Uitgelicht: De grote crèche-uitdaging van de VGC
Z eggen dat Brussel voor een enorme demografische uitdaging staat, is zo stilaan een open deur intrappen. Toch toont een voorbeeld aan dat de geesten nog niet overal even rijp zijn.
In Elsene pleit gemeenteraadslid Bianca Debaets (CD&V, oppositie) al bijna twee jaar voor een gemeentelijke Nederlandstalige crèche. Ze kreeg van de bevoegde schepen Nathalie Gilson (MR) toegezegd dat binnen de drie jaar een crèche de deuren zou openen. Na drie jaar vervalt immers de licentie van Kind & Gezin.
Zo ver was Elsene al, en alles leek in orde gebracht te worden om daadwerkelijk 24 kindjes te kunnen huisvesten. Tot nu, anderhalf jaar later, de gemeente schoorvoetend moet toegeven dat ze nog nagenoeg nergens staat. De bouw van de crèche in de Keienveldstraat stuit op verzet bij buurtbewoners, en de aankoop van een pand door de gemeente - een alternatief voor de lang aanslepende procedure bij de Raad van State - behoeft een gewestelijke en een gemeentelijke subsidie. Dat is administratie, en administratie gaat in Brussel traag.
Toch toont een studie van de UGent in opdracht van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) aan dat er niet te veel getalmd mag worden, en dat het huidige decennium eens te meer cruciaal zal zijn als we de prognoses mogen geloven. Wil de Vlaamse Gemeenschap in Brussel tegen 2020 én voldoen aan de zelfgestelde opvangnormen én aan de Brusselnorm, dan moeten er maar liefst 4.550 opvangplaatsen bijkomen.
Zelfgestelde normen, want officieel geldt de Barcelonanorm in de Europese Unie, die stelt dat er kinderopvang moet zijn voor minstens 33 procent van de min-driejarigen. De Vlaamse Gemeenschap heeft daar een eigen ambitieuze versie van, het Pact 2020, dat opvang wil voor minstens vijftig procent van de min-driejarigen. Dit volhouden, tezamen met de Brusselnorm (de Vlaamse gemeenschap verzorgt diensten voor dertig procent van de Brusselse bevolking, red.), betekent dat er jaarlijks 455 plaatsen zouden moeten bijkomen. Wil de Vlaamse Gemeenschap vandaag al aan die normen voldoen, dan zijn er nu al zeshonderd plaatsen te kort.
Mattheus
Volgens onderzoeksleider Michel Vandenbroeck speelt er bovendien een mattheuseffect, ook al was dat - uiteraard - niet de bedoeling van het gevoerde beleid. Hij vergelijkt in zijn studie de situatie tijdens de voorbije vijf jaar met die van vóór 2005, toen een eerste studie in opdracht van de VGC werd gevoerd. "De kloof tussen arme en rijke gemeenten wordt groter. De rijkere gemeenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikken over meer betaalbare kinderopvang dan de arme gemeenten, waar er steeds minder betaalbare kinderopvang beschikbaar is, terwijl die net in die arme gemeenten hard nodig is. Bij een ongewijzigd beleid zal dat effect het komende decennium alleen maar sterker worden."
Vandenbroeck ontwaart ook wel positieve effecten van het gevoerde beleid ten opzichte van 2005: nu is er meer prioriteit voor eenoudergezinnen (een sterke Brusselse realiteit), lage inkomens, laaggeschoolden en noodsituaties, terwijl voor 2005 een 'eerst komt, eerst maalt'-principe heerste. "Allochtonen waren daarvan vaak de dupe, want zij beginnen doorgaans later met de inschrijving van hun kind. Het effect was bijgevolg discriminerend. Het opvangbeleid voldoet tegenwoordig dus meer aan een sociale functie dan toen."
De onderzoeker zegt wel dat de cijfers een vertekend beeld kunnen opleveren. Drie vierde (!) van de door Kind & Gezin erkende zelfstandige Nederlandstalige crèches zijn de facto Franstalig, bleek uit het onderzoek. Het aantal zelfstandige crèches is tot 2009 toegenomen.
Het Brusselse Mattheuseffect: in rijkere gemeenten is er meer betaalbare kinderopvang dan in armere.
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.