Torenangst: Het trauma, de voorbeelden. De toekomst?
Eerst het goede nieuws: de residentiële Premiumtoren, die aan het kanaal tussen de Akenkaai en de Willebroekkaai moet verrijzen, wordt binnenkort opgetrokken. Dat zegt althans Stéphan Sonneville, de president-directeur van het vastgoedbedrijf Atenor. "Wij verwachten dat de stedenbouwkundige vergunning voor de Premiumtoren in de zomer van 2010 afgeleverd wordt, en we zullen dan ook zo snel mogelijk beginnen te bouwen."
Premium is een in hoofdzaak residentiële hoogbouwtoren van 143 meter. Het project werd in 2008 voorgesteld, maar sindsdien was het stil. Er deden geruchten de ronde dat de hoogte toch te veel mensen tegen de borst zou stuiten. En daarmee zijn we bij ons onderwerp beland: angst voor (woon)torens, die de hoofdstad nog altijd in haar greep heeft.
Onlangs nog kwam een persbericht in onze mailbox terecht, van de Brusselse schepen van Stedenbouw Christian Ceux (CDH). Fier klonk het dat de stedenbouwkundige vergunning voor Thurn & Taxis afgeleverd was en dat de afmetingen van de geplande torens "naar beneden toe herzien waren." Waarom? "De aanvraag confronteerde de Stad met afmetingen die moeilijk te integreren waren in de bestaande omgeving. Daarom werd gevraagd om het gabarit van de hoogste gebouwen met de helft te verminderen. Voor de hoogste gaat men dus van 30 naar 15 verdiepingen."
Over de integratie in de omgeving kan gediscussieerd worden, maar belangrijker is dat alleen al het woord toren hoofdstedelingen rillingen bezorgt. Een goed voorbeeld was een volksvergadering over dat andere grote project in de stad: het Rijksadministratief Centrum. Toen schepen Ceux het idee opperde van een toren op die plaats, steeg gemor op uit de zaal.
Kantoren en zo
In Brussel is er een historische reden om torengebouwen te wantrouwen: het wegvegen van de Noord- en de Zuidwijk ten behoeve van projectontwikkelaars. Dat er in de plaats (met een eufemisme) niet echt mooie projecten kwamen, verergerde de zaak. Dat het meestal louter kantoortorens betrof, maakte dat volksbuurten veranderden in overdag door forensen bevolkte kantoorwijken, en 's avonds in desolate, ongezellige, donkere plekken. Ga na het vallen van de avond, als de pendelaars weg zijn, maar eens door de Noordwijk wandelen...
En als er dan woontorens werden neergepoot, dan waren ook die bezwaarlijk mooi te noemen. De materialen waren vaak van inferieure kwaliteit, wat de verloedering en de malaise alleen maar verergerde.
Het trauma is zo groot dat veel nuance verloren gaat. Zo vertelde de stedenbouwkundige Géry Leloutre vorig jaar in onze krant dat het wel erg ver is doorgeslagen in de andere richting, en dat het Brussels Gewest lange tijd geïnvesteerd heeft in saaie plein tjes en gevel tjes . De historische stad met kassei tjes , heel gemoedelijk allemaal, maar niet echt grootstedelijk. Leloutre ontkrachtte ook een mythe: de grootse bouwplannen uit de jaren 1960 hielden wel degelijk rekening met wonen - appartementen, grote groenstroken -, en niet met kantoren alleen. Maar de contestatie tegen de stadsherplanning was zo sterk dat de bevolking alleen de kantoormonsters onthouden heeft, en zich afkeerde van de moderniteit. Sindsdien heb je verbrusseling: ongecontroleerd stukken stad afbreken en ze onnadenkend een nieuwe, niet-passende functie geven. Eén functie, bij voorbaat. Sindsdien werden er ook nagenoeg geen woontorens gebouwd in Brussel.
Toch lijkt nu langzaam het tij te keren. In tijden van stadsverdichting en duurzaamheid is het nog maar de vraag of een stadsgewest met slinkende grondvoorraden en een stijgende bevolking het zich in de toekomst zal kunnen permitteren níét in de hoogte te bouwen.
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.