De Slachthuizen van Anderlecht zijn al enkele jaren bezig aan een opmerkelijke transformatie. Dat is nodig, want wellicht gaat in 2028 de laatste slachtlijn dicht. Diversifiëren is de boodschap. Voor CEO Elke Tiebout komt het er vooral op aan om de band met de stad te behouden. “Maatschappelijk relevant zijn? Het zit in het DNA van Abattoir,” zegt ze.
| Elke Tiebout in de markthal, waar momenteel zonnepanelen op het dak worden gelegd.
Lees ook: 1,2 hectare zonnepanelen voor Abattoir
In een van de negentiende-eeuwse gebouwtjes op de industriële site van de Slachthuizen van Anderlecht in Kuregem zitten de kantoren van nv Abattoir, de erfpachthouder van de site en het bedrijf dat er al drie generaties lang actief is.
Er hangt een grote afbeelding van de Anderlechtse slachthuizen zoals die eruitzagen aan het eind van de negentiende eeuw “Hier zie je hoe de beesten met de trein werden aangevoerd uit het Brusselse ommeland,” vertelt Elke Tiebout. “En vervolgens geslacht. Het vlees kon dan verder verwerkt worden en verkocht in de stad.”
Een logische keten van voedselproductie en -distributie, die echter al lang achter ons ligt. Niet alleen verdwenen de treinsporen en de beestenwagons, de hele landbouweconomie veranderde ingrijpend en de hoofdactiviteit van de slachthuizen in Anderlecht wijzigde in de loop der jaren. De veemarkt verdween, de slachtlijn voor varkens sloot in 2019, en het is niet ondenkbaar dat na 2028, als de milieuvergunning afloopt, ook de laatste slachtlijn voor runderen sluit.
Hoe dat komt? “Dat is een complex verhaal,” vertelt Tiebout. “Het heeft onder meer met schaalvergroting te maken in de landbouw, en met bijhorende kostenbesparing. Abattoir heeft alvast niet op de wijzigende economische context gewacht om de toekomst veilig te stellen. De Slachthuizen van Anderlecht zijn vandaag een hotspot voor de voedselproductie en distributie in Brussel. Met drie volkse markten op vrijdag, zaterdag, zondag en een Foodmet, waar de beste vleeswaren aan de man worden gebracht, heeft het de economische functie die het al meer dan een eeuw heeft in Kuregem, op een slimme manier kunnen voortzetten.”
De Slachthuizen van Anderlecht zijn op sommige dagen een kleine stad op zich, een microbiotoop, die heel wat interesse lokt bij bijvoorbeeld sociale wetenschappers. Ze zien er een plek in waar ondernemers uit de migratie kansen krijgen om een zaak uit te bouwen en zich zo een positie in de maatschappij kunnen verwerven. Als Kuregem een ‘aankomstwijk’ is, dan speelt de site van de Slachthuizen daar zeker een belangrijke rol in.
“Mijn grootvader zei al hoe belangrijk het is om maatschappelijk relevant te zijn en de buurt niet uit het oog te verliezen”
Geen eiland
Maar ook de Brusselse overheid kan de site moeilijk links laten liggen in haar territoriale beleid. Het potentieel voor het Brussels Gewest is enorm. De site is maar liefst tien hectare groot en ligt aan het kanaal, een belangrijke strategische zone voor het Gewest (zie kader helemaal onderaan).
Aan de andere kant heeft Abattoir altijd oog gehad voor de band met de stad. Tiebout: “Mijn grootvader zei al hoe belangrijk het is om maatschappelijk relevant te zijn en de buurt niet uit het oog te verliezen. Het zit, denk ik, in ons DNA.”
En dat zijn geen loze woorden. Abattoir is geen eiland in een drukke multiculturele wijk. De markten trekken, buiten coronatijd, massaal veel volk, en de werkgelegenheid is er erg lokaal. In totaal geeft de site aan zo’n 1.300 mensen werk. Maar het gaat ook over kleinere initiatieven. Elke Tiebout toont ons hoe de organisatie Cultureghem er kookworkshops organiseert met kinderen. Ook hier is voedsel de rode draad.
Abattoir heeft sinds enkele jaren een masterplan voor de site die richting geeft aan de verdere ontwikkeling. Met de bouw van Foodmet is bewezen dat het moderniseren een succes kan zijn voor de site. “Dat masterplan is belangrijk, maar aan de andere kant zijn we natuurlijk ook geen vastgoedontwikkelaar. We zijn eerder een kleine kmo,” zegt Tiebout. Een en ander verklaart ook waarom Abattoir eerder op een voorzichtige manier het masterplan tot uitvoering brengt. “Vergeet ook niet dat de economische activiteiten intussen moeten verdergaan.”
Zwemmen met zicht op het kanaal?
Het volgende grote bouwproject is de Manufakture. Het is een spraakmakend gebouw, dat – net zoals Foodmet – mee gefinancierd zal worden door het Gewest en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Het gaat om een gebouw van zesduizend vierkante meter, ontworpen door het Brussels architectenbureau Baukunst. De vergunning wordt begin volgend jaar verwacht. Op de gelijkvloerse verdieping kunnen vleesverwerkende bedrijfjes terecht, daarboven komt een parkeertoren met plaats voor vierhonderd auto’s en als kers op de taart droomt Abattoir van een openluchtzwembad daarbovenop.
Dat laatste is een idee van Pool is Cool, dat van openluchtzwemmen in de hoofdstad een strijdpunt heeft gemaakt. Abattoir probeert al een hele tijd om een overheid warm te maken voor dat project en de onderhandelingen hierover gaan in de goede richting.
Tiebout is enthousiast: “Als het er komt, wordt het een innoverend project zijn waarbij restwarmte van de koelruimtes mee gebruikt wordt om het zwembad te verwarmen.
En het is belangrijk voor de stad. Te veel jongeren hebben geen toegang tot zwembaden, of leren zelfs niet meer degelijk zwemmen.”
Elke Tiebout troont ons mee naar de plek waar Manufakture moet komen. We lopen eerst door de magnifieke markthal, een erfgoedkundige parel, waarvan een deel nu in restauratie is, maar die ook zijn weg naar een duurzame energietransitie heeft gevonden. Het wordt nu vol gelegd met zonnepanelen. “Als dat klaar is, zullen we het grootste architecturale zonnepark in Europa hebben,” zegt Tiebout.
We lopen verder op de site, voorbij de gebouwen waar zich de dieren bevinden en de slachtlijnen. Die wat aftandse gebouwen zouden tegen 2028 moeten verdwijnen, zodat er een groot plein kan komen met aansluitend dan de Manufakture. Dat zou er in 2024 moeten staan.
Terwijl we terugwandelen naar het kantoor van Abattoir zien we de vleesbedrijfjes in volle bedrijvigheid. We vragen Tiebout hoe de Slachthuizen van Anderlecht een plek kunnen krijgen in het verhaal van de duurzame stadslandbouw waar de Brusselse minister Alain Maron (Ecolo) een speerpunt van wil maken. Tiebout: “Op het gebouw van de Foodmet worden er groenten geteeld en vissen gekweekt, we hebben hier een champignonkwekerij in de kelders van de overdekte markt en er is een proefproject om kruiden te kweken met ledverlichting. Dat zijn belangrijke initiatieven, maar of die tot een substantiële verschuiving zullen leiden in de stedelijke voedselproductie? Dat moeten we nog zien. Het moet ook economisch leefbaar zijn.”
Bouwmeester Kristiaan Borret: ‘Aandacht voor productie van basisbehoeften’
Brussels Bouwmeester Kristiaan Borret hoopt dat de slachthuizen ook echt slachthuizen kunnen blijven. “Aanvankelijk ging er geslacht worden in de Manufakture. Dat idee heeft Abattoir laten varen, maar het is toch goed om aandacht te hebben voor de foundational economy, de productie van de basisbehoeften, zoals voeding. Daarnaast moet er op de site ook ruimte komen voor woningen. Met Kotmet, langs de Ropsy Chaudronlaan, is een eerste stap gezet. Later zullen er woningen langs het kanaal kunnen komen, gecombineerd met productieve activiteiten.
Tot slot zal de publieke ruimte er in de toekomst ook belangrijker worden, met het grote plein tussen de markthal en Manufakture. We willen de site nog meer openbreken met een fietspad van de Bergensesteenweg tot het kanaal. Dat kan dan aansluiten op de fietsbrug naar de Birminghamstraat. Het zwembad op de Manufakture maakt het verhaal volledig.”
Lees meer over: Anderlecht , Samenleving , Economie , NV Abattoir , slachthuizen anderlecht , Elke Tiebout , diversifiëren
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.