Verloren verleden: De Sint-Katelijnekerk
Op de westelijke oever van de Zenne, vlak bij de eerste omwalling, stond van oudsher een kleine kapel toegewijd aan Sint-Katelijne. Die kapel hing af van de parochie van Sint-Jan-de-Doper in Molenbeek. Tijdens de veertiende en vijftiende eeuw kwamen in deze buurt steeds meer mensen wonen, daarom werd ook deze kapel regelmatig vergroot.
Mensen uit de buurt van Sint-Katelijne wilden van hun kapel een echte parochiekerk maken. Maar de kanunniken van Sint-Goedele verzetten zich daartegen omdat ze daardoor inkomsten dreigden te verliezen.
De gelovigen uit die wijk deden er hun beklag over dat 's winters, wanneer de Zenne buiten haar oevers trad, heel wat mensen stierven zonder dat zij de laatste sacramenten hadden gekregen. De paus steunde hun verzoek en gaf in 1465 de toelating aan de buurtbewoners om op grote feestdagen de mis bij te wonen in de Sint-Katelijnekapel. De pasgeborenen die dreigden te sterven mochten er vanaf dan gedoopt worden.
Na de opening van het kanaal in 1561 kende de buurt een spectaculaire ontwikkeling met kooplui, havenarbeiders en reizigers die in de buurt toestroomden. De Sint-Katelijnekapel was te klein geworden.
Maar voorlopig kon er nog geen nieuwe kerk gebouwd worden. De godsdienstige troebelen op het einde van de zestiende eeuw beletten de oprichting van een groter gebouw. De protestanten nemen de macht over in Brussel en in 1581 werd Sint-Kathelijne geplunderd en gesloten. Pas nadat in 1585 Brussel heroverd werd door de Spanjaarden opende de kapel opnieuw haar deuren.
Na de herovering van de Zuidelijke Nederlanden door de Spanjaarden werd de katholiek eredienst krachtdadig hersteld. In 1620 werd de Brusselaar Jacob Boonen aartsbisschop van Mechelen. Boonen benoemde in 1624 de pastoor van Asse, Hendrik Calenus, tot pastoor van Sint-Katelijne. Calenus zou heel wat bijdragen tot de bouw van een nieuwe Sint-Katelijnekerk.
De werken aan de kerk begonnen in 1628. Maar toch werd officieel de eerste steen pas in 1629 door aartshertogin Isabella gelegd. Die dochter van de Spaanse koning Filips II kwam trouwens meermaals in de Sint-Katelijnekerk bidden.
De kerk zelf was klaar in mei 1632. Maar de bouw van de toren werd één lange lijdensweg. Aanvankelijk wan enkel de onderste verdieping bruikbaar. Nadat de toren een eerste maal verhoogd was in 1662 en een tweede maal in 1684. maar de toren kreeg pas een dak in 1745.
In 1798 sloot de Franse bezetter dit barokke bouwwerk. Onder het bewind van Napoleon werd Sint-Kathelijne in 1803 een zelfstandige parochiekerk. Het gebouw leed zware schade tijdens de grote overstromingen van de Zenne in 1850.
In 1853 werd het Sint-Katelijnedok gedempt, daar waar de huidige Sint-Katelijnekerk staat. Tussen 1854 en 1874 bouwde architect Poelaert een nieuwe kerk op de plaats van het gedempte dok. De oude Sint-Katelijnekerk werd in 1893 gesloopt. Alleen haar toren staat er nog.
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.