Robert Van den Haute (97), ere-archivaris van Schaarbeek

Steven Van Garsse
© Brussel Deze Week
06/04/2008
De oudste museumconservator van het land heet Robert Van den Haute. Hij was archivaris van de gemeente Schaarbeek en herinnert zich zeppelins in Jette aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Hij zag de eerste gasverlichting komen, hield Joden uit de handen van de Gestapo en schreef een halve bibliotheek bijeen over de geschiedenis van de Brusselse gemeenten. Een portret van een 97-jarig Ketje dat leest als een beknopte geschiedenis van Brussel.

Stelt u het zich even voor. 1975. Uw dienaar was nog maar vijf jaar oud. Het waren de kleurrijke jaren 1970, Abba schalde uit de boxen, Eddy Merckx was heer en meester in het wielrennen. De eerste oliecrisis was net voorbij. Brussel had nog geen metro. In dat jaar ging Van den Haute op pensioen in de gemeente Schaarbeek, met nog bijna een half leven voor de boeg.

Ajuinboer op een privéschool
Dat Van den Haute, geboren in Aalst in 1910 maar Brusselaar vanaf zijn derde, een hoge leeftijd heeft bereikt, hoeft niet te verbazen. Zijn vader werd 102. "Mijn vader was een duivenmelker uit Aalst, een ajuinboer," vertelt Van den Haute in zijn gezellige appartement in de Pagodenwijk. "Maar dat ik naar een goede school ben kunnen gaan, heb ik wel aan hem te danken. Hij was krijgsgevangene van de Duitsers in de Eerste Wereldoorlog. Mijn moeder heeft via relaties - ze kende de vriendin van de Duitse bevelhebber - mijn vader vrij gekregen. Hij was de eerste vrijgelaten krijgsgevangene, een invalide soldaat bovendien, want hij was bij gevechten in Londerzeel aan zijn been gewond geraakt. Zijn vrijlating was een evenement in Jette! Hij ging rond in alle cafés en bij gefortuneerde families en kreeg overal een cent als hij zijn verhaal vertelde. Hij nam mij ook mee. Op een dag deed hij zijn verhaal aan de directrice van een privéschool. Die zei hem: 'U krijgt geen geld, maar uw zoon mag hier gratis naar school.'"

Niet administratief
Van den Haute ging van een Vlaams schooltje naar een Franstalige privéschool. Het zou een mooi gevulde carrière worden, waarin hij ook de smaak voor geschiedenis te pakken kreeg. "Een van de onderwijzers ging elke middag met ons op stap door Brussel en vertelde over de stad. Maar het werd pas echt interessant aan de normaalschool - ik wou dolgraag onderwijzer worden - dankzij professor Paul Bonenfant, die later enige bekendheid zou genieten aan de ULB. Ik was zo'n beetje zijn troetelkind."

Lesgeven zat er niet in. Na de oorlog vertoonde de demografie een knik, en de klassen waren nauwelijks gevuld. Van den Haute kon aan de slag als inpakker bij boekenwinkel Lamartine. "Ik maakte er, samen met een blinde man, de pakjes. Ik was den emballeur van de kelder."

Niet veel later kon hij aan de slag bij de gemeente Schaarbeek, die toen meer autonomie genoot dan nu en gul was met de lonen. Hij ging er aan de slag onder archivaris Adhémar Martens, beter bekend onder zijn nom de plume Michel de Ghelderode, een van de bekendste Franstalige Belgische theaterauteurs. "De Ghelderode had al snel door dat ik niet al te 'administratief' was, maar meer geïnteresseerd was in geschiedenis. Van hem mocht ik af en toe naar het Rijksarchief gaan."

Een hele wereld ging open voor Van den Haute, die in datzelfde Rijksarchief kort geleden nog onderzoek heeft gedaan naar de familie Villegas, die in Ganshoren een belangrijke rol heeft gespeeld. "Ik heb er drieduizend archiefdozen uitgeplozen," zegt hij glunderend.

