Wonen in Brussel : Anne Westerduin, illustrator

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
16/08/2008
"We zijn hier graag, en we willen hier nog heel lang blijven. Maar je zult ons niet horen zeggen dat Brussel de enige interessante stad van België is: ook andere steden hebben hun kwaliteiten. Jammer dat het overgrote deel van de Vlamingen uit de provincie niet hetzelfde denkt over Brussel. Dat gaat zo ver dat het soms aanvoelt alsof ik iets mispeuter door mij goed te voelen in Brussel." Anne Westerduin (62) is illustrator van kinder- en jeugdboeken en woont al bijna veertig jaar met haar man Luc Tas in Elsene.

Honderd procent Vlaming is Anne Westerduin niet, er stroomt ook Nederlands bloed door haar aderen. "Mijn moeder was van Westende, mijn vader was een Nederlander. Hij is opgegroeid in een streng protestants milieu en toonde a l van jongs af een voorliefde voor grafische kunst. Als knaap zocht hij geregeld het gezelschap op van een glasschilder uit de buurt. Later ging hij in de leer bij een glazenier in Den Haag en volgde hij lessen aan de academie. Uiteindelijk is hij in Brussel terechtgekomen, waar hij werkte bij twee succesvolle glazeniers, Steyaert in Schaarbeek en Spreters in Laken. Genoeg werk dus, zo heeft hij onder meer de glasramen van de abdij van Ter Kameren gerestaureerd."

"Mijn ouders woonden in Jette. In de Essegemstraat, schuin tegenover het huis van Magritte. In 1936 zijn ze naar Oostende verhuisd, waar ik ben geboren. Toch bleef mijn moeder Brussel een warm hart toedragen, ooit wilde ze terug."

"In Oostende woonden we iets buiten het centrum. Ons huis stond alleen, lang was er zelfs geen bestrating. Maar ik was er graag; die ruimte en de nabijheid van strand en zee gaven een gevoel van vrijheid. In de zomer gingen we niet zo vaak naar het strand, zeker niet als pubers. Voor ons was de winter strandtijd, zeker als het lekker stormde."

"Voelde ik me dus goed in Oostende, dan kan ik dat van Brugge, waar ik plastische kunsten heb gestudeerd, minder zeggen. Wat het juist is? Joost mag het weten, maar die stad ligt me gewoon niet."

Geen angst
Westerduins verhuizing naar Brussel is er, in tegenstelling tot wat een mens geredelijk zou veronderstellen, niet gekomen door de heimwee van haar moeder. Wel door het feit dat haar man Luc er al vier jaar werkte bij een bouwbedrijf. "Niet dat hij de stad zo goed kende. Het ging van het werk naar zijn kamer, van zijn kamer naar het werk. Vijf dagen per week, en tijdens het weekeinde kwam hij naar huis, naar Bredene. Luc kende Antwerpen zelfs beter dan de stad die hem werk verschafte. Toch is het Brussel geworden, nadat we getrouwd zijn. Angst boezemde het me niet in. De twee jaar dat ik na mijn studie in Izegem gewerkt en gewoond heb, zakte ik met vrienden soms naar Brussel af. Het was de kliek van Roeselare, zo'n beetje de provo's van Vlaanderen, van wie er een aantal aan het Rits studeerden. Brussel was toen misschien wel niet de plezantste stad, maar wij maakten het plezant. Nog steeds vind ik het merkwaardig dat zoveel Vlamingen bang zijn voor Brussel. Ook in mijn familie. Ikzelf ben nooit bang geweest, er is me ook nog nooit iets overkomen. Wel hebben we één keer inbrekers over de vloer gekregen, maar ja, een opengewaaide voordeur heeft nu eenmaal iets uitnodigends voor wie slechte bedoelingen heeft. Dat ik nog nooit ben lastig gevallen, zal wel met uitstraling te maken hebben, zeker? Al ga ik niet beweren dat Brussel overal even veilig is. Er zijn wel degelijk een aantal wijken die moeilijk zijn, absoluut."

Westerduin en Tas hebben vrij vlug een stek gevonden. "Langs de Waterloosesteenweg, hier niet ver vandaan. Elf jaar lang hebben we er gewoond, toen werd het ons wat krap. Twee hoog, geen tuin, zelfs geen terras, én drie zonen: Sander, Jasper en Wouter."

"Dat we in de buurt zijn gebleven, was louter toeval. We hadden al zowat overal rondgekeken, maar het was altijd iets: te klein, te duur, te dit, te dat. Tot ik op een dag naar de GB boodschappen ging doen en hier in de Abdijstraat een 'te koop'-bordje zag hangen. Onmiddellijk getelefoneerd, dezelfde dag nog komen kijken en een optie genomen. Drie verdiepingen en een sous-sol, ruimte voor een atelier en werkplaats, plus een tuin. Geen seconde hebben we getwijfeld."

Tenbosch
Nu het eindelijk zomert, is de tuin de ideale plek voor ons gesprek. Absolute rust, op het zachte geklater van een fonteintje na. "Het is hier altijd rustig; zelfs op het spitsuur hebben we amper of geen last van het verkeer. Met dank aan de appartementsgebouwen van de jaren '20 van de vorige eeuw, dikke muren die de hele hoek afschermen."

"Het is hier echt zalig. Hierachter is een soortement hogeschool voor theologie, met een parkje dat waarschijnlijk nooit zal verdwijnen. Je hebt hier om de hoek ook Park Tenbosch, misschien wel het mooiste park van Brussel. Dat was vroeger de ommuurde moestuin met serres van een van de eigendommen van Solvay, waar nu de Indiase ambassade is. Op een bepaald moment is er sprake van geweest er appartementsgebouwen te zetten, maar toen is heel de buurt in actie geschoten. Met succes. We zijn nu ook aan het ijveren voor eenrichtingsverkeer in de straat. Afwachten wat het wordt."

"Het park was indertijd heel wild, en gelukkig hebben ze daar bij de heraanleg rekening mee gehouden, zodat het niet te gecultiveerd is geworden. Het is echt een luxe om zo'n mooie groene zone vlak bij je voordeur te hebben, zoiets verwacht je niet in een buurt als deze. We wandelen er dan ook geregeld door op weg naar de bushalte of de stad. Onze jongens crosten er graag met hun fiets rond. Tot het helaas niet meer mocht. Ergens begreep ik het wel: prettig was het niet, dat gedoe, voor de oude dametjes die er dagelijks op een bankje komen zitten."

Van Majken tot Prutske
Tas komt twee glaasjes witte wijn brengen. Westerduin vraagt hem erbij te komen, maar hij heeft nog werk binnen: haar illustraties inlijsten voor een tentoonstelling in Sint-Idesbald. "Ze heet Van Majken tot Prutske. Het eerste boek dat ik illustreerde, was Jij, Majken toch, het laatste Prutske van Stijn Streuvels. Vandaar. Tussen die twee ligt een periode van 21 jaar, 138 boeken. Daarvoor was ik vooral met collages bezig, bewerkt met olieverf, grote afmetingen, half figuratief. De overstap naar illustratie kwam er door de aanwezigheid van steeds meer kinderboeken in huis, die aanstekelijk werkten."

"Ik heb het altijd graag gedaan. Ik werk ook nog altijd met pen en penseel in plaats van met de computer. Over gebrek aan werk heb ik zeker niet te klagen. Er is zelfs sprake van een overproductie van kinder- en jeugdboeken. Je zou bijna zeggen dat iedere schrijver denkt kinderverhalen te kunnen schrijven. Ik begin er ook steeds meer over te denken het schilderen weer op te nemen. Maar terug naar het grotere werk is toch weer een hele stap."

"Hier in de buurt wonen nogal wat Franstalige illustratoren. Contact met hen heb ik niet. Jammer én merkwaardig, want het is tenslotte een zeer klein wereldje. Bij de jongeren merk ik wel een mentaliteitswijziging. Die maakt het allemaal niet veel uit of het Frans of Vlaams is, maar de ouderen... Je loopt elkaar tegen het lijf op een boekenbeurs in pakweg Parijs. 'Vanwaar ben je?' Antwoord: 'Van Elsene.' Je woont vlak bij elkaar, maar om elkaar te leren kennen moet je naar Parijs gaan. Waanzin. We gaan naar Duitsland, naar Italië, naar overal en maar uitwisselen, maar hier niet. Het zou misschien geen slecht idee zijn om een gezamenlijke tentoonstelling in Brussel organiseren, om de boel een beetje open te gooien. Gelukkig maar dat er in Brussel ook sectoren zijn waar de grenzen wel vervagen. Het KunstenFESTIVALdesArts is daar een prachtig voorbeeld van. De KVS en het Kaaitheater doen ook hun best. Al hoor je dat sommigen er niet mee opgezet zijn, omdat het in hun ogen niet Vlaams genoeg is. Begrijpe wie kan."

"Wij manifesteren ons niet echt als de bewuste Vlaming. We spreken onze taal, de jongens zijn naar Nederlandstalige scholen gegaan. En daar houdt het een beetje mee op. Wellicht speelt mijn Nederlandse afkomst daarin. Ik ben niet naar hier gekomen met het idee: 'Ik ga hier als Vlaming in Brussel wonen.' Dat gevoel is pas gekomen toen ik hier eenmaal was en moest vaststellen: tiens, ze zijn hier precies tegen ons. De buurt was volledig Franstalig; om op het gemeentehuis je identiteitskaart te krijgen, verliep alles in het Frans. Maar dat is veranderd. 'Je ne comprends pas', da's verleden tijd. Op het gemeentehuis zijn ze praktisch volledig tweetalig en als het niet gaat, dan halen ze er iemand bij. Voor mij allemaal geen probleem, hoor. Frans, Engels, Spaans en zelfs Duits als het nodig is."

Zoniënwoud
"Ook de buurt is al een beetje vervlaamst. Hiernaast woont een Vlaamse familie, in het huis daarnaast een half Vlaamse familie."

Het is niet het enige wat Westerduin in die 39 jaar heeft zien veranderen. "Enorm, de evolutie die Brussel heeft doorgemaakt in de vier decennia dat we hier wonen. De stad was soms vuil, het enige wat ze deden, was afbreken, afbreken en nog eens afbreken. Weinig blijheid zat er in Brussel. Nu is die er wel. Wonen in Brussel is met de jaren leuk geworden. Bovendien merk ik dat steeds meer jonge mensen er iets mee willen doen, met die stad."

"Toen wij hier kwamen wonen langs de Waterloosesteenweg, was het geen bijzonder gezellige buurt. Je had er wat bedrijfjes voor auto-onderdelen, veel garages, meer niet. En dan ging plots de Quincaillerie dicht, een leuke winkel in allerhande ijzerwaren, waar je van alles kon krijgen. Waarna een restaurant er zijn deuren heeft geopend. Het eerste van vele, waardoor het straatbeeld levendiger is geworden. Met soms een vleugje snobisme, dat wel."

"Een buurt kan weer opleven, hé. Ik denk dat het met Flagey dezelfde kant zal opgaan nu het plein eindelijk in een nieuw kleedje zit. Al vind ik het resultaat persoonlijk een beetje koud. Ik heb het plein nog gekend vol met bomen, met de kiosk en het frietkot. Daar schiet niets meer van over, het is een enorme vlakte. Even wennen dus, maar er zit iets in. Al die banken: leuk. En als de fonteinen spuiten en de glazen luifel er zal zijn, dan kan het er al helemaal anders uitzien."

"Natuurlijk zijn er dingen waarbij ik de wenkbrauwen frons. De architectuur kan bijvoorbeeld zoveel beter. Er zijn heel weinig nieuwe gebouwen die de moeite waard zijn. Fantasieloze, steriele glazen torens, dat wel, maar voor de rest... Als er dan toch iets moois bijkomt, dan valt het dubbel op. Neem nu het nieuwe gebouw naast Delvaux in Etterbeek, aan het vroegere Arsenaal. Rode baksteen, kleine ramen, één met de omgeving. Maar tegenover verwezenlijkingen als deze staan dan weer miskleunen van je welste. Zoals dat operettedecor tegenover het Centraal Station, waar vroeger zo'n mooie ruimte was. Ik heb altijd het gevoel dat die gebouwen in elkaar gaan klappen. Maar goed, ik hoef er niet tegenaan te kijken."

"Met de leegstand is het dan weer de goede kant aan het opgaan, maar het is lange tijd huilen met de pet op geweest. Die panden aan de achterzijde van de Munt bijvoorbeeld, die er door speculatie jarenlang verwaarloosd hebben bijgelegen. Midden het centrum, vlak bij een van de meeste prestigieuze operagebouwen van Europa. Dat was toch schandalig. En dan maar zeggen: 'Brussel, het hart van Europa.' Met het Flageygebouw was het eigenlijk ook zo. Jarenlang hebben we gevreesd, en velen met ons: komt dit ooit nog goed? Zo'n mooi gebouw, waar zo lang niet naar omgekeken werd, erg was dat. Gelukkig maar dat ze het gered hebben."

Bevlagde drol
"Voor de rest is er bitter weinig waaraan ik me stoor. Ja, dat er van die grote auto's rondrijden, dat hoort toch niet in een stad die leefbaar wil zijn? Vroeger vloekten de mensen ook dikwijls op de hondenpoep, maar dat is veel verminderd. Wij losten dat op onze manier op: de jongens staken daar vlaggetjes in en het hielp nog ook. Globaal genomen kan het allemaal toch nog schoner. Maar al is Brussel verre van perfect, je staat er allemaal niet echt bij stil omdat je het zo gewend bent. Je moet er ook niet te moeilijk over doen. Dat nonchalante van Brussel - ik denk dat een buitenstaander het sterker aanvoelt dan iemand die hier al lang woont."

De goede en slechte kanten van Brussel heeft Westerduin voor een groot deel al wandelend ontdekt. "Ik ben er dol op. Al wandelend, de blik omhoog, zie je zoveel meer. Je ziet niet alleen alles, je ruikt ook alles. Indertijd gingen we iedere zondag op wandel in het Zoniënwoud. Met de kinderen. Zalig: dat bos is een geschenk dat je er zomaar bij krijgt als je in Brussel komt wonen. In de zomer is het er lekker fris; in de winter, als het dan al eens wil sneeuwen, is het feeë­riek. Ook mijn vader kwam er dikwijls toen hij nog in Brussel woonde. Ik heb zelfs nog een heel oude kaart van hem van het Zoniënwoud. Niet echt een stafkaart, maar het lijkt erop. Die is echt wel goed gebruikt, die hangt bijna helemaal aan flarden."

"Ikzelf ben er voor het eerst geweest toen ik zestien was of zo. We waren met de school een tentoonstelling in het PSK komen bezoeken, en 's middags mochten we ook eens kennismaken met het Zoniënwoud. Het was herfst, de kleurenpracht sloeg ons met verstomming. Dat beeld is me altijd bijgebleven."


Volgende week praat televisiemonument Jan Van Rompaey over wonen in Brussel

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Elsene , Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni