Vrouwendag: Portretten uit het Klein Kasteeltje

Julie Vanstallen
© Brussel Deze Week
08/03/2013
Asielzoekers krijgen vaak slechte pers en het politieke discours benadert hen als statistieken. Weinig Belgen houden rekening met de mogelijkheid dat ze zelf ooit zouden moeten vluchten. Ze zien asielzoekers vooral als anderen met onuitspreekbare namen. Fotografe Lisa Van Damme en Julie Vanstallen portretteerden voor hun boek vrouwelijke asielzoeksters die bescherming kregen in het Klein Kasteeltje. Een van hen is de Oezbeekse Evgenia, wier leven vooral bestaat uit wachten.

We schrijven 25 december 2009. De 44-jarige Evgenia wandelt het huis van haar moeder binnen in Tasjkent, de hoofdstad van Oezbekistan. Ze woont er sinds de breuk met haar tweede man, die politieagent is in de hoofdstad. Haar moeder is ziek en gaat weinig of nooit de deur uit. Evgenia zet haar spullen neer in de inkomhal en roept haar moeder. Geen antwoord. Ze begint door de kamers te lopen, en roept ze opnieuw. Als antwoord is er enkel stilte. Het medicijn dat haar moeder moet nemen, staat op de gebruikelijke plaats. Ze kan geen drie dagen zonder. Langzamerhand slaat de paniek bij Evgenia toe: er is iets ergs gebeurd! Iets zeer ergs...

"Ze was verdwenen," vertelt Evgenia, 'Jane' voor het personeel van het Klein Kasteeltje, bijna drie jaar na haar 'nachtmerrie'. "Ze is weggegaan om nooit meer terug te komen. Tot op vandaag weet ik niet wat er met haar gebeurd is." Jane zit in een klein bruin zeteltje. Haar kamer is donker: het enige raam heeft tralies en kijkt uit op een hoge muur van rode bakstenen.

"Het spreekt voor zich dat mijn tweede man iets te maken heeft met de verdwijning van mijn moeder." Het is een ingewikkeld verhaal. Evgenia kruist haar armen en legt ze voor zich op tafel, zoekt zichtbaar naar woorden en staart in het oneindige.

Hoe beginnen? Ze denkt na en duwt sierlijk een paar losgekomen lokken blonde haren terug op hun plaats. "Mijn tweede man is moslim, we zijn twintig jaar getrouwd geweest.

Uiteindelijk ben ik er in 2008 in geslaagd bij hem weg te gaan. Maar hij stelde me een ultimatum: ofwel kwam ik weer bij hem wonen, ofwel zou hij mijn familieleden iets aandoen. Ondanks de dreigementen heb ik toch besloten om bij moeder te blijven en niet terug te gaan. Maar toen ze verdween, begreep ik dat ik niet meer veilig was. Ik heb haar overal gezocht... Zonder succes. Ik denk dat ze dood is. Het was een ongelooflijk zware keuze om te vluchten."

Jane besloot 'Baboesjka', de mama van haar eerste man met wie ze altijd een goede band heeft gehad, met haar mee te nemen richting Europa. "Ze heeft al haar bezittingen verkocht om ons de kans te geven te kunnen vertrekken. We zijn tot in Turkije gereden en hebben daar een mensenhandelaar betaald. Het zijn bekende smokkelroutes." Stilte. Vanuit de gang klinkt het gejoel van enkele kinderen. "Ik voel me verantwoordelijk voor wat gebeurd is. Ik ben schuldig!," roept Jane plots. "Als ik was teruggekeerd naar mijn man, was mijn moeder nooit verdwenen." Nieuwe stilte. De tranen staan haar in de ogen. "Dat schuldgevoel, dat zal wel een typisch vrouwelijke emotie zijn."

'Baboesjka', zoals Jane haar teder noemt, heeft kanker. Sinds enkele weken ligt ze in het ziekenhuis. "Ik ga om de twee dagen op bezoek. Soms met een Tsjetsjeense vriend die ik hier heb leren kennen. Meestal probeer ik ze gewoon wat te vertellen over het leven in het Klein Kasteeltje. Gewoon, om haar zinnen wat te verzetten." Deze vrijdag, midden in augustus, gaat Jane 's avonds langs, als de hitte wat bekoeld is. Maar eerst moet ze nog langsgaan bij de opticien.

Jane flaneert door de straten van Molenbeek alsof ze nooit iets anders gedaan heeft. Ze draagt een rammelende zwarte plastic zak waarin haar kapotte bril zit. "Ik zie erg slecht van dichtbij. Zonder bril kan ik niet lezen. Plots was het zo, van de ene dag op de andere, waarschijnlijk door de stress." Het is heet vandaag in de straten van Brussel en Jane heeft hoofdpijn. Ze zucht elke keer als ze in het Engels niet gezegd krijgt wat ze wil zeggen. "Taal is ongelooflijk belangrijk. Het wordt erg moeilijk als je je niet verstaanbaar kan maken. Ik begrijp ongeveer wat andere mensen zeggen, maar ik kan het zelf niet goed praten."

Op de Gentsesteenweg kijkt ze verschillende gesluierde vrouwen na. "In Oezbekistan kwam ik nooit buiten. Ik had bijvoorbeeld nog nooit een zwarte in het echt gezien. Ik bekeek de wereld via mijn televisie of baseerde me op de verhalen die mijn man me vertelde. Zelfs gewoon uit het raam kijken, deed ik niet." Wat ze zegt, contrasteert volledig met de onafhankelijke vrouw die ze lijkt. Een vrouw die een kort grijs kleedje draagt en zonder aarzelen een winkel vol monturen en zonnebrillen binnenstapt. Hoe heeft ze het al die jaren kunnen volhouden? Waarom is ze niet vroeger vertrokken? Het is alsof de druk van een gehele gemeenschap haar zo lang verlamd heeft. Jane dacht vooral aan haar twee kinderen, een dochter uit haar eerste huwelijk en een zoon uit het tweede. "Ik wou absoluut dat ze naar de universiteit zouden gaan, dat ze een goede opleiding zouden krijgen. Ik was bereid om er heel wat voor op te offeren." Haar blik wordt somber.

"In het begin van onze relatie was het helemaal anders. We hebben samen echt mooie jaren beleefd. Maar beetje bij beetje is heel de samenleving veranderd. Ik heb de islam gekend als een geloofsovertuiging die respect had voor andere religies. Maar vandaag dicteert de sharia hoe alles loopt. Zo is onderwijs niet echt toegankelijk meer voor vrouwen en moet je haast een praktiserende moslim zijn om werk te vinden of toegang te krijgen tot gezondheidszorg." "Hoe het Westen mijn land bekijkt, strookt niet met hoe de inwoners het zelf ervaren. Toen Oezbekistan nog een socialistische Sovjetrepubliek was, ging alles veel beter. We leefden goed. Jonge meisjes gingen naar de universiteit en konden buitenkomen."

Bij aankomst in het Klein Kasteeltje krijgt Jane telefoon van haar Tsjetsjeense vriend. Hij wil haar graag zien. Ze aarzelt, heeft nog steeds hoofdpijn. "Een tijd geleden kreeg ik een huwelijksaanzoek," geeft Jane een beetje beschaamd toe wanneer ze het gesprek heeft beëindigd. "Het was van een eenvoudige en sympathieke Tsjetsjeense man." Wat heeft ze geantwoord? "Hij is een moslim," licht Jane toe met een serieuze blik. "Voor mij blijft dat een barrière."

En, hoe ziet ze haar toekomst nu? (Zucht) "Terugkeren betekent de dood." Ze neemt een pauze. "Ik hoop op een 'normaal' leven. Geen goed of mooi leven, maar gewoon... normaal. Ik ben de mensen die me helpen in België en het centrum erg dankbaar. Natuurlijk, de toiletten en de kamer zijn niet onberispelijk, maar als ik alles in het juiste perspectief plaats, is het hier erg goed." Na enkele aarzelingen voegt ze eraan toe: "Ik hoop vooral dat er een dag komt waarop mijn zoon me kan begrijpen. Mijn dochter is gevlucht naar Zweden. Mijn zoon geeft mij de schuld. Hij heeft nooit willen geloven dat het mijn man was die mijn moeder deed verdwijnen. Hij staat aan de kant van zijn vader. Hopelijk snapt hij het ooit." Jane zucht, schikt haar haren en glimlacht triest. Binnen enkele uren ziet ze Baboesjka terug, zal ze haar over het Klein Kasteeltje vertellen en veel moeite doen om haar op te fleuren.

NOOT: Op 20 september 2012, enkele weken na deze reportage, is Baboesjka overleden. Haar laatste rustplaats werd het kerkhof van Vorst, op duizenden kilometers van de stad waar ze altijd leefde. Nadien kwam ik Jane tegen, die zopas als politiek vluchteling erkend was en een appartementje aan het zoeken was. "Nu ben ik alleen," zei ze.

Het project Transit51 kwam er met de steun van Fedasil, de Vrouwenraad en Nikon, en resulteert in een tentoonstelling die van 9 tot 31 maart in De Markten loopt en een boek met alle foto's en verhalen, het door Lannoo uitgegeven Transit51 - Vrouwen in het Klein Kasteeltje.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni