Wonen in Brussel: Arnold Karskens, auteur
Het is toeval, maar het past wel in het plaatje: Arnold Karskens heeft zijn vrouw leren kennen in een gebied waar bloedvergieten lang dagelijkse realiteit was. Belfast, Noord-Ierland. "Het was aan het eind van de jaren 1980. Ik was er voor een reportage over de aanslepende troubles tussen katholieken en protestanten, Anne voor haar scriptie. Een mooie romance, in een door haat verscheurde stad."
"Daarna moesten we kiezen waar we onze weg samen verder wilden zetten. Elk weekend op en af rijden om elkaar te zien was geen optie; Anne zag er weliswaar niet tegenop om in Amsterdam te gaan wonen, maar uiteindelijk is het België geworden. Niet het pittoreske en gemoedelijke Antwerpen, waarvoor ik van jongs af aan al een boontje had, wel Brussel. Minder eenduidig, meer kosmopolitisch, het centrum van Europa. Op het lijf geschreven van de wereldburger die ik denk te zijn, maar die in zijn woonplaats ook graag een eind komt met zijn Nederlands. Dat Brussel tweetalig is, vind ik bovendien schitterend. Uniek eigenlijk voor een hoofdstad. Houden zo, want anders geraak je vervreemd van je kern en verlies je je charme. De charme die Jacques Brel zo mooi bezingt."
"Bijkomend voordeel: België is nog altijd een beetje het buitenland voor mij. Ik ben en blijf een beetje buitenstaander en hoef me dus niet zo nodig verantwoordelijk te voelen of aangesproken door wat een regering doet of niet doet. Af en toe schrijf ik er een verhaaltje over en that's it. Het is ook een beetje een zelfgekozen isolement. Ik hoef die Nederlandse koppen niet per se elke dag te zien."
Taalgemengd
De dualiteit van Brussel weerspiegelt zich ook ten huize Karskens. "Mijn vrouw is geboren in Elsene en opgegroeid in Bosvoorde. Zij is tweetalig, maar het Nederlands erin pompen bij de kids is niet simpel. Bij Ethel, die vijftien is, werkt het een beetje. Bij Sarah, zeven, en Thomas, elf, wil het niet echt lukken. Dat vind ik wel een beetje spijtig. Ik schrijf boeken in het Nederlands, het zou me plezieren dat ze er later eentje konden lezen. Ikzelf ken ook wel een beetje Frans, maar voor een Nederlander is en blijft het een uiterst moeilijke taal. Voor de rest tracht ik overal en altijd Nederlands te spreken, maar ik ben er met de jaren toch wat soepeler in geworden."
"Toen we hier zijn komen wonen, heb ik de buren uitgenodigd. Onder hen verschillende verfranste Vlamingen die best wel Nederlands konden spreken, maar het nooit deden. Sommigen wisten het zelfs niet van elkaar, ik heb bij wijze van spreken de stok in het hoenderhok gegooid. Nu spreekt de helft van de straat Nederlands met mij en dat vind ik best oké. Ik hou ook van goed nabuurschap en daarom gebeurt het al eens dat ik mijn kennissen uit de buurt thuis uitnodig om echte Nederlandse erwtensoep te eten, snert. Maar je wordt weinig terug gevraagd. Het afstandelijke zit er toch in, de Brusselaar blijft blijkbaar liever achter zijn eigen gordijn. Heel anders dan in Nederland."
Van chaos naar rust
Vooraleer naar Bosvoorde te komen, hebben Karskens en zijn vrouw zeven jaar lang in Sint-Joost geleefd. In de Warmoesstraat. "Daar woonden we zeer groot. Veel groter dan hier, want dit is slechts een werkmanshuisje. Maar de buurt was helemaal verloederd. Dat dezelfde burgemeester zo lang aan de macht was geweest, was met de jaren funest uitgedraaid voor de gemeente. Een stap buiten de deur zetten was gewoon niet prettig. Die Warmoesstraat moet vroeger mooi geweest zijn - het huis tegenover dat van ons was ooit dat van de burgemeester, dat naast ons van de maîtresse van Leopold I -, maar daarvan was nog amper iets te merken. Veel armoede, je had de Turken en Koerden die slecht overeenkwamen, Marokkaanse schoffies. Verkeersoverlast ook, door de kantoorgebouwen in de buurt. Merkwaardig: er was slechts één straat verkeersluw, de straat waar Cudell woonde. Het was weliswaar een socialist, maar een socialist die blijkbaar veel aan zichzelf dacht. Neen, aangenaam was het niet. Ik zou Ethel daar nooit de straat hebben durven opsturen met een Israëlisch T-shirtje aan, snap je?"
"Neen, geef mij maar Bosvoorde: net, keurige mensen, veel groen, gezegend met een rust die heel belangrijk is voor mij, gezien de dingen waarmee ik in mijn beroep word geconfronteerd. De spanning, het gevaar van de oorlog compenseer ik totaal door een bijna burgerlijk bestaan hier in Bosvoorde. De avondkrant lezen en vervolgens vroeg onder de wol, koken, schrijven, de kinderen van school afhalen. Een minpuntje is dat gedoe van een fout volkje met pitbulls, maar voor de rest heb ik bitter weinig reden tot klagen. Die muziekacademie bijvoorbeeld waar de kinderen terechtkunnen: fantastisch. Privéles, door heel gemotiveerde leraars, voor een schijntje. In Nederland zijn ze ontzettend jaloers op zulke gemeentelijke initiatieven, daar betaalt een mens zich blauw voor zoiets."
"Als ik Ethel, Thomas en Sarah van school ga afhalen, dan wip ik geregeld eerst even binnen in het zwembad daar vlak naast. Ik heb een abonnement, maar ik hoef het hooit te laten zien, want iedereen kent je. Een beetje het dorpsgevoel dat ik, zelf komende van het platteland, ten zeerste apprecieer. De stad is weliswaar groot, de gezelligheid ligt toch op dat kleine niveau. Nog een favoriete bezigheid: lopen. Telkens hetzelfde parcours: de Kapucijnendreef van Jezus-Eik naar Tervuren en terug. Zeven kilometer, vervelen doet het nooit. Zalig; die bomen zijn naar elkaar toegegroeid, het is net alsof je door de zijbeuk van een kathedraal loopt. Meditatie in de natuur. Ideaal om het hoofd leeg te maken, of om ideeën uit te broeden."
"Ook het schrijven gaat hier vlot. Redactioneel werk, boeken. Op mijn nieuwste boek ben ik bijzonder fier: Geen cent spijt, over de jacht op de oorlogsmisdadiger Frans van Anraat. Hij was de gifgasleverancier van Saddam Hoessein en heeft iets van een 120.000 slachtoffers op zijn geweten. De grootste oorlogsmisdadiger die Nederland ooit gehad heeft. Ik heb hem gevolgd vanaf 1991, en mede door mijn toedoen zit hij nu voor vijftien jaar achter de tralies. Dat zoiets heel bevredigend is voor een journalist, hoef ik je eigenlijk niet te vertellen. Het boek was voor mij ook een beetje de aanzet om een stichting op te richten voor onderzoek naar oorlogsmisdadigers die in Nederland wonen of de Nederlandse nationaliteit hebben. Het idee alleen dat die gasten binnenkort niet iedere avond rustig zullen kunnen slapen, is al een genoegdoening. De derde poot van de stichting is het helpen van Nederlanders die, in welk land ook, het slachtoffer zijn geworden van oorlogsmisdaden."
Teloorgang van de Marollen
Ons bakje koffie is leeg, tijd voor iets hartigers. Een cava, een heerlijk witte parelende wijn uit Spanje. "Carl jongen. Op het goede leven. Op het Brusselse leven." Speelt dat Brusselse leven zich vooral af in Bosvoorde, toch is Karskens goed bekend met de stad. "Ik heb onder meer een fotoreportage gemaakt over de Marollen, een soort van vierde wereld. Sociale spons voor wrakhout van de maatschappij, die eind de jaren 1980 meer en meer werd bedreigd door de oprukkende Zavel. Ik kende al die kroegen waar die sukkels altijd zaten en die de kamers erboven huurden. Er werd natuurlijk ontzettend veel gedronken, maar tegelijkertijd gaf het die mensen een vangnet, was er een aanzienlijke sociale controle."
"Voor mij was dat een heel mooie manier om Brussel te leren kennen; die mensen vonden de aandacht die ik besteedde aan hun problemen, prima. Ik was er ook die eerste zomernacht dat ze buiten sliepen uit protest tegen het kapotmaken van hun buurt; ik kende al die mensen, pastoor Van der Biest die later al mijn kinderen heeft gedoopt, heeft me nog geïntroduceerd. Uiteindelijk zijn zowat al die kroegen dichtgegaan, en veel van die stakkers zijn daardoor in een enorm sociaal isolement gevallen."
"In de stad loop ik de jongste jaren niet zoveel rond, al vind ik de Grote Markt het allermooiste plein ter wereld. Ik hou wel veel van de typisch Brusselse cafés met uitstraling. Met mooie oude interieurs, zoals de À la Mort Subite of nog de Greenwich, waar ik vroeger vaak kwam om met mijn schoonvader te schaken. We gaan ook geregeld uit eten, vaak exotisch. Ik had me tevens voorgenomen het afwerken van mijn eerste boek te fêteren in de Comme Chez Soi. Nu heb ik mijn zesde af en het is er nog altijd niet van gekomen. Ik heb al wel gebeld, maar je moet je drie maanden van tevoren reserveren en door de aard van mijn beroep weet ik met de beste wil van de wereld niet waar ik over drie maanden ben."
Ouderenraad
Arnold Karskens is dan wel gecharmeerd door het kosmopolitische Brussel, toch is hij allerminst blind voor de problemen. "Dat heeft volgens mij toch een beetje te maken met het beleid. Je kunt niet iedereen op elkaar kletsen en denken dat het automatisch iets leuks wordt. Neen, daar moet hard aan gewerkt worden, niet denken dat het goed is zolang ze niet op straat komen om de boel in brand te steken. Je moet ook je verantwoordelijkheid durven te nemen, en het is zeer de vraag of dat ook gebeurt. Misschien wel dat er wat meer aan gedaan zou worden als je al die politici die het allemaal 'wel oké' vinden, in Sint-Joost of pakweg in Molenbeek zouden gaan wonen. Het is ook iets wat ik in Nederland zie: wie de oplossing meent te hebben, woont vaak in andere buurten. Te behoudend zijn is niet goed, te tolerant zijn evenmin; je moet naar een evenwicht zoeken."
"Brussel is een lab, maar dan moet je wel experimenteren. Af en toe een gokje wagen, en dat gebeurt te weinig. Ik ken de Nederlandse situatie, in Amsterdam, en daar wordt toch wel meer gedaan in de achterstandsbuurten. Niet dat het daar altijd beter is, absoluut niet, maar er wordt wel meer geld voor vrijgemaakt."
"Alleen al het autoluw maken van bepaalde straten zou het wooncomfort ontzettend verbeteren, het bevechten van leegstand door speculatie eveneens. Maar daar heb je natuurlijk mensen voor nodig die aan de boom durven te schudden. En daarin is België toch iets behoudender dan Nederland. Maar het heeft ook wel zijn charme. Je hoort me niet klagen: ik hou van Brussel, het is mijn thuis. Ik zit dikwijls in gebieden waar het allemaal heel slecht loopt, en daarbij vergeleken is deze stad al snel een klein paradijs."
Een interessant idee volgens Karskens om de dingen beter in de hand te houden, is ouderenraden in het leven roepen. "Ik ken de Arabische wereld erg goed. Daar worden veel conflicten opgelost met sjoera's, raadplegingen van ouderen en stamoudsten. In die culturen wordt ouderdom echt gerespecteerd. Het is mijn ervaring dat in dat soort landen meer belang wordt gehecht aan het besluit van de ouderenraad dan dat van het gemeentebestuur. Ik geloof dat het an sich ook model zou kunnen staan voor Amsterdam of Brussel: de gekozenen van politieke partijen laten bijstaan door zo'n ouderenraad, allemaal mensen van boven de vijftig. Het zou een oplossing kunnen zijn om de problemen in achterstandswijken aan te pakken. Veel van die jongeren die het daar weleens bont maken, hebben meer respect voor de senioren dan voor een agent van hun leeftijd, die zegt: 'Dat mag je wel, dat mag je niet.' Oudere mensen hebben daarbovenop dikwijls meer visie dan een of andere snaak die het toevallig goed kan vinden met een belangrijk iemand uit de politiek en bij verkiezingen naar voren wordt geschoven."
"Hoe je het ook draait of keert, een immigrant blijft een immigrant. En zo moet je jezelf ook opstellen. Als ik bijvoorbeeld naar Afghanistan ga, dan kleed ik me als een Afghaan en die mensen waarderen dat. Ik eis dan ook van mensen die in Brussel een leven zoeken, dat ze zich een beetje aanpassen. Ik ben voor een boerkaverbod, en hoofddoekjes zie ik hier liever ook niet. Als ze in Kaboel anders rondlopen dan hier, dan moeten wij dat ook respecteren. Het is de enige manier om de diversiteit van culturen in de wereld te behouden."
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.