Het aantal Belgen dat naar Syrië en Irak is vertrokken om te gaan vechten is het laatste halfjaar gehalveerd, blijkt uit cijfers in Le Soir. Maar dat betekent niet dat het probleem van de baan is, zeggen specialisten. “De sociale vrede in onze maatschappij staat op het spel,” zo klinkt het. Onderzoeker Montasser AlDe’emeh probeert daar met zijn kenniscentrum ‘De weg naar’ iets aan te doen.
Syriëkenner Montasser AlDe’emeh: 'Jongeren met nuance wegleiden van geweld'
A rabist Pieter Van Ostaeyen volgt het reilen en zeilen van Belgische Syriëstrijders op de voet. Zijn informatie is fragmentarisch, want ze is deels gebaseerd op wat terug te vinden valt op sociale media. In zijn meest recente overzicht kan hij 95 Brusselaars identificeren die op een gegeven moment naar Syrië of Irak zijn vertrokken. Sommigen onder hen zijn daar nog steeds, anderen zijn al teruggekeerd of overleden. De Stad Brussel en Sint-Jans-Molenbeek vormen de hoofdmoot, in de Rand is Vilvoorde met op z’n minst 25 Syriëstrijders een belangrijke leverancier.
Ook Van Ostaeyen merkt een afname in het aantal vertrekkers. “Het is veel moeilijker geworden om te vertrekken. Na de aanslag op Charlie Hebdo zijn de overheden wakker geworden en zijn de grenscontroles veel strenger geworden.” Het gevolg is dat de maatschappij volgens Van Ostaeyen nog een veel groter probleem creëert: “Het aantal vertrekkers neemt dan wel af, de radicalisering allesbehalve. Het is zeker niet zo dat de extremistische activiteit op sociale media afneemt. Het risico is dus dat jongeren nog steeds radicaliseren, maar niet weg geraken.”
Iemand die iets aan het probleem wil doen, is Montasser AlDe’emeh. Hij is een onderzoeker uit Sint-Jans-Molenbeek, verbonden aan de Universiteit van Nijmegen en gespecialiseerd in de radicalisering van moslims. In februari richtte hij, samen met twee advocaten, ‘De weg naar’ op, een kenniscentrum dat rechtstreeks contact legt met geradicaliseerde jongen, zowel potentiële vertrekkers als teruggekeerde Syriëstrijders. Een half jaar na de oprichting is het centrum volop aan de slag. In september zou een eigen pand klaar moeten zijn, tot dan gebruikt AlDe’emeh een kantoor van advocaat en medeoprichter Nabil Riffi in Mechelen.
Het centrum is volledig onafhankelijk van de overheid, en krijgt dus geen subsidies. “En dat is een bewuste keuze,” zegt AlDe’emeh. “Als geradicaliseerde jongeren de indruk krijgen dat het vanuit de overheid gestuurd wordt, zien ze ons als deel van het establishment. Zo kom je nergens.”
Oog om oog
Hij probeert de jongeren met nuance weg te leiden van het geweld. “Ik zeg niet welke weg ze moeten volgen, ik probeer hen vooral kennis bij te brengen. Als ze op internet bepaalde Koranverzen lezen, wijs ik hen op andere verzen, die vaak een heel ander beeld scheppen. En daarnaast probeer ik ze te overtuigen van het nut van hun aanwezigheid. Op het belang van hun familie, en op de kansen die ze krijgen. Zelfs al hebben ze geen secundair diploma zijn er mogelijkheden. Het is belangrijk dat de jongeren dat beseffen,” aldus AlDe’emeh.
Teruggekeerde strijders zijn vaak niet onder de indruk van de gruwel die ze te zien kregen. “Als een piloot levend wordt verbrand, dan redeneren ze: ‘Die piloot dropte bommen op onschuldige mensen.’ Hetzelfde met mensen die onthoofd worden: ‘Assad (Bashar al-Assad, president van Syrië, red.) doet dat ook’, en ga zo maar door. Ze zien de gruwel als bijzaak. Het doel heiligt de middelen.”
AlDe’emeh ziet het somber in: “De maatschappij beseft niet met welk probleem we hier zitten. Velen onder hen zijn niet tot inkeer gekomen, ze zijn teruggekomen voor andere redenen, voor hun familie bijvoorbeeld, of gewoon omdat ze België missen. Maar dat betekent niet dat hun sympathie voor IS (terreurorganisatie Islamitische Staat, red.) is afgekalfd,” zegt de onderzoeker. “Eén jongere zei tegen mij: als wij nu in Syrië zouden zitten, en Abu Bakr al-Baghdadi (zelfverklaard staatshoofd van IS, red.) zou mij vragen om u te onthoofden, omdat u kritisch staat tegenover IS, zou ik geen seconde twijfelen.”
‘De weg naar’ richt zich niet alleen op teruggekeerde Syriëstrijders of potentiële vertrekkers. Het centrum helpt ook families: ouders die op zoek zijn naar hun zoon of dochter. Daarvoor werkt AlDe’emeh samen met ‘Les parents concernés’, een organisatie die de families verenigt. “Een van mijn belangrijkste medewerkers is Géraldine, een vrouw uit Sint-Jans-Molenbeek. Haar zoon is een half jaar geleden om het leven gekomen in Syrië. Sindsdien probeert ze moeders te helpen om hun kinderen terug te zien.”
Het centrum heeft al tientallen telefoontjes gekregen van moeders die hun kinderen willen terughalen. Bij de overheid of de politie kunnen ze meestal niet terecht, en daarom probeert AlDe’emeh hen te helpen. “Eerst bekijken we wat voor iemand hun zoon of dochter is. Wat is het profiel, waarom is die persoon vertrokken? Wat ik nooit doe, is strijders terugbrengen, mensen die daar geweld gepleegd hebben. Het heeft geen zin om iemand terug te halen als er een risico is dat die hier in België een aanslag pleegt, want dat wil ik niet op mijn geweten hebben”, aldus AlDe’emeh. Hij richt zich vooral op vertrokken tienermeisjes, die niet goed weten waarom ze zijn vertrokken, en bijvoorbeeld hun vriend of man zijn gevolgd.
De zoektocht naar de jongeren is zoeken naar een speld in een hooiberg. “We gaan op zoek naar mensen ter plaatse, die kunnen helpen. Meestal zijn dat mensen in grensgebieden: Koerden, Turken of gevluchte Syriërs. Ik spreek ook Syriërs in België aan, die connecties in Syrië hebben.”
Ook smokkelaars spelen een belangrijke rol, en daar komen soms harde onderhandelingen bij kijken: “Soms vragen ze duizenden euro's om een jongere terug te halen. We proberen een juiste prijs te regelen voor de ouders.”
Oostfrontstrijders
Wat de staat met teruggekeerde Syriëstrijders moet doen, is ook voor AlDe’emeh een groot vraagteken. “Mensen die in het buitenland mensenrechten hebben geschonden en gruwelijke feiten gepleegd hebben, moeten berecht worden. Maar die feiten zijn vaak moeilijk te bewijzen. Bovendien stopt het probleem daarbij niet,” volgens AlDe’emeh.
Hij pleit voor een evenwicht tussen repressie en preventie, en trekt daarbij een opvallende vergelijking met het verleden. “De Vlamingen die naar het Oostfront trokken, zijn in zekere zin te vergelijken met Syriëstrijders. Ze vertrokken omdat ze zich hier geïsoleerd voelden, hun Vlaamse identiteit werd nooit echt serieus genomen. Ze hadden een beeld over de ideale maatschappij, en daarvoor trokken zij naar het front. Dat is net hetzelfde als de jongeren die voor IS gaan vechten.”
AlDe’emeh weet waarover hij spreekt, want in zijn jeugd koesterde hij zelf veel radicale ideeën. Montassers levensverhaal is opgetekend in De Jihadkaravaan, een boek dat hij samen met journalist Pieter Stockmans geschreven heeft. Dat hij erin is geslaagd om voor een andere weg te kiezen, is voor hem het beste argument om door te zetten. “Als tiener organiseerde ik militaire trainingskampen voor mezelf. Maar ik heb mensen ontmoet die mijn frustraties probeerden te begrijpen en vervolgens te nuanceren. Ik probeer nu hetzelfde te doen.”
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.