Valentine Henderiks: ‘Albrecht Bouts is de man van mijn leven’
D octor in de kunstgeschiedenis, halftijds lector aan de ULB, halftijds wetenschappelijk medewerker van het Studiecentrum Vlaamse Primitieven in het KIK, het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. Op het Lycée de Berlaymont in Waterloo zullen ze verbaasd opkijken. "Ik was er een slechte leerling. Een barslechte leerling. Het systeem sprak me niet aan, geen enkele leraar of lerares kon me begeesteren. Mijn ouders kregen dan ook te horen: 'Valentine is een heel vriendelijk meisje, graag gezien ook. Maar een universitaire studie zien we voor haar niet zitten.'"
"Daar sta je dan, op het moment dat je zo graag je vleugels zou uitslaan, zonder te weten wat je echt wilt, wat je echt kunt... Ik heb het even geprobeerd, de universiteit. Aangemoedigd door een van mijn broers, die twee jaar filosofie had gestudeerd aan de ULB en daarna was overgestapt op kunstgeschiedenis. 'Valentine, kom naar hier. Het is helemaal iets voor jou. Trek je toch niets aan van wat die van Berlaymont zeggen!' De lessen vond ik formidabel. Maar tegelijkertijd was er dat stemmetje: 'Ik ben niet slim genoeg om dit allemaal in mijn hoofd te steken. Je suis nulle.' Dus heb ik er na twee maanden de stekker uit getrokken, waarop ik links en rechts ben gaan werken en taallessen ging volgen."
"Ik had niet echt een doel voor ogen. Ik schreef me in voor een graduaat marketing aan het Ephec in Woluwe, drie jaar. Met het vaste voornemen: 'Deze keer val ik liever dood dan op te geven.' Het is me ook gelukt, ik heb er veel geleerd. Maar gaandeweg begon ik ook te beseffen dat kunstgeschiedenis mijn liefde was en bleef. Ik was dan ook in de wolken toen ik voor mijn laatstejaarsstage een plek wist te versieren op de dienst Kunst van de toenmalige BBL. Dat was helemaal mijn ding; na afloop zeiden ze: 'Valentine, je bent echt in de wieg gelegd om kunstgeschiedenis te studeren.' Ik, nog altijd met die angst voor de universiteit: 'Misschien de Academie...?' Zij, in koor: 'Nee nee, de universiteit!'"
Mentor
De tweede keer universiteit, de goede keer. Middeleeuwse kunst werd het. "Ik begon met een klein hartje, maar onderweg vatte ik moed. En weer leerde ik iemand kennen die in mij geloofde: professor Catheline Périer-d'Ieteren, die werkte rond de Vlaamse schilderkunst van de vijftiende eeuw, wetenschappelijke technieken voor het onderzoek van kunstwerken en de conservatie en restauratie van het patrimonium. Ik mocht haar assisteren en heb bij haar mijn eindscriptie gemaakt. Daarna bood ze me aan als documentalist te werken op een monografie van haar hand over Dirk Bouts."
"Het was gekkenwerk. Ik was halftime documentalist, en 's avonds diende ik op in een restaurant om rond te komen. Maar voor mij was het een revelatie. De revelatie van de Vlaamse schilderkunst van de vijftiende eeuw. De soberheid, het realisme in het weergeven van de natuur, de perfecte techniek en uitvoering, de nauwgezetheid, de diepte van de composities: verbluffend. De buitengewone expertise van die oude meesters, Jan van Eyck op kop: dat is bijna niet te evenaren. Mijn mentor zag mijn werk en zag dat het goed was. Vandaar haar voorstel, na twee jaar van intensieve samenwerking, om te postuleren als assistente aan de ULB en tegelijkertijd aan een doctoraatsthesis te werken. Mijn keuze viel op Albrecht Bouts, zoon van Dirk. De timing was perfect: zo'n thesis neemt vier jaar in beslag; toen ik er midden 2009 de laatste hand aan legde, ging mijn mentor met pensioen. Er kwam dus aan de ULB een plek vrij als lector. Op het juiste moment op de juiste plaats. Ik heb mijn kans gegrepen."
Sibiu, Transsylvanië
Henderiks vertelt het me allemaal met aanstekelijk enthousiasme in het knusse salonnetje van haar flat in de... Van Eyckstraat. "Van Eyck, de ultieme Vlaamse primitief, jawel. Mooier kan het niet. Le pompon, maar toeval: het is het vroegere appartement van een vriendin. Ik ben er onmiddellijk verliefd op geworden, door het tuintje met veel groen. Het plattelandsmeisje, opgegroeid in Ohain, leeft nog altijd in mij: hoezeer het leven in Brussel mij ook beviel, zonder tuintje was ik een beetje als een vlinder zonder vleugels. Ik wilde bovendien een katje dat buiten zou kunnen spelen. Ik wilde enkele vogeltjes."
De vogeltjes zijn er, het katje is er ook: de gitzwarte Bobinne. Met een belletje om de nek zodat ze de vogels niet ongemerkt kan besluipen.
"Bobinne was mijn trouwe kompaan toen ik mijn thesis schreef. En die thesis is drie jaar later een boek geworden. Het overkomt me nog altijd dat ik me in de arm knijp, om me ervan te overtuigen dat het geen droom is. Voor mij is het de bekroning van een heel lange weg."
"Vlak voor mijn boek in druk ging, is me nog iets ongelooflijks overkomen. In Sibiu, Transsylvanië. Ik was er voor een toer langs de kerken van Roemenië en hun schilderijen, samen met een vriendin van bij het KIK. Meteen na onze aankomst gingen we naar het Brukenthal National Museum. Onder meer omdat het kan pronken met een heel mooie Van Eyck. Ik was niet in vorm. Moe van de reis, van familiebeslommeringen. Toen viel mijn oog op een tableau van een man, met in zijn hand een schedel. Attribué au Maître de la Légende de Saint-Augustin. Toegeschreven aan een anonieme meester, begin zestiende eeuw. 'Maar ik kén die kop,' zei ik, 'ik ken dat gezicht met de strenge gelaatstrekken. Dat is Albrecht Bouts op latere leeftijd! Dat moet een zelfportret zijn!' Ik werd bijna gek, ik kon mezelf nog amper in de hand houden... Twee dagen later weer gaan kijken, weer hetzelfde besluit."
"Met technologische middelen heb ik het tableau nog niet kunnen onderzoeken, neen. Ik heb ondertussen ook al enkele sceptische reacties gekregen van collega-kunsthistorici. Maar ik ben figuurlijk jaren met Albrecht Bouts gaan slapen en met hem opgestaan, en ik ben absoluut zeker van mijn zaak. Zo lang heb ik op hem gewerkt, zoveel uur heb ik in zijn leven gewroet, dat ik hem vanbinnen en vanbuiten ken. Vandaar dat het tableau en heel die geschiedenis als epiloog een plaats hebben gekregen in mijn boek."
"Nu is het tableau in Luxemburg voor een tentoonstelling in de Villa Vauban - alweer een gelukkig toeval -, en heel binnenkort mag ik het grondig onderzoeken. Het is zo'n beetje de kers op de taart van mijn reis met Albrecht Bouts. Hij was niet alleen een begenadigd schilder, maar vooral heeft hij het atelier, dat hij van zijn illustere vader had geërfd, met meesterhand geleid. Tot aan zijn dood, op de voor die tijd meer dan gezegende leeftijd van 97 jaar."
Jonge geesten
"Werken rond één persoonlijkheid, een enkele, dat is buitengewoon. Omdat er zich - zonder nu mystiek te gaan doen - een contact opbouwt. Ontegensprekelijk. Dat binnentreden in een wereld die voorheen niet de jouwe was, maakt achteraf terugkeren naar de dagdagelijkse werkelijkheid niet altijd even makkelijk. Maar het gaat. Omdat ik enorm graag lesgeef. In de wetenschap dat ik misschien links en rechts een student helemaal kan doen openbloeien. Zichzelf ontdekken, passies ontdekken. Zijn of haar stem vinden. En dan is er nog mijn werk aan het KIK: toffe collega's, boeiende projecten."
"Het boek dat heb ik niet opgestuurd naar mijn vroegere school, het Berlaymont, neen. Ik heb er wel aan gedacht, ja, maar ik ben nu eenmaal geen revanchist. Al hebben ze mij daar ontegensprekelijk pijn gedaan, me lang met twijfels opgescheept. Ik vind dat het traditionele onderwijsmodel veel te wensen overlaat. Het is een systeem dat ervan uitgaat dat als je niet goed bent in wiskunde en wetenschappen, je niet begaafd genoeg bent. Dom. Een systeem dat denkt de wijsheid in pacht te hebben, zonder erbij stil te staan dat het roepingen in de kiem kan smoren."
Valentine Henderiks, Albrecht Bouts (1451/55-1549), Brepols Publishers, 466 p., 90 euro
BDW in gesprek met ...
Lees meer over: Samenleving , Cultuurnieuws , BDW in gesprek met ...
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.