te leven, echt Japans te worden. Dat ging toen niet, dat gaat nog steeds niet. En nooit wordt ergens van iemand geëist zijn culturele identiteit op te geven."
"De kloof blijft, ontegensprekelijk, maar dat wil allerminst zeggen dat ik me er niet als een vis in het water zou voelen. Niet in het minst omdat het een land is met onvoorstelbaar boeiende aspecten. Het samenleven, bijvoorbeeld. Zoveel dingen hoeven er niet gezegd, niet uitgelegd aan elkaar. Een heel domein van sous-entendu. Spontaan reageren op de schoonheid van dingen, nog zoiets."
"Wat me er ontzettend verbaasd heeft, is het onderricht van westerse talen. Zo'n taal leren, op het Engels na misschien, is voor een Japanner van nul beginnen. Dat hebben ze opgelost door taalonderricht in te passen in schoolradio en -televisie op de nationale zenders. Engels, Frans, Duits, Italiaans, Russisch... Pas veel later is daar Chinees bijgekomen, omdat de Japanners lang de slaaf zijn geweest van de Amerikaanse diplomatie. En nu wordt er zelfs Koreaans en Arabisch aangeleerd op radio en tv. Niet alleen taal, maar ook poëzie en literatuur, al is men de jongste twee jaar - met het toerisme in het achterhoofd - meer de nadruk gaan leggen op het praktische."
Keizerlijke traditie
Duquennes Japanse leven speelt zich nog altijd af in Kyoto. "Kyoto is traditie, de academische traditie ook. Je hebt er boeken en specialisten uit de hele wereld, ik kon me geen betere plek inbeelden om te werken. Dus ben ik er gebleven."
"Lang was Kyoto ook een prachtige stad, helemaal in de keizerlijke traditie. Alleen het uitzicht op het zuiden was vrij, omdat de keizer het zo wilde; voor de rest vormen heuvels als het ware een hoefijzer rond de stad. Maar de moderne tijden hebben de stad geen goed gedaan, de globale visie van een uitgebalanceerd geheel is verdwenen. Toch blijft het een aangename plek om te wonen. Er is veel groen; fiets tien, vijftien minuten en je zit midden in de natuur. Interessant is ook dat het merendeel van de buitenlanders die je er ontmoet, bewust voor Kyoto hebben gekozen. Daardoor heeft er zich een kleine gemeenschap van expats gevormd die er zijn om er te blijven."
Vluchten voor de kou
Kyoto forever dus, maar drie maanden per jaar is Brussel Duquennes thuishaven. "Door de hoge vochtigheidsgraad zijn de winters in Kyoto veel strenger dan hier; de huizen, ook het onze, zijn slecht geïsoleerd. 's Winters kun je ze dan ook onmogelijk warm houden. Drie maanden Brussel dus om de bittere koude te ontvluchten. Maar dat weg zijn van Japan, die afzondering, is ook goed om de dingen waarmee ik de maanden daarvoor bezig ben geweest, rustig op papier te zetten. En daarvoor is het grijze weer in België ideaal. Ook heb ik hier nog altijd vrienden en familie, en dat is telkens een blij weerzien."
"Waarom Brussel en niet elders in België? Als ik mijn hart zou laten spreken, dan zou ik allicht voor Antwerpen kiezen, waar ik ben opgegroeid. De oevers van de Schelde zitten voor altijd in mijn bloed. Maar hier heb ik mijn huis, en Brussel biedt me nu eenmaal meer mogelijkheden in mijn werk. Alleen al omdat de Koninklijke Bibliotheek hier is. Brussel is ook niet ver van Parijs, twee uurtjes met de trein. En al bij al is het een aangename stad, al vind ik het spijtig dat ze is ingenomen door het artificiële, het toeristische: waar vroeger de kleinhandel in het centrum rond de Grote Markt heel divers was, is het nu net alsof Brussel alleen chocolade, pralines en souvenirs heeft. Spijtig vind ik ook de manier waarop kantoorgebouwen de stad hebben ingepalmd, hoe daarvoor prachtige woningen zijn moeten sneuvelen. Maar het grote kosmopolitisme is dan weer een troef en een charme. Het geeft Brussel het besef dat het een mondiale rol speelt, en een mondiale verantwoordelijk draagt. Dat is lang ondenkbaar geweest voor deze in wezen toch kleine stad."
BDW in gesprek met ...
Lees meer over: Elsene , Samenleving , BDW in gesprek met ...
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.