Bij de Gestapo
En toen kwam de Tweede Wereldoorlog. Van den Haute verkaste met het Belgisch leger naar de Pyreneeën, waar hij het niet kon laten om in de parochies op zoek te gaan naar de plaatselijke geschiedenis. "Ik herinner me nog hoe de mannen op café riepen: 'On les aura, les boches,' terwijl de vrouwen in de kerken aan het bidden waren."

In het bezette Gross-Brüssel ging hij weer aan de slag als gemeentebeambte in Schaarbeek. Hij zag er met eigen ogen de Jodenvervolging en de collaboratie, maar ook hoe die soms verkeerd werd geïnterpreteerd. Van den Haute: "Omdat ik zo goed meertalig was - ik sprak Duits, Frans, Engels, Nederlands - werd ik ambtenaar aan loket 17, voor de vreemdelingen. De lokettenzaal van het gemeentehuis van Schaarbeek heeft twee uitgangen. We wisten goed wie van de Gestapo was, en als er Joden aan mijn loket kwamen, dan wenkte ik met mijn ogen in een bepaalde richting zodat ze goed wisten welke uitgang ze best namen."

De oorlog was haast gedaan maar de bezetting van Brussel nog niet, en Van den Haute werd 'uitgenodigd' door de Gestapo, aan de Louizalaan. "Daar hebben ze me opgesloten. Als ik naar de toilet moest - de deuren hadden ze eraf gehaald -, dan bleef de bewaker pal voor mij staan. Daarna kon ik 'op vakantie' naar Sint-Gillis, de gevangenis in."

Monty en Louis
Van den Haute werd na zes maanden opsluiting als ambtenaar naar het kabinet van de schepen van Kunst en Cultuur in Sint-Joost gestuurd. "Onze schepen was een Antwerpse journalist die na de oorlog veel last heeft gekregen. In het gemeentehuis werden Britten verstopt. Die schepen wist dat en heeft nooit geklikt. Ik heb na de oorlog ook in zijn voordeel een verklaring afgelegd, maar daar is niet veel rekening mee gehouden."

Gelukkig bracht het einde van de oorlog ook vrolijkere momenten. Zo kon Van den Haute maarschalk Montgomery ontmoeten in Duitsland. Hij was ingelijfd bij een Britse divisie, daarna bij een Amerikaanse divisie in Westfalen. "Bij een bezoek aan een gewonde soldaat in een ziekenhuis riepen de verpleegsters: 'Monty is there, Monty is there!', en toen zag ik hem. En hij mij. Montgomery bekeek mijn Belgische insigne en zei me: 'God bless you.' De maarschalk was heel religieus."

Een leven van bijna een eeuw. Het zijn maar fragmenten, maar ze worden door de gewezen archivaris met veel zin voor detail verteld. En er is nog veel meer. Van den Haute schreef naast zijn 178 (!) historische bijdragen over Brusselse en Waals-Brabantse gemeenten ook ooit stukjes voor La Libre Belgique, was in het interbellum een verwoed radioamateur, speelde jazzsaxofoon en mocht ooit de hand van Louis Armstrong schudden na een interview. "Goh, zijn handen! Zo hard zweten (lacht)."

Mooiste moment
Op de vraag wat hij het mooiste moment in zijn leven vindt, moet hij diep nadenken. Het moet de klim op de sociale ladder zijn. De twee mentoren, professor Bonenfant en Michel de Ghelderode, die hem gestimuleerd hebben in zijn geschiedenisonderzoek. "Ik was maar van eenvoudige komaf."

En dan is er natuurlijk 'zijn' museum in Jette, dat hij na zijn pen­sioen uit de grond heeft gestampt. Hij vroeg en kreeg een verdieping in de Dielegemabdij, waarover hij een van zijn eerste artikels schreef, maar waar hij ook als jongen met een gekregen boxapparaat foto's ging maken. Het is de plek waar hij nog elke woensdag te vinden is, als conservator die stilaan zijn opvolger voorbereidt op de overname. Maar zolang hij kan, laat hij die Jetse geschiedenis niet los.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Laken , Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni