Te voet van Laken naar Grimbergen, 'les extensionnistes' achterna
De extensionnistes waren een verzameling mensen die wetenschappelijke excursies organiseerden onder leiding van professor Jean Massart van de Université Libre de Bruxelles (ULB). Hij noemde zijn groepen een uitbreiding van zijn universiteitswerk, vandaar ook hun naam. Hun aandacht ging vooral uit naar plantkunde, dierkunde, geologie en geografie.
Hoe we op deze groep mensen zijn gestoten? Een beschrijving van de wandeling in het tijdschrift Laca Tijdingen, van de heemkundige kring van Laken, trok onze aandacht. Van Laken naar Grimbergen te voet. Honderd jaar geleden ging dat nog door velden en bossen, vandaag is het hoofdzakelijk een stadswandeling. Met af en toe een stukje natuur.
Laten we vooral niet te lang treuzelen en beginnen. Gaat u lekker zitten, neem een drankje bij de hand en geniet mee hoe landschappen, maar ook gewoonten en interesses in een eeuw tijd veranderen. Cursief staat hoe een extensionniste de wandeling honderd jaar geleden ervoer, het overige zijn onze indrukken. Veel leesplezier.
Waar er honderd jaar geleden via Rogier met de tram naar Laken werd gereden over de Groendreef en Laken, verkiezen wij tram 4, die beweert supersnel vooruit te komen. In 1909 deden de extensionnistes er waarschijnlijk meer dan een halfuur over; wij zijn er in een royaal
kwartier. Dat heet dan vooruitgang.
"De halte van de Dikke Linde. We stappen uit de verstikkende dozen van de tram, blij te kunnen wandelen, de hemel te zien, het groen, vrij te kunnen ademen, zoals vogeltjes die uit hun kooi gelaten zijn."
Koninklijk rot
Massart en de zijnen waren die bewuste zondag al vroeg uit de veren op een bijzonder warme dag. Wij vertrekken op de middag en hopen dat de hemelsluizen niet te vaak open zullen gaan.
"Een blik in het voorbijgaan op de arme Dikke Linde, die weldra enkel nog in de herinnering van de oude Brusselaars zal voortleven. En onmiddellijk verrijzen daar twee ontstellende dingen die te danken zijn aan een praalzieke verbeelding: het Chinees restaurant en de Japanse Toren. (...) Laten we vlug die parken, brede banale wegen, spookachtige droomkastelen achter ons laten en proberen we zo vlug mogelijk de echte buiten te bereiken, de echte dorpen, de nederige kleine wegen, waar de schilderachtige eenvoud niet opgeofferd is aan pronkzucht of autoverkeer."
Terwijl wij deze historische woorden luidkeels declameren, razen op de rotonde van Dikke Linde in Laken auto's voorbij. De lindeboom werd in december 1909, net na het overlijden van zijn beschermheer Leopold II, gerooid. Toen het groepje van Massart aan zijn voet stond, was hij al lang rot, maar desalniettemin Koninklijk Beschermd.
Ook wij willen zo snel mogelijk weg, want de wegjes en tunneltjes ruiken vandaag vooral naar urine. De muurschilderingen aan de tramhalte De Wand proberen het grauwe grijs van de wolken nog een beetje kleur te geven.
Champetter
"Laten we hier de bekoorlijke holle weg inslaan, die voor ons begint tussen twee groene bermen beplant met mooie populieren."
Geen populieren, wel asfalt en nette huizen met ongetwijfeld nette mensen erin zijn ons deel wanneer we de Pagodenlaan afwandelen. Eertijds stond hier nauwelijks een huis, en de Pagodenlaan, die werd pas na de Groote Oorlog aangelegd.
"Ziet gij daar dat kleine bos? (...)," doceert de leerlinge van Massart voort. "Het ligt op een terrein van alluviale gronden." Maar ook bos op alluviale grond hield een eeuw geleden een pertinent gevaar in, zo blijkt. In hun ontdekkingsijver hadden de extensionnistes niet door dat het bos op alluviale grond privébezit was, waardoor ze het met de plaatselijke champetter aan de stok kregen. De brave mensen hadden dan nog zitten zwoegen om door de dichte begroeiing te geraken, een opdracht waarbij enkele hoeden van de dames aan takken bleven hangen, wanneer de arm der wet hen aanklampt.
"Het is allemaal goed en wel uit het bos te geraken, maar misschien waren we er beter niet binnengegaan, want ziedaar een man met een kepie die ons staat op te wachten. Een vertegenwoordiger van het gezag, helaas! Een kleine huivering van angst gaat door ieders geweten, ook het meest zuivere. (...) We zijn opgelucht als ze het blijkbaar eens raken en mijnheer Massart terug bij ons komt: 'Wij bevonden ons op privé-eigendom, maar de boswachter is een brave man die rede verstaat en begrijpt dat de reglementen niet van toepassing zijn op de extensionnistes, mensen met vredelievende bedoelingen.'"
Geloof het of niet, maar net op het moment dat we dit lezen, rijdt er een politiecombi van de zone Brussel-Elsene langs.
Boskakken
Wanneer de extensionnistes het bos, dat nu dus verdwenen is, verlaten, staan ze op de weg naar het toenmalige 'dorpje Heembeek'. Het ging waarschijnlijk om het Beizegembos, waarvan de naam nog resoneert in de Beizegemstraat tussen Laken en Heembeek. Op die plaats staan nu sociale woonwijken en een groot scholencomplex.
Onze aarzelende journalistieke houding valt op, zo blijkt wanneer mevrouw Botteman, de conciërge, ons aan de schoolpoort van de École des Pagodes komt vragen wat we hier doen. Volgens haar is het scholencomplex gebouwd op moerassige grond, over een oud bos weet ze minder. Maar dat moeras, dat blijkt te kloppen, zo lezen we in Laca Tijdingen.
Even verderop, aan de Kersenhoek, staat nog een klein stukje bos. Wie weet wel een overblijfsel van honderd jaar geleden... Ondertussen staan wij al op de Versailleslaan, aangelegd in de jaren 1960, en naderen we de Kersenhoek.
"Aan de eerste huizen van het gehucht Kersenhoek slaan we links een pad in dat naar een nieuw bos leidt, dat afdaalt van de heuvelrug (...) Oh! De goede en gezonde geur van de vegetatie: een geur van aarde opgewarmd door de zon en van verkleurde kruiden, wilde geuren van verkreukte planten, doordringend aroma van munt, parfum van nectar en honing... Het is een onbeschrijflijke vreugde voor ons, arme stedelingen."
Opgewarmd is de vegetatie die we aantreffen allerminst, en munt en nectar zijn er ook al niet. Voor ons - net voor het Kraatbos, dat zo goed beschreven wordt door de volgelinge van Massart - ontvouwt zich een moestuintje met pijpajuin, rodekool, worteltjes en nog een paar andere gewassen. Verderop vinden we nog een stukje wilde plantengroei.
"Komaan vrienden, genieten is goed, maar laten we ook leren om nog beter te genieten."
Dat interesseert ons wel. We trekken dan ook verder het bos in, flirtend met de grens tussen privédomein - we willen zo graag een champetter zien! - en andere landerijen. We stuiten op een wit toilet midden in het bos, een schattig hutje waar het waarschijnlijk aangenaam boskakken is. Verderop staan aalbessenstruiken met netten erover, het bewijs van een op til zijnde oogst. Hier heeft de mens gewonnen en de arme grond verrijkt. Vanhieraf moeten wij echter verder gaan. Met vallen en opstaan, want later blijkt dat het bos verderop maar moeilijk toegankelijk is.
Pony's
Mariëndaal heet de woonwijk waar we nu zijn, als we dan toch een doorgang weten te vinden. Een ode aan de stilte; twee poezen slaan ons gade.
"We bereiken de rand van het bos boven op de heuvelrug en iedereen roept het uit: 'Oh!' Wat een mooi land!' (...) Daarginds, ver weg, in een lichte nevel, gans blond door de zon, ontvouwt zich het panorama van Brussel. Gans een bloementapijt steekt af tegen de einder."
Deze woonwijk, 147 sociale woningen uit de jaren 1950, zou inderdaad een prachtig uitzicht op Brussel bieden als er niet zoveel bomen zouden staan. In de verte kunnen we wel de Dexiatoren ontwaren. Van zon is maar weinig sprake. Aan de voet van de heuvel wilde men in de zeventiger jaren een autosnelweg aanleggen, maar na protest vond men een compromis. Vandaar dat de verlengden van de Versailleslaan, de Kraatveldstraat en de Bruinstraat zo breed zijn en een middenberm hebben.
"Dalen we af langs weilanden om een derde bos te bereiken dat zich uitstrekt langs de zachte helling. Maar... Stop! Geen doorgang. Een nieuwe vertegenwoordiger van het gezag, en deze is onvermurwbaar."
Wij wagen ons ook aan een derde bos, nadat we in een gegraven put nog wat alluviale grond konden aanschouwen. Een deel van de Groene Wandeling, zo leert een bordje. Maar zijwegen in het bos leiden onze aandacht af, waardoor we ons plots aan een klimrek bevinden. Een van de twee redacteuren waagt zich aan een klim, de andere rust even uit.
Een beetje verder drie ganzen, en een vierde exemplaar met straalmotoren boven onze hoofden. Nog verder zien we enkele totempalen in de grond. Tegen een exemplaar rust een zwarte medemens, die ons vraagt of we deel uitmaken van het spel. Spel?!
Ook wij bevinden ons op privédomein, het domein dat toebehoort aan De Betovering, een speelparcours voor kinderen. We vragen de man de weg, en hij helpt ons in het Nederlands verder. Dat zouden ze honderd jaar geleden niet begrepen hebben, én een zwarte huid, én dat Nederlands. Ondertussen begint het te regenen.
Een huis, groot huis, met groot erf en twee pony's nog een beetje verderop. De brievenbus leert ons dat een zekere familie Anciaux-Tant hier huist. De pony's lijken braaf.
Nog verder bevinden we ons in de volle natuur, aan de Trassersweg. 'Stad Brussel', zegt het straatnaambordje, en wij zien maïsvelden. Dat patroon herhaalt zich even verderop aan het Militair Hospitaal: daar heeft Defensie hetzelfde gewas aangeplant, om de woonwagenbewoners te weren.
Detroit
Professor Massart en vrienden kozen voor Koningslo, maar met al die holle wegen die de observerende vrouw in de groep vervolgens beschrijft, zouden we het spoor bijster raken. We kennen onszelf. Dan maar langs de Ring en het domein Drie Fonteinen in Vilvoorde. Bovendien zijn we die alluviale grond een beetje beu.
Net voor het viaduct van Vilvoorde staat een betonnen gebouw dat nooit is afgewerkt. Wij laten het rechts liggen.
Het viaduct van Vilvoorde is interessanter. Een paadje leidt ons naar een plek die niet zou misstaan in de Amerikaanse stad Detroit. Trainspotting, Detroit house en heroïnenaalden verwachten we aan te treffen, maar de werkelijkheid is - zoals altijd - prozaïscher: enkele arbeiders verven de brugpijlers.
"Stilaan worden de bermen minder hoog (...). Het uur voor het middageten heeft al lang geslagen als we aankomen aan de herberg In den Hond, waar we de inwendige mens gaan versterken."
Een goed idee, want het begint hard te regenen. Met behulp van een holle weg bereiken we een taveerne in het domein Drie Fonteinen, waar we ons laten verwennen met een dampend bord vol-au-vent. LDD-man Jurgen Verstrepen eet er ook, en een duif slaagt erin binnen te vliegen en zich boven zijn tafel te nestelen.
Wanneer de plensbui over en het bord leeg is, rest ons een lange afdaling richting Kassei, een Vilvoordse volkswijk. Aan een basisschooltje hangt de mededeling dat het een Nederlandstalige school betreft, en men moet worden bijgestaan door een vertaler als men de taal niet machtig is. Een redacteur haalt herinneringen op aan zijn schooltijd: ruim tien jaar geleden, toen hij hier afzwaaide, was er iets meer vrede tussen de taalgroepen.
Vervolgens gaat het naar de Borgt, het oudste gehucht van Grimbergen.
"Ik loop met de ogen neergeslagen om niet te moeten zien, en vraag me eens te meer af hoe men durft te beweren dat de industrie een land rijk maakt, terwijl nergens anders de armoede zo afstotelijk ten toon wordt gespreid als in de industrielanden."
Het toen erg arme en volkse karakter van de Borgt stoorde de gegoede stadsburgers op wandel duidelijk. Een eeuw later is de wijk nog wel volks, maar niet meer arm. De kleine, opgeknapte arbeidershuisjes kunnen ons wel bekoren. De tijd staat niet stil.
Een kapelletje in de Borgt, naast een beek, staat er na honderd jaar nog altijd. Deze plek, waar Sint-Donatus waakt, herdenkt 74 mensen die tijdens een overstroming in het jaar des heren 1839 het leven lieten. Onze wandeling eindigt hier.
Twee oorlogen braken uit, een kolonie werd onafhankelijk, Eddy Merckx won meermaals de Tour en de nationale luchtvaartmaatschappij ging failliet. Maar in dit kapelletje is de kaars altijd blijven branden.
Lees meer over: Laken , Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